Cola Debrot
Brief aan Simon Carmiggelt over de papoea’s
Beste Simon,
Van Jan en Els M. hoorde ik dat je bijzondere belangstelling had voor de mensen van Nw. Guinea, d.w.z. vroeger Nederlands Nw. Guinea, tegenwoordig West Irian. Je had hem zelfs gevraagd, als ik goed begrepen heb, of ik mogelijk ook bepaalde ervaringen had met leden van deze stammen. Welnu. Mijn persoonlijke ervaringen zijn heel beperkt, zij bepalen zich in hoofdzaak tot ontmoetingen met enkele leden van de Nederlandse en Indonesische delegatie die ik indertijd, ik meen in 1960, tijdens het zgn. Nw. Guinea-conflict, het conflict van Luns, in New York heb meegemaakt. Het meest, wat ik van deze mensen weet, heb ik uit lectuur van anthropologen of anthropologisch georiënteerde auteurs en van verhalen van mariniers en vooral vlootpredikanten die in Nw. Guinea gestationeerd zijn geweest. Het zijn inderdaad op het eerste gezicht nogal buitenissige personen, niet aangepaste personen, maar wat zijn zij bij nader inzien, deze schamele figuren met hun geëlaboreerde peniskokers?
Voor wat de lectuur betreft denk ik in de eerste plaats aan het prachtige boek van Fokke Sierksma, sedert de zomer van dit jaar hoogleraar in Leiden. Het boek heet ‘Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ en behandelt in hoofdzaak reacties van de zgn. primitieve volken op hun aanraking met de Europeanen, cq. Amerikanen. Zij zijn vaak tragisch uitgevallen, deze reacties, zoals bij de Indianen waar de gebeurtenissen altijd opnieuw weer uitlopen op variaties van Wounded Knee. Knie-blessures, het is om je te bescheuren! De reacties van de Papoea’s zijn op het eerste gezicht van geheel andere aard, zij werken onwillekeurig op de lachspieren, al zijn ze, dat moeten we tenminste aannemen, niet als zodanig bedoeld. Sierksma
behandelt vooral het geval van de zgn. razernij, die zich in het Vailala-Dal heeft voorgedaan. De Vailala-razernij, zoals zij kortheidshalve wordt genoemd, heeft zich in een viertal fazen afgespeeld.
1. De fase van de sociale ontreddering door een economische crisis, inflatie zou men tegenwoordig zeggen. Sierksma schrijft: ‘Een van de dingen, die hij (de papoea C.D.) helemaal niet begreep, was de grillige stijging en daling van de lonen. Dat er een wereldmarkt voor copra bestond, waar de prijzen vielen en stegen, wist en begreep hij niet. Hij stond slechts voor het raadsel dat men plotseling zo weinig kreeg dat men niet meer de dingen kon kopen die men een poos geleden wel kon kopen. Dat was voor hem een pijnlijk gemis, want hij begeerde de schatten van de blanke man met hart en ziel. Hoewel de Papoea de blanke haatte om diens minachting voor en behandeling van de zwarte man, was hij fel begerig naar al de kostbaarheden die telkens weer als uit het niets door schepen werden aangevoerd en die de blanken ‘cargo’ noemden.’
2. De fase van de razernij. Sierksma schrijft: ‘ook voor de Papoea’s zelf was het meest opvallende kenmerk van de beweging de uitzinnigheid, de extase. In het neo-melanesisch sprak men van ‘belly don’t know’ of ‘head-he-go-round’ en een van de namen voor de aanhangers van de beweging was dan ook ‘head-he-go-round-men’. Mannen, vrouwen en zelfs kinderen raakten als vanzelf in de ban van de epidemie.’ Volgt beschrijving van de uitzinnige dansen.
3. De fase van de imitatie. Zij bootsen de blanken na. Sierksma schrijft: ‘rondlopend met een plechtstatig gezicht en een boek in de hand, waanden zij zich de gelijken van de blanken. Overal bouwden zij platforms en richtten zij vlaggemasten op, om op die wijze op hun dorpen het stempel der blanke superioriteit te drukken. Dezelfde bedoelingen hadden hun plechtigheden, waarbij zij aan – in hun oude cultuur uiteraard volmaakt onbekende – lange houten tafels zaten, en in ieder opzicht een diner van de blanke man imiteerden tot en met de vaasjes met bloemen op de tafels… De combinatie van wonder en blanke werkelijkheid is wel het duidelijkst in de radio-masten die dienden voor het opvangen van berichten uit het onzienlijke’ – Berichten omtrent de op komst zijnde cargo.
