[Christiaan Weijts, brief aan Centrale Verwerking Openbaar Ministerie]
‘s-Gravenhage, 21 april 2011
Centrale Verwerking Openbaar Ministerie
Unit Mulder
Postbus 50000
3500 MJ Utrecht
Betreft: bezwaarschrift
Zaaknrs.: 1450318/1406484
Geachte heer, mevrouw,
Langs deze weg teken ik bezwaar aan tegen de mij opgelegde sancties in de twee zaken met bovenvermelde zaaknummers.
Omdat ik vermoed dat u veel bezwaarschriften ontvangt, houd ik mijn bezwaar zo beknopt mogelijk. Mijn bezwaar richt zich op de volgende punten:
1) De overtreding. Dit zou ‘hoekparkeren’ (binnen vijf meter van een kruispunt) betreffen, maar mijn voertuig stond alleen met de achterkant, met de achterwielen iets over het witte vlak.
2) De omstandigheden. Ik parkeerde hier op 26 februari in de ochtend, nadat ik met spoed naar de huisartsenpost bij het Bronovo Ziekenhuis ben geweest. De dienstdoende arts zal dit zonodig bevestigen. Ik kwam daar met een zware keelontsteking, kreeg een antibioticakuur voorgeschreven die ik daar ophaalde.
Stelt u zich dit heel precies voor: de koorts, de keelpijn, het duizelig worden
Ik weet dat u veel bezwaarschriften krijgt, toch vraag ik u het zich heel precies voor te stellen: ik rijd terug, en voel mij ineens nog zieker dan bij vertrek. Ik blijk
41 graden koorts te hebben. Stelt u zich dit heel precies voor: de koorts, de keelpijn, het duizelig worden. Met het laatste van mijn krachten rijd ik naar huis. Bij thuiskomst waren, als vaak, alle parkeerplaatsen bezet.
Op dat moment – en het is van belang dat u deze afweging begrijpt – heb ik ervoor gekozen om mijn auto daar op de hoek Fahrenheitstraat-Copernicuslaan neer te zetten, in de overtuiging dat dit veiliger zou zijn dan in deze toestand door te rijden. De veiligheid van andere weggebruikers en die van mijzelf stelde ik dus boven de eventuele geringe hinder die mijn voertuig op die plaats mogelijk zou kunnen veroorzaken. Daarbij hield ik er rekening mee dat op die plaats vaker tijdelijk geparkeerd wordt. Zodra ik mij beter zou voelen, zo redeneerde ik, zal ik de auto op een meer passende locatie parkeren.
De dagen die volgden heb ik echter in bed moeten doorbrengen. Daarom had ik ook geen gelegenheid de auto te verplaatsen, zoals ik voornemens was te doen. Ook mijn vriendin kon dit niet doen, aangezien zij geen auto rijdt.
3) De strafbaarheid. Ik ben voor deze vermeende overtreding twee keer beboet, eenmaal in de avond van 26 februari en andermaal op 28 februari in de ochtend. Zelfs wanneer u zou oordelen dat mijn onder 2 genoemde bezwaar ongegrond zou zijn, zou u toch moeten besluiten om tenminste één van de twee sancties kwijt te schelden danwel te seponeren. Het dubbel beboeten is immers in strijd met het ne bis idem-beginsel, dat iemand slechts één keer voor één feit gestraft kan worden (artikel 14 zevende lid ivbpr, en artikel 4 Zevende Aanvullend Protocol evrm).
Dit alles in overweging nemend, zou ik het zeer redelijk en lovenswaardig van u vinden wanneer u de bereidheid zou hebben bovengenoemde zaken te seponeren.
Uiteraard ben ik graag tot een nadere toelichting bereid.
Met de meeste hoogachting,
Christiaan Weijts