De tweede helft van een geheel
Lodewijk Henri Wiener
De tijd verstrijkt.
Er is een jaar voorbijgegaan en ik weet niet of wat er gebeurd is, veel is of weinig.
Ik ben eindelijk getrouwd; met Knoek, na vijf jaar vallen en opstaan. Mijn roman Zwarte Vrijdag is uit de handel genomen. Ik ben voor de zoveelste keer voor het gerecht geroepen om mededelingen te doen in verband met de processen die zijn aangespannen tegen mij en mijn verhaal. Jansen. De Welshmen hebben Under Milkwood gespeeld. Ik ben veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van f 3000,-.
Ik heb maar geen brief geschreven naar het British Museum om Dylan Thomas’ werk uit zijn lege huis te laten weghalen en ik ben ook niet meer naar Wales teruggekeerd, hoewel ik het beloofd had aan Ralph Tucker en aan Emrys Jones. Ponchinelli is wel teruggegaan. Tweemaal zelfs. Ze zei dat ze het Boathouse ging kopen om het intakt te houden en het in te richten als een gedenkplaats voor de dichter. Ze had erover zitten nadenken, zei ze, en een uitvoerbaar plan ontworpen. Eerst een rijke Amerikaan vinden die het huis zolang voor haar kocht. Voor die Amerikanen betekent een paar duizend gulden niets. Er zullen trouwens genoeg gegadigden zijn, want Dylan Thomas is buitengewoon populair in de V.S. Of wisten jullie dat niet. Hij heeft er aan tientallen universiteiten lezingen gehouden. Ik schrijf alle instellingen waarmee hij iets te maken heeft gehad een brief. Dat geld heb ik zo bij elkaar. En als het huis dan gekocht is, gaan er Dylan Thomasliefhebbers wonen, als konservators, steeds voor een week bijvoorbeeld; tegen een huur van f 125,-, of f 250, voor twee weken enzovoort. Ik krijg dat huis het gehele jaar doorlopend vol en met het huurgeld onderhoud ik het en betaal ik de Amerikaan te-
rug. Hij hoeft alleen maar even voor te schieten.
En al raadde ik het haar af, omdat ik de mensen wel ken en weet dat idealisten nooit geld hebben en al smakte Lou van ergernis over zoveel verspilde energie, in Ponchinelli’s hoofd waren de machines gaan draaien en zij kon ons dus niet meer verstaan. Lou vroeg wie er ooit eens iets voor haar deed. Maar zij keek in de verte, peinsde hardop dat Multatuli ook nog een monument moest hebben en reisde naar Wales om Caitlin Thomas te bezoeken en haar te vragen wat ze voor het huis wilde hebben.
Ik schrijf dit in Haarlem, in mijn kamer aan mijn bureau; achter mijn rug aan de muur hangt de poster van Dylan Thomas die mij is gegeven door Lyn Ebenezer. Voor me ligt het nummer van Tirade waarin mijn stukje: Een Buisje Alka-Seltzer is afgedrukt. Ik besef dat het gevaarlijk is een vervolg te schrijven. Het vervolg valt dikwijls tegen, maar tegelijkertijd ben ik ervan doordrongen dat dit een vervolg is dat ik móet schrijven, omdat het de tweede helft is van een geheel.
In Wales was Caitlin Thomas nergens meer te vinden; ze woonde er niet meer, ze woonde in Rome, ‘with her Italian chap’. Maar Ponchinelli zocht andere kontakten en kwam in aanraking met verscheidene mensen die veel van Dylan Thomas afwisten of hem nog persoonlijk gekend hadden. Enkelen maakten deel uit van een toneelgroep die uitsluitend Under Milkwood opvoerde, de Llaregyb-players. Er werd overleg gepleegd en besloten dat de groep naar Nederland zou komen om een voorstelling te geven. De opbrengst zou ten goede komen aan Ponchinelli’s projekt: de aankoop en restauratie van het Boathouse. Ze werd: The Dutch Lady genoemd en iedereen was opgetogen.