4. De fase van de deceptie. De komst van de cargo blijft uit. De geschiedenis begint van voren af aan. Just a sad story – Ik zou je de lectuur van Sierksma bijzonder willen aanbevelen, ook om de inhoud van de andere hoofdstukken. Van de marineverhalen zijn mij slechts enkele met enige duidelijkheid bijgebleven. Ik zal mij bepalen tot het ene verhaal dat ik van de vlootpredikant S. heb gehoord. Het kwam hierop neer. De predikant had zich op zekere dag ergens bij de Wisselmeren geroepen gevoeld een theologische uiteenzetting te geven tijdens een bijeenkomst van enkele stamhoofden. Mogelijk als een poging tot bekering, mogelijk ook alleen maar als een van de onderwerpen van gesprek, topics of conversation, waarmee missionarissen en zendelingen nu eenmaal het meest vertrouwd zijn. De hoofden luisterden met aandacht naar de uiteenzetting en lieten op geen enkele wijze merken dat zij de dogma’s ongeloofwaardig vonden, wat op zichzelf reeds enige verwondering wekte, want zo vanzelfsprekend zijn deze dogma’s nu ook weer niet. Ik denk dan weer aan de ongelukkige Indianen die hun hinderlijke vragen niet voor zich konden houden en zich daarmee soms ook de grootste moeilijkheden op de hals haalden. Niets van dit heidens onbegrip bij de Papoea’s. Zij luisterden toe met de grootste aandacht. Nadat de predikant was uitgesproken, staken zij de hoofden bij elkaar, overlegden en kwamen al spoedig tot een conclusie. Het oudste stamhoofd trad naar voren, keek de predikant vrijmoedig aan en wees vervolgens naar de plek waar deze, ware hij een papoea geweest, de zorgvuldig geperfectioneerde peniskoker zou hebben gedragen. Tenslotte maakte het stamhoofd de geste waarmee men navraag doet naar lengte, breedte en zo nodig nog andere afmetingen van bepaalde voorwerpen of organen. Aangetekend zij dat de predikant ook naar Europese maatstaven flink uit de kluiten gewassen was.
Ontmoetingen in Neuw York. Ik herinner mij vooral de drie papoea’s in de nederlandse delegatie en wel voornamelijk met de bijnamen die hun weldra waren toegekend: de ‘hollander’, omdat hij hollands sprak, waarschijnlijk opgedaan bij instanties van het Binnenlands Bestuur; de ‘amerikaan’, omdat hij zich het makkelijkst in het engels uitdrukte, opgedaan bij de intendance van de amerikaanse mariniers; en tenslotte de ‘basis-geleerde’, omdat hij zich voornamelijk van een van de basis-talen
van zijn land of alleen maar van mimiek en gebaren bediende. Zij werden alle drie bij hun gangen in de grote stad gewoonlijk vergezeld door een vertegenwoordiger van Buitenlandse Zaken die tot algemeen vermaak van delegatieleden en functionarissen van de Verenigde Naties ‘watch-dog’ werd genoemd, nadat Soebandrio hem in een van zijn interventies met deze pet-name, Kosename, zeggen de duitsers, had begiftigd. Zij waren alle drie, ieder op geheel eigen wijze, bijzonder zakelijk. De ‘hollander’ had onmiddellijk door, ook zonder veeljarige diplomatieke dienst in de wereldsteden, dat de grote diplomaat Luns een opvallend stuntelige indruk maakte. ‘Wat denkt u ervan?’, vroeg hij, de hese stem van Luns nabootsend, ‘dat belooft niet veel goeds’. Hij had de zaak door, of op z’n haags, hij had de zaak deur-en-deur. De ‘amerikaan’ informeerde hoofdzakelijk naar in- en uitvoerrechten, alsmede naar de vrijdom daarvan, die de delegatie-leden volgens hem genoten, en wel in verband met artikelen die hij zich voornam aan te schaffen en die volgens hem na de souvereiniteitsoverdracht aanzienlijk in waarde zouden stijgen. Tijdens de oorlogshandelingen in de Pacific zou hij, volgens mededelingen van de zijde van de Indonesische delegatie, exorbitante winsten hebben gemaakt. ‘Live and let live’ en ‘time is money’ behoorden tot de spreuken waarmee hij zich verontschuldigde voor zijn afwezigheid op vergaderingen die hij, als ik het wel heb, al spoedig aan zijn laars lapte. – De basisgeleerde kon, zoals gezegd, slechts communiceren door middel van mimiek en gebaren maar daarin had hij dan ook een grote mate van raffinement bereikt. Als hij zijn instemming wilde betuigen, met een persoon, een zaak of een bepaalde beleidslijn, zette hij grote ogen op al wapperwuivend met de ene hand alsof hij een voorbijganger groette, hetgeen vaak aanleiding gaf tot misverstand, want in de wandelgangen van het hoofdkwartier van de V.N. ontbrak het niet aan voorbijgangers. Als hij van zijn afkeuring wilde doen blijken, schoot hij in de lach en sloeg zich daarbij herhaaldelijk tegen de knieën. Van het hollands kende hij vrijwel uitsluitend enkele meer of minder forse schuttingwoorden waarvan aard en strekking hem, als ik het wel heb, voor een groot deel ontgingen. Ik liet mij graag tot een gedachtenwisseling met hem verleiden, maar bepaalde mij daarbij voornamelijk tot het noemen van namen,
Jan Meyer, indertijd Directeur Internationale Organisaties van Buitenlandse Zaken: grote ogen, wapperwuiven, Watchdog, wiens naam en functie hier niet zullen worden onthuld: wederom grote ogen en wapperwuiven. Soebandrio, destijds Indonesisch Minister van Buitenlandse Zaken, op het hoogtepunt zijner glorie: lach, driemaal kloppen op de knieën. Luns: lach en viermaal kloppen op de knieën. Op het trefwoord Foster Dulles reageerde hij met een van zijn meest gematigde schuttingwoorden, ‘loelgannes’, lulhannes?, een van die uitdrukkingen waarvan de intentie zich nauwelijks laat formuleren.
ik zou met de volgende samenvatting willen besluiten. De papoea’s maken in de eerste plaats een bizonder zakelijke indruk en vertonen derhalve veel verwantschap met de Amerikaanse business-man, zij het ook met een minder uitgesproken broad-smile, say cheese, of in het algemeen met dignitarissen of industriëlen zoals zij door Carel Willink worden geconterfeit. Zie met name het boek van Walter Kramer over werk en leven van de schilder ter gelegenheid van diens overzichtstentoonstelling anno 1973. De zakelijke houding van de papoea’s kan inderdaad soms ongewoon bizar aandoen wanneer de gebeurtenissen zich in voor hen niet vertrouwde situaties afspelen. Ik meen dan ook dat Sierksma de breuklijnen van dit gebarsten cultuurpatroon op uitnemende wijze in kaart heeft gebracht.
Beste Simon, als het in je bedoeling ligt opvattingen over de papoea te publiceren, zou ik je nogmaals naar het betoog van Sierksma moeten verwijzen, maar tegelijk ook naar de portrettengalerij van Carel Willink. Ik hoef er nauwelijks de nadruk op te leggen. Men kan zich maar half voorstellen hoe bizar zijn portretten tezijnertijd zullen aandoen, deze conterfeitsels van ambtsdragers en bedrijfsleiders, kortom de bollebozen, heus bij lange na niet allen bar-en-bozen, die in zulk een belangrijke mate, gewild of ongewild, hebben bijgedragen tot de cargo-cultus van de westmelanesiërs met hun goedlachsheid-door-dik-en-dun terecht of ten onrechte aangezien voor welgemutstheid in een zo weinig welgemutste wereld.
Wees nogmaals van harte bedankt voor de momenten van plezier en, waarom ook niet?, van welgemutstheid die je mij geregeld met je cur-
siefjes bezorgt. Weg met de Konkelaars!, leve de Kronkelaars! Het verschil ligt vaak, het wordt hier voor de zoveelste maal herhaald, alleen maar in een enkele letter of een enkele minuscule komma.
Hartelijke groeten voor jullie beiden, ook van E.
totus tuus
Cola D.
Laren n-h 17-9-74