De vlucht
door Arend Maria Liefken
Als hij dicht bij zijn zuster bleef, was de kans het geringst dat hij haar kwijt zou raken. Eergisteren was hij gestruikeld en toen hij overeind kwam, bleek zijn zuster in de mensenmassa opgelost. Zijn eerste opwelling was geweest om in het wilde weg tussen de mensen te dringen, maar toch besloot hij om te blijven waar hij was. Het had hem veel moeite gekost. Want iemand die besluiteloos tussen een jachtende menigte staat, trekt beslist enige aandacht. Hij poogde zich nu te herinneren hoe zij hem weer gevonden had. Of had hij háár opgespoord? Vaag meende hij nog te weten dat hij, na lange tijd gewacht te hebben, zelf in de direkte nabijheid op zoek was gegaan, maar hij gaf zichzelf toe, dat het ook bij een besluit daartoe gebleven kon zijn. Toch liet deze onzekerheid hem niet met rust. Als hij haar werkelijk zelf gevonden had, dan zou dat kunnen betekenen dat zij geen moeite had gedaan om hem te zoeken, althans geen serieuse poging had ondernomen. Het betekende dat zij het zich nauwelijks aan had getrokken, dat zij hem was kwijtgeraakt. Hij kon het zich werkelijk wel voorstellen, dat zij zich niet zou opwinden over zulk een onbelangrijk verlies. Wellicht was zij zelfs wel opgelucht geweest van hem verlost te zijn. Als dat zo was dan zou zij zich ook nu niet drukmaken wanneer zij hem kwijtraakte. Deze gedachte wond hem op. Natuurlijk moest hij nu dubbel oppassen om zijn zuster niet uit het oog te verliezen. Als zij hem graag kwijt was, dan kon zij wel eens pogingen aanwenden om hem van zich af te schudden. Dan was het mogelijk dat zij hem aan zijn lot overliet op het moment dat zij bemerkte dat hij ergens door was afgeleid. Hij moest zich dus streng koncentreren op zijn zuster. Anders zou hij haar zeer beslist kwijtraken. Eergisteren was het precies zo
gegaan. Zij had alles in het werk gesteld om van hem af te komen en uiteindelijk was zij daar natuurlijk in geslaagd. Dank zij zijn onoplettendheid uiteraard. Nu zou zij daar absoluut niet in slagen. Wat zij ook zou ondernemen, hij bleef haar in het oog houden. Elk gebaar dat zij zou maken, zou hij analyseren, tot hij de bedoeling ervan had achterhaald. Eenvoudig bleek dat niet. Zij deed tal van dingen waarvoor hij eigenlijk alleen maar een doodgewoon logische verklaring kon vinden. Zij keek naar rechts of naar links alleen maar omdat haar aandacht dan getrokken werd door iets, dat zijn aandacht eigenlijk ook trok. Daarom viel het niet mee om dan uit te maken, wat zij van plan was. Het leek er sterk op of zij niets van plan was, maar hij liet zich niet misleiden. Het was zeer wel mogelijk dat zij zich slechts voorwendde om interesse te hebben in die dingen, waarin ook hij interesse had. Dan kreeg hij de indruk dat zij zeer normaal reageerde, terwijl zij hem slechts om de tuin leidde. Als hij lette op hetgeen haar aandacht trok, dan viel hem op dat in feite niets opmerkelijks was te onderscheiden aan het interesse-objekt. En dat hijzelf hiervoor belangstelling toonde, was daaraan te wijten, dat hij als het ware voelde, wat haar de gelegenheid bood om te doen of zij er interesse voor had. Aldus richtte zij haar blikken naar iets, dat zijn belangstelling alleen daarom getrokken had, omdat hij wist dat zij er nu naar ging kijken. Dat gebeurde terstond, en hij zocht een bedoeling achter deze afleidingsmanoeuvres. Wellicht wilde zij zozeer meester worden over zijn belangstelling, dat zij kans zou zien op den duur werkelijk iets aan hem voor te stellen, dat zijn belangstelling voor langer dan een moment zou gevangen houden. Langzaam maar zeker voelde hij dat gebeuren. Als er bijvoorbeeld een ernstig ongeluk op de weg gebeuren zou, dan was hij verloren. Zij zou zijn belangstelling zozeer daarop richten, dat hij zijn nieuwsgierigheid niet meer meester was. Het kon elk ogenblik gebeuren. Er waren zoveel dingen, waarvoor hij een fatale interesse zou kunnen krijgen. Bovendien kwam vanuit dit standpunt bekeken, de voortdurende oplettendheid van zijn zuster in het juiste licht. Zij zocht voortdurend iets dat zijn belangstelling gevangen zou kunnen houden, maar gemakkelijk was dat geenszins. Er waren veel dingen, die háár interesseerden, maar wat boeide hem? Hij vroeg zich af wat
het gisteren geweest was. Welke streek had zij toen uitgehaald? Als hij zich die list niet kon herinneren, dan was hij er nu opnieuw niet tegen gewapend. Bijtijds herinnerde hij zich het gebeurde: hij was gestruikeld en toen hij overeind kwam, was zij tussen de mensen verdwenen. Maar dit verklaarde niet de gehele toedracht van de zaak. Immers, hij was gevallen en opgestaan, twee handelingen die nauwelijks enige tijd in beslag konden hebben genomen. Hoe was het dan te verklaren dat zij, ofschoon zij zich vlak voor hem had bevonden, in die korte spanne tijds verdwenen was? Dat was slechts te verklaren door het toevallig struikelen als opzettelijk te interpreteren. Wellicht had zij gemeend dat op de betreffende plaats de mogelijkheid bestond dat hij zou struikelen. Maar voor de hand liggender was, dat zij zelf een rol had gespeeld bij het struikelen. Jazeker, zij had hem ten val gebracht, en op het moment dat haar toedoen slaagde, had zij zich uit de voeten gemaakt. Hij trachtte na te gaan hoe hij gevallen was. Hij was er zeker van dat zij hem geen zet gegeven had. Of had zij hem eenvoudigweg gedirigeerd, gebruikmakende van het feit dat hij haar voortdurend op de voet volgde, naar een punt waar zij vermoedde dat hij wel zou struikelen? Mits zijn aandacht was afgeleid en hij niet op de bestrating lette! Nu was het hem duidelijk waarom zij zijn aandacht voortdurend richtte op de dingen om hen heen. Het was haar bedoeling niet om aan hem te ontkomen op het moment dat zijn interesse zich op iets anders richtte dan op haarzelf, maar op het moment dat hij, juist doordat zijn aandacht was afgeleid, niet meer op de bestrating zou letten, en daardoor zou struikelen. Daarom begreep hij dat het verkeerd was om haar zo dicht te volgen. Nu was hij immers te afhankelijk van de interesse-impulsen die zij, via haar dwingende links of rechts gerichte blikken op hem overbracht, waardoor hij blind werd voor het gevaar. Hij ging dan ook een eindje achter haar lopen, zodat zij voor hem geen gevaar kon zijn. Ook kon zij hem nu niet ontgaan, en haar interesse-bewegingen waren op deze afstand voor hem slechts komisch. Maar aan de andere kant was hij nu toch wel ver van haar verwijderd. Als er eventueel iets gebeurde tussen hen dan was hun scheiding terstond een feit. Al te dicht echter mocht hij haar onder geen voorwaarde naderen. Natuurlijk trachtte zij ook
nu nog zijn aandacht, via de hare, af te leiden door haar te richten op tal van dingen. Nu echter kon hij gemakkelijk haar interesse-objekten kontroleren, want waarvoor zij haar haar hoofd geheel moest wenden, daarvoor hoefde hij slechts schuin opzij te zien, dankzij de grotere afstand. Hij merkte echter ook dat er dingen waren waarop hij lette en zij niet. In feite was dat biezonder gevaarlijk en hij vroeg zich af, hoe zij kans zag om zijn interesse te richten op iets, dat zijzelf niet bleek te hebben opgemerkt. Waarschijnlijk maakte zij gebruik van de grote afstand. Door op dingen te letten, waaraan hij geen aandacht meer kon schenken omdat ze niet meer bestonden als zij gearriveerd was waar zij zo juist gelopen had, dwong zij hem te letten op dingen, die hij zelf moest kiezen om zijn aandacht aan te schenken. Zijn aktiviteiten aangaande de interesse-objekten had zij dus op slinkse wijze weten te verdubbelen. Bovendien zag hij nu in dat de gehele gang van zaken een list van haar was geweest om hem ver van haar vandaan te krijgen. Juist door opvallend frekwent zijn aandacht te doen richten op tal van dingen, had zij hem benauwd en daardoor de oplossing opgedrongen om zich ver van haar te verwijderen. Zodra hij dit begreep haalde hij haar weer in. Op dat ogenblik gebeurde datgene, dat hij al deze tijd al had verwacht. Eigenlijk wist hij niet wat het was, een ongeluk, een opstootje, of zomaar een opstopping. Hij begreep slechts dat haar list geslaagd was. Hij was verlamd. Zij waren ineens gescheiden door tal van enigszins opgewonden mensen, en haar had hij uit het oog verloren. Nu begon hij tussen de mensen door te draven en om de dichtopeen gedrongen menigte heen. Maar zij was spoorloos. Toch kon zij niet ver weg zijn. Kennelijk had zij zich verscholen. Hij besloot zich op zijn beurt verborgen te houden op een plek waar zij hem niet ontgaan kon, indien zij er passeerde. Nochtans had zijn list geen sukses. Er kwamen steeds veel mensen voorbij, maar zij bevond zich er beslist niet onder. Toen hij weer uit zijn schuilplaats tevoorschijn kwam, zag hij dat de menigte zich nog steeds niet verspreid had. Min of meer hopende op een wonder, waardoor hij weer met zijn zuster verenigd zou worden, begaf hij zich onder de mensen. Ineens zag hij haar staan. Zij stond zogenaamd geïnteresseerd toe te kijken, maar hij doorzag haar.
Want een geïnteresseerde temidden van geïnteresseerden valt niet op. Toch had hij haar gezien en hij kwam strak en zorgvuldig op haar af, want nog kon zij zeer gemakkelijk ontkomen. Toen hij haar betrekkelijk dicht genaderd was, moest hij toegeven dat zij niet gespannen toekeek naar hetgeen de menigte bijeen hield, maar dat zij zogenaamd bezorgd om zich heen stond te kijken. Natuurlijk had zij hem gezien en, omdat zij wist niet meer te kunnen ontkomen, gaf zij voor of zij hem zocht. Vlak bij haar merkte zij hem op, en zij deed opgelucht. Inmiddels had hij voor zich zelf uitgemaakt, dat de kans om haar kwijt te raken toch het geringst was, als hij dicht bij haar bleef.