Men vertelde haar dat de juridiese aangelegenheden betreffende het Boathouse en Caitlin Thomas’ belangen werden behartigd door een solicitor in Londen. Zo ontmoette Ponchinelli Mr. Anthony Rubinstein van Rubinstein, Nash & Co. Gerenommeerd advocatenkantoor met veel besneden hout en oud leer. Jazeker, het Boathouse was wel te koop, maar wie bent u eigenlijk. I am the President of The Dylan Thomas Society of Holland, blufte Ponchinelli en de heer Rubinstein van Rubinstein, Nash & Co. stuiterde omhoog uit zijn stoel,
drukte haar nogmaals de hand, glimlachte geruststellend en noemde tegelijkertijd de societyprijs van £ 12.000.
Toen ze terug was van haar reis bleek ik sekretaris van de Dylan Thomas Society te zijn en R. penningmeester. Het briefpapier werd nog dezelfde week gedrukt. Eerst even die rijke Amerikaan opsnorren. Een ton betekent voor die lui helemaal niets. Je moet niet vergeten dat een dollar bijna vier gulden is. En wat is nu $ 25.000 voor een miljonair. Er verscheen in die tijd een bericht in de krant dat een de Bahama’s vertoevende Amerikaanse multimiljonair een eiland had gekocht. Daar had je hem. Jij bent de sekretaris. Schrijf een brief waarin je alles uitlegt.
Nadat het antwoord van de heer Hayward uit Nassau wat al te lang op zich had laten wachten kreeg de heer B. Dylan een brief. U heeft nu wel de naam van Dylan Thomas genomen, maar doet u nu eens iets terug, nou ja, of zoiets, maak er zelf maar wat van. Een beetje beleefd toch maar, dat is beter.
Toen het antwoord van de heer B. Dylan uit New York wat lang op zich liet wachten kregen de volgende gegoede middenstanders een aanschrijving: D. Martin, R. Burton, F. Sinatra, S. Davis Jr., J. Stewart, G. Crant en nog een paar zo. R. Burton reageerde nog wel bij monde van zijn sekretaris, maar na een kortstondige korrespondentie was het resultaat nihil.
Een beetje stroef begin al met al, dat moest ze toegeven.
– Zie er van af. Ook van die opvoering want er moet geld bij.
– Ach jongetje, je moet een beetje lef hebben. Waarom denk je dat het huis daar al die tijd heeft staan rotten? Omdat ze allemaal zo denken als jij. Eerst maak ik het met dat huis in orde en dan krijgt Multatuli een standbeeld.
– Jij krijgt je trekken nog wel eens thuis jij, smakte Lou en verliet de kamer.
– Droldrie! riep Ponchinelli hem na.
Tegen de tijd dat de voorstelling van Under Milkwood ging plaatsvinden, in augustus 1969, had Lou van de opgekropte zenuwen zijn stem verloren. Er waren ongeveer 500 stencils naar zowat alle scholen in West-Nederland verzonden, hetgeen een totale kaartver-
koop van 3 stuks had opgeleverd.
Lou had een monsterverbond gesloten met zijn eigen afkeer en zoveel mogelijk affiches verspreid in Haarlem en omgeving.
Openluchttheater
Bloemendaal
welsh acting company
geeft Engelse uitvoering van
UNDER
MILKWOOD
van
DYLAN
THOMAS
zaterdag 30 aug.
De Welshmen arriveerden en ik werd aan hen voorgesteld in het hotel waar zij waren ondergebracht. Zo leerde ik Ralph Tucker kennen, gewezen Portreeve van Laugharne en accountant te Carmarthen, die de rol van Ocky Milkman speelde en die van Mr. Pritchard.
En Emrys Jones, die geen beroep noemde maar wel dat hij zijn eigen bier brouwde en daar zeer prat op ging.
– Do you sell it as well?
– Good heavens no! I drink it all!
En Valerie Davies: Polly Garter.
En Ken Davies: Nogood Boyo en Willy Nilly postman.
En Fiona Spiers: Mrs Waldo en Mae Rose Cottage.
En Stanley Philips, de narrator.
Ik schreef een artikel in het Haarlems Dagblad waarvan de laatste twee regels luidden: ‘Een gesprek met de spelers heeft aangetoond dat het weer geen enkele invloed zal hebben op hun enthousiasme. Men mag hopen dat het publiek eender denkt.’
In de namiddag van zaterdag 30 augustus begon het rustig en heel gestadig te regenen. Lou keek omhoog naar de grauwe bewolking en heeste:
– Dit is het einde…
Hij zal zich de vraag hebben gesteld waarom een openluchttheater
niet gewoon centraal verwarmd kan zijn met vier dikke muren om het toneel heen en een solide, waterdicht dak erboven. De schemering begon in te treden en terwijl de schijnwerpers in het theater de regendruppels prachtig illumineerden belden mensen op om te informeren of de voorstelling nu werd afgelast.
– Geen sprake van! Gaat gewoon door!, klonk het dan aan de andere kant, met gierende luchtstoten. Of:
– Helemaal niet mevrouw! Kurkdroog!
Na afloop hebben de spelers gezongen onder het afdak van het restaurant, tot drie uur in de nacht. Een gedeelte van het publiek bleef erbij. Ponchinelli was in haar nopjes.
Ik besprak de opbrengst met Lou.
Deze had gedurende de hele voorstelling zitten cijferen.
Even stormde het uit zijn keel. Ik probeerde de woorden van zijn lippen te lezen en met enige moeite kon ik opmaken dat hij: – Twee duizend gulden verlies! brulde.
Onder het afdak zongen de Welshmen; iedereen was blij. Ponchinelli was het middelpunt. Er kwam een meisje naar voren.
– As this is a Dylan’s night… begon ze. En vervolgens reciteerde zij het verhaal: A Visit to Grandpa’s uit de bundel: Portrait of the Artist as a young Dog, alsof ze het voorlas.
– As this is a Dylan’s night…
Dat ging naar mijn merg.
Ponchinelli was twee duizend gulden verder verwijderd van het Boathouse, maar ze zat met haar handen in elkaar en lachte en werd: Our Nelly genoemd.
Voor Multatuli stonden de zaken er weer eens allerminst rooskleurig voor.
Mr. Anthony Rubinstein van Rubinstein, Nash & Co. had inmiddels de ziekte van Sterling gekregen. Hij zond Ponchinelli een telegram waarin hij sommeerde dat hij eventueel tot £ 10.000 wilde gaan, maar dat The Dylan Thomas Society of Holland dan wel spoedig ja moest zeggen want anders zou hij het huis laten veilen. Intussen zat Ponchinelli met naald en draad twee duizend geleende guldens te verdienen.
Ongeveer een maand na de opvoering, om precies te zijn op 24
september 1969 werd het Boathouse in Carmarthen geveild. De veilingzaal was tot de nok gevuld met krantemensen, nieuwsgierigen, eventuele kopers en Ponchinelli, die in allerijl naar Wales was gevlogen. Hààr huis kwam onder de hamer!
De minimumprijs die het huis moest opbrengen was door Mr. Anthony Rubinstein van Rubinstein, Nash & Co. nu bepaald op £ 8.500. Hij was in eigen persoon uit Londen overgekomen en glimlachte naar Ponchinelli toen hij haar zag.
– I not greet you, zei deze. I am angry!
Later vertelde ze mij dat Mr. Rubinstein van Rubinstein, Nash & Co. ook nog een pantalon had gedragen met een laag hangend kruis en ze stak daarbij haar tong uit van walging. Niettemin liep het bod op tot £ 6.500. Het werd Ponchinelli teveel. Ze verrees, trad naar voren en sprak de aanwezigen toe. Camera’s zoemden, journalisten dromden om haar heen. Het bieden stopte. Het huis moest worden aangehouden. Mr. Anthony Rubinstein ging terug naar Nash & Co. En terwijl in Nederland Lou nog steeds rekeningen zat te sorteren vertelde Ponchinelli voor de B.B.C.-television dat ze de veiling had verstoord omdat het huis van Dylan Thomas niet in verkeerde handen mocht komen.
Het wordt 1970. De tijd verstrijkt.
Ponchinelli heeft de fout ontdekt. Het was de hotelrekening die alles bedorven heeft. Tegen een hotelrekening van f 3800,- is geen recette opgewassen. Ze schrijft Ralph Tucker en legt hem de kwestie voor. De Welshmen bieden aan opnieuw te komen. Maar dan liever meteen voor drie voorstellingen! We’ll make it a success for you. Can you organize it? Het is precies wat Ponchinelli op het oog had.
Ze huurt de Singerconcertzaal te Laren.
De Stadsschouwburg te Haarlem.
De hair-tent te Amsterdam.
Lou dreigt met echtscheiding, maar schrikt terug voor de kosten.
Dan breekt een tijd aan van eindeloos telefoneren, brieven schrijven, besprekingen voeren. Het oude vissershuis verandert op slag in een theaterbureau. Twee maanden lang is Ponchinelli van ‘s morgens laat tot ‘s avonds laat in de weer. Er moeten mensen gevonden wor-
den die een of meer spelers in huis willen nemen, alleen voor de overnachtingen en voor het ontbijt. Lunch en diner zijn niet nodig, want ze is met Ralph overeengekomen, dat de spelers deze maaltijden voor hun eigen rekening nemen. Het lukt voor zestien. Voor de rest worden partikuliere adressen gezocht, tegen betaling. Kosten totaal: f 800,-. Dat is f 3000,- uitgespaard. Zie je, zo gaat het goed. En tegen het verlies van f 2000,- van de vorige keer, is het zelfs een overschot van f 1000,-. We beginnen al met fikse winst. Snap je dat niet? Laat het nu maar aan mij over.
Ze zet het groots op; geeft interviews in verscheidene kranten, komt voor de T.V. in het programma Scala. Tweemaal voor de radio. Ze kent nog maar één realiteit: haar projekt. In een psychologiese worggreep van haatliefde raast Lou van links naar rechts en verricht talloze kostenbeperkende werkzaamheden.
De Welshmen arriveren andermaal, het is maart 1970. Ze hebben twee man meer bij zich dan opgegeven. Daarvoor moet ijlings plaats worden gevonden, alsmede voor de Belgiese chauffeur van de bus, monsieur Albert. Die was door iedereen vergeten.
How are you Ludvig? Why didn’t you come? You had promised you would. Do not forget to come this year and bring your charming wife.
Iedereen loopt door elkaar met een glas in de hand. Ik maak kennis met Lyn Ebenezer, die er vorig jaar niet bij was, journalist uit Aberystwyth. Newyddiadurwr. What’s that? That is Welsh for journalist. Hij heeft enkele prachtige posters bij zich van Dylan Thomas. Ik krijg er een.
De avond daarna ben ik in de Singerzaal in Laren. Het theater is goed gevuld. Ponchinelli beklimt het toneel en legt het publiek haar plannen uit. De opvoering oogst succes, maar de spelers willen na afloop direkt naar huis. Geen zingen ditmaal. De volgende middag blijkt dat er een heftig misverstand heerst. Het gezelschap is mokkig, dreigt niet te zullen spelen. Why don’t we get any lunch and yesterday-evening we had to pay for our own dinner.
Ponchinelli raakt in een kwade nervositeit, geeft aan Lou een brief en wil dan naar Zandvoort gebracht worden. De Welshmen gaan toch
maar repeteren.
‘s Avonds ben ik in de schouwburg in Haarlem en zit enkele stoelen verwijderd van John Vandenberg, die veel plezier schijnt te hebben. Ponchinelli is er niet. Geen toneelbestijging. Ze ligt in Zandvoort met pillen. Lou vertelt me dat ze aan de rand van een instorting is. De titaan wankelt.
Na de voorstelling spreek ik met Ralph Tucker, Emrys Jones en Trevor Thomas. Ze zeggen dat de spelers dachten dat ze de maaltijden vergoed zouden krijgen. Lou laat de brief zien die Ponchinelli hem die middag in de hand had gedrukt. Hij is geschreven door Ralph Tucker: (…) this means we will have to find our own meals, I suppose, lees ik voor.
Het gesprek stokt.
Men vraagt zich af of er onder deze omstandigheden wel verder gespeeld moet worden. Uiteindelijk laten ze de keus aan ons. Lou beslist wel spelen.
De volgende dag vindt de voorstelling in de hair-tent plaats. Ponchinelli beklimt opnieuw het toneel.
Ik zit dan in een café op het Stadionplein en bereken de balans globaal.
Multatuli, forget it!
Haarlem, april 1970.