Demonteren en steriliseren
door D. Hillenius
Als men wolven kweekt, vele generaties, zal men heel lang inderdaad wolven te zien krijgen. Maar vroeg of laat zal er een bij lopen op kromme pootjes. In de natuur zou hij er al gauw uitgezeefd zijn, maar onder kwekers is altijd de eerste wet: alles in leven houden en beschermen tegen kwaadwillige ‘echte’ wolven. Dus na enige tijd lopen er weer wolven op kromme pootjes, de eerste mopskoppen treden op. Dank zij de hygiëne, inentingen, bijvoedingen, kunstmatige inseminaties worden de afwijkingen steeds groter en erger.
Kortom, tenslotte heeft men iets als de tegenwoordige honderassen, maar nog veel uitgebreider, met beestjes die niet lopen, die zelf niet eten of zich voortplanten kunnen, blinde, dove, neurotische, geboclielde, graatloze, haarloze, koploze vormen. Steeds wordt alles verdergekweekt en men ontdekt weer nieuwe apparaten om nog krankzinniger afwijkingen in leven te houden.
In de natuur treden deze afwijkingen op in zeer kleine percentages. Door de kwekers worden de eerst heel kleine percentages bewaard en opgeteld. Men kijke