[p. 26]
Delphine Lecompte
Autogedichten
Op weg naar de hengelsportwinkel word ik door een imker verkracht in een droom op de achterbank
Achter het stuur zit mijn norse muze
Ik lig op de achterbank te slapen
Dus heb ik geen last van zijn norsheid
Ik droom dat ik op de achterbank
Van een taxi wordt verkracht door een imker.
Ik weet dat mijn verkrachter een imker is
Omdat we vóór mijn verkrachting kaasfondue hebben gegeten
En toen heeft hij zijn bijen uit de doeken gedaan
De taxi heeft geen chauffeur
De taxi heeft een dode chauffeur.
In mijn droom heeft de imker
De taxichauffeur vermoord met een blok
Een blok waarop een geringde meeuw hooghartig kijkt
Het klopt natuurlijk niet
Er bestaan geen hooghartige zeevogels.
Ik word wakker wanneer we nog niet aangekomen zijn
Mijn muze heeft zijn norsheid afgeworpen
Hij vraagt of ik gelukkig ben
Ik antwoord: ‘Gelukkiger dan eergisteren.’
Eergisteren heb ik een man zien doodgaan
Hij droeg meer kleren dan ik.
[p. 27]
We komen aan
Maar de hengelsportwinkel bestaat niet meer
Wat een bittere teleurstelling
Gelukkig wordt het donker
Een vleermuis krijst alsof hij schubben wil.
[p. 28]
In de auto is de imker zijn honing zat
Ik ben blij in de auto
Op mijn schoot ligt een kat in een handdoek
De chauffeur is zwijgzaam
Hij heet Judas
En hij heeft een kat vermoord.
De kat op mijn schoot is niet vermoord
Ze is gestikt in een insect
In de angel van een insect
Judas is ‘s nachts imker.
Morgen mag ik opnieuw honing eten
Alles is symbolisch en/of clichématig
Wanneer Judas het raam opent
Vliegt er geen bij naar binnen
Maar wel een promotiefolder.
Het is de promotiefolder van een paasfeest
Dat nooit meer terugkeert
Het communielam oogt oliedom
Judas zegt dat hij misselijk is.
Op de parking van een deerniswekkende kustdiscotheek
Begraven we de kat
Zonder handdoek ziet ze er verontwaardigd uit
Twee jaar geleden ben ik in slaap gevallen
Op deze handdoek met vlaggen van Zuid-Amerikaanse hoofdsteden
Toen ik wakker werd was Judas verliefd op een betere vrouw.
De betere vrouw was mijn moeder
We hebben zopas haar kat begraven
Ze hield niet van Judas
Geen enkele dag heeft ze om hem gegeven
Nochtans heeft hij haar gevoerd
Honing en naar haar dermatoloog.
[p. 29]
Een leeg aquarium voor een afgeblazen huwelijk
Het gevulde aquarium klotst op de achterbank
Telkens we een opgedoekte speelgoedfabriek passeren
Zegt mijn chauffeur: ‘Ik ben te oud om in bomen te klimmen!’
Ik ben te jong om zijn passagier te zijn, denk ik soms
In mijn geboortedorp onder een wassende maan.
We hebben twee goudvissen gekocht voor zijn dochter
En een afgeprijsd communielam
‘Gelukkig is Pasen zonder incidenten verlopen,’
Zeg ik wanneer mijn chauffeur een clochard omverrijdt
Die lijkt op de Petrus van mijn eerste geïllustreerde kinderbijbel.
Ik ben te weinig vergeten van het Nieuwe testament
En ook de voornaam van de illustratrice heb ik onthouden
Het is een drielettergrepige voornaam
Etymologisch verwant met het Griekse woord voor honger
De illustratrice is gestorven nog vóór ik geboren werd.
De dochter van mijn chauffeur is niet thuis
We laten het aquarium op haar drempel staan
Terug in de auto eten we het communielam
Halfnaakt op de achterbank
Het begint te regenen.
Mijn chauffeur zet zijn hoed op
En neemt opnieuw plaats achter het stuur
Ik blijf zitten op de achterbank
Wanneer mijn chauffeur een gedoemde schoenenfabriek passeert
Gilt hij: ‘De vissen, de vissen, de vissen!!!’
‘s Avonds word ik opgebeld door zijn dochter
We praten ongemakkelijk over mijn rol in haar vaders badkamer,
En over haar brief aan mijn moeders schuldbemiddelaar
Ze zegt niets over het overgelopen aquarium
Noch over het trouwfeest dat in het water is gevallen.