Dagboeknotities
C. Buddingh’
1-10
In vijf maanden niet in dit cahier geschreven. Oorzaken: diverse. In de eerste plaats de bekende overstelpende drukte: poëzielexicon afmaken, roman vertalen, toneelstuk vertalen, aan Bazip Zeekok werken (dat lekker op schiet). Daarnaast – en dat heeft stellig een heel belangrijke rol gespeeld – de afschuw die iemand (mij althans) periodiek overvalt wanneer hij zichzelf daar in zijn kamertje ziet zitten, pulkend en plukkend en morrelend aan zijn ikje, ook al probeert hij dat ikje er niet belangrijker uit te doen zien dan het is. (Zo lees ik ook nooit meer over wat er van me in druk verschijnt, boekbesprekingen noch gedichten, tenzij deze laatste even vluchtig om te zien of er drukfouten in staan). ((Daar ben je dan toch wel weer gevoelig voor. Jaja)). Maar goed, volgens Geert van Oorschot hebben zeker vijfentwintig Tiradeabonnees gereclameerd toen dit dagboek er een maand niet in stond en hem min of meer nijdig gevraagd of hij nu met mij ook al ruzie had gemaakt. Ik heb lezers verworven, schijnt het – en dat legt, net als grootvaders (zie Deze kant boven, p.9), grootmoeders, vrouw, kinderen, kleinkinderen, belasting-ambtenaren, etc. etc. verplichtingen op. De Calvinist die zich ergens in mijn merg nog altijd staande houdt is van oordeel dat je verantwoordelijk bent voor wat je doet en ook mijn schrijfhandje moet hem daarin gelijk geven. Dus heb ik mijn vulpen maar weer eens gevuld (poëzie schrijf ik wel met een balpen, maar dit dagboek altijd met gewone inkt) en hier zit ik dan weer, na Tsjecho-slowakije, na een geweldige Engelse vakantie, na Nürnberg-Ajax, na de dood van Halbo Kool, Frans Babylon en Anton van Duinkerken. Eens een schrijver, altijd een schrijver, en als de postbode ook na twee keer bellen geen gehoor krijgt, stopt hij wel een kattebelletje in de bus dat je de brief of het pakje op het postkantoor kunt komen afhalen.
Vorige week zaterdag, na de Lucebert-opening bij Bint, mooi verhaal van Toon W. Hij had last van zijn voeten, was naar de dokter geweest en die had hem doorgestuurd – voor steunzolen – naar een orthopedisch atelier. Terwijl de eigenaar daarvan bezig was een gipsafdruk van zijn voet te maken, meende Toon toch een soort conversatie te moeten voeren en zei: ‘Wat vindt u daar nu zo van?’ De man: ‘Ach ja, meneer, ik plaats natuurlijk ook liever een prothese
van de heup tot aan de voet.’ Ik heb het al vaker gezegd en ik zal het blijven zeggen: er is geen maatschappelijke groep waarvoor men zo op zijn hoede moet zijn als de middenstand.
Een ander verhaal, gehoord van Gerard Walschap, die ik ontmoette in een studio van de Vlaamse tv. Een of andere Vlaamse schrijfster van boerenromans (de naam is me helaas ontschoten) liet haar stoere helden altijd graag sigaren roken, ze konden niet op hun erf staan of ze hadden een ferme bolknak tussen de verweerde lippen. Op een keer had ze het boerengenre voor het historische verwisseld, maar natuurlijk niet zò, of er kwam hier en daar nog wel een flinke zoon van de aarde in voor. Ze besefte echter wel, dat er in de middeleeuwen nog geen sigaren bestonden, wat duidelijk een probleem voor haar scheen te vormen. Ze loste het evenwel tot haar grote tevredenheid aldus op: ‘De boer stond op zijn erf, met een soort van sigaar in zijn mond.’
Voortreffelijke opmerking van Henk, n.a.v. de gedichten die me eensklaps als een hagelbui overvielen en waarover hij – terecht – niet zo erg geestdriftig was (er is dan ook niet zo bijster veel van overgebleven, maar misschien toch nog te veel): Als je weer met een nieuwe serie verzen begint, moet je eerst even choken.
Woordspelingen: Een graaf met spit. Deze is wel aardig, omdat de ‘pun’ berust op de nevenbetekenis van de woorden en niet op de hoofdbetekenis. Cf. Auden in The Dyer’s Hand (p. 380) over deze regels van Byron (uit Don Juan)
Auden tekent hierbij aan: ‘If all books were bound in black, the couplet would not be funny.’ Ik geloof dat in elke goede woordspeling die nevenbetekenis een belangrijke rol moet spelen; zo vind ik Hood’s: For though distress had cut him up / It could nor cut him down’ (over een man die zich van ellende heeft opgehangen) geslaagder dan Lamb’s (tegen een man die hij op straat tegenkwam met een haas in zijn hand): ‘Is that your own hare, sir, or a wig?’
Griezelverhalen en griezelfilms werken alleen dank zij de in de geest van de lezer (kijker) aanwezige fobieën – vandaar ook dat mensen om zeer verschillende zaken griezelen kunnen. Dracula of aanverwante verhalen doen mij bijv. niets, noch op de pagina, noch op het filmdoek. Maar een televisiebeeld
van glazenwassers bezig voor de hoogste verdiepingen van het Empire State Building (en het hoeven niet eens de hoogste te zijn), dat brengt het klamme zweet op mijn voorhoofd.
In mijn agenda zie ik onder allerlei notities tussen aanhalingstekens (het moet dus door een ander gezegd zijn) staan: ‘Om het regelmatig schrijven van poëzie te overleven heeft een mens een ijzeren gestel nodig.’ Van wie kan ik dat hebben gehoord? Het lijkt me iets voor Theo Sontrop.
‘Der totalitäre Anspruch der jeder Philosophie innewohnt.’ (Ernst Robert Curtius). Dat zijn van die dingen, waar je zelf op had willen komen.
Wat zou de vrijheid mooi zijn, als ze verdedigt werd door de juiste mensen.
Een mooi voorbeeld van ‘battologie door rijmdwang’ in de tweede regel van dit distichon van Jacob Winkler Prins (uit: Ontzie, Ontzie!):
Overigens was Winkler Prins geen slecht dichter, en stellig beter dan Kloos of Van Eeden bijv. Maar anderzijds lang geen Adwaita (met wie hij soms wat gemeen heeft).
2-10
Bijna iedere keer als er een ongure kop op het tv-scherm verschijnt, blijkt het een politicus te zijn.
Het regent, regent, regent maar door. Hinderlijk als je ergens heen moet, maar verder niet ongezellig. Als ik kiezen moest: wonen in een land waar altijd de zon schijnt, of een land waar het altijd regent, zou ik geloof ik het laatste kiezen. Terwijl ik vroeger toch dagen in de zon kon liggen en ik me, juist op snikhete zomerdagen, heel prettig en behaaglijk voel. Desondanks: liever de Hebriden dan Formentera.
12-10
Begint Oscar Timmers nu steeds meer op Frank Zappa te lijken, of Frank Zappa op Oscar Timmers?
17-10
Men kan beter aan de heidenen overgeleverd zijn dan aan de gelovigen.