Daar gaat mijn vlees
door Leo Vroman
We hebben het lijf van onze Geraldine met andere kinderen zien rondspringen. Het deed dat op een geopenbaarde dansles in een lichtblauwe leotard. De lange doch stevige leidster vatte haar eigen bast nogal zakelijk op. We hebben de trekkingen der aanhangsels van buitenaf doorgewerkt, zei ze, of zo iets; nu slaan we ons door het krimpen van binnen uit, en ze wees op allerlei plaatsen en richtingen die mij bij haar nog vreemd voorkwamen ook. Ze nam een japans meisje uit de rangen en liet het naast haar eigen volledige gestalte voortbewegen. Het had blauwzwart haar; de tegels van de wanden waren mat geel; het had zwarte ogen; de vloer was wijnrood; het bewoog helemaal vanzelf. Ons magere kind kon ook van allerlei, ditmaal zonder dat al haar ellebogen in elkander bleven haken. Een japanse dame improviseerde er muziek bij. Alle kinderen zakten ineen waarbij, volgens aanwijzingen, de lucht met ellendig gesteun uit de vermoedelijk zeer roze longetjes geperst werd; daar kromden en strekten ze zich, alsof de Bom toch nog ten dele gemist had. Tineke keek mij zo nu en dan aan geloof ik. Aan het eind van de les werden alle kinderen op een rij tegen de verste wand gezet, en moesten om beurten op hun eigen gasten afstormen, daarbij naar keuze Hermes of Iris voorstellend, en eindigend met een groet. De meesten wisten, rondcirkelend, een vrij grote snelheid te bereiken. Geraldine, toen alle anderen reeds geland waren, was dus de laatste. Zij zette af; als een met de
z.g. rijgsteek voor tijdelijk genaaid hakenkruis wentelde ze door het verbaasde luchtruim en daalde opgewonden doch verstrooid voor ons neer.
Dit was een klas voor moderne dans. Peggy Ann, die in alles behalve het aantal benen van haar zuster verschilt, is in een klassieke dansklas, waar het scharrelen in posities is verdeeld en waarachtig nog sierlijk kan wezen ook. Ze werd verleden week negen en had dan ook negen meisjes en twee jongetjes uitgenodigd. Iedereen kwam, en ze had dus soms bijzonder lange wimpers van verlegenheid, en speciale wangetjes van opwinding. Gedurende min of meer door Tineke geordende spelletjes begonnen de gestaltetjes plotseling elkaar de pols te voelen. Het bleek dat de patiënten dan iets moesten zeggen en als de pols zich versnelde moest dat dan een leugen geweest zijn. Min of meer tegelijk werd er een spagetti maaltijd gegeten op talloze manieren: bijzonder ernstig door een negermeisje, vanuit grote hoogte door een half-japans jongetjesmens. Dit is een goed vriendje van Peg, en toen ze wist dat hij zou komen moest ze onmiddellijk alle comic books in een koffer pakken die onder haar bed werd gezet, anders zou ze geen medekind aan hem hebben. Hij moest het dan ook gedurende de partij met de encyclopedie stellen. Na afloop stond hij even in de gang terwijl een vriendje zijn pols poogde en zei dat het waar was; nee ik loog zei het knaapje verbaasd, ik heb Peggy lief. Mijn kind! Dat heeft hij lief. Ach ach wat is het soms plezierig om vlees te hebben. Achter mij zei intussen een meisje: zeg dat je een stommerik bent. Ander stemmetje: ik ben een stommerik. Eerste stemmetje: o, je pols ging sneller, je moet wel slim zijn.
Geraldine, die als zodanig tien is, ging verleden week met haar klas naar Ben Hur. Bah riep ze thuisgekomen. Ze wilde niets eten waar tomatensaus of andere rode nattigheid bij moest. Gisteren daarentegen
was ze naar Hamlet; een stuk beter, zei ze, massa’s dooien maar geen druppel bloed, but that Ophelia, she’s real nuts when she is crazy. Het is vreemd, die kinderen van ons. Aan niets laten ze merken dat ze geen kinderen zijn, maar langdurige gebeurtenissen. Soms kan ik ze duidelijk zien praten; sterker nog, ik zag ze vanavond aan tafel zitten, in omlaagkomend lamplicht, en hun beschaduwde irissen keken voor zich uit. Van beide was de door wasem geopende mond ontspannen, de borstjesloze borst iets vlugger op en neer gaand dan bij mijzelf, voorlopig. Ernstig verbrandden zij hun suiker of resorbeerden het in hun stevige donkere niertjes. Daar zaten ze, onherroepelijk geboren en nog eventjes niet dood, terwijl het buiten toch al donker aan het worden is. Nu is de tafel al weer leeg. Buiten op de grote gebouwen weerkaatst een blokje lucht in ieder raam, grijsblauw, blauwgrijs, oranjegrijs, als een onhandelbare statistiek van de dag. Ik heb mijn vingers op mijn schrijfmachine. Ik heb een bureau. Ik heb een vrouw. Ik heb twee kinderen. Ik heb geluk. Ik heb slaap. Wel te rusten.
New York, 22 maart 1961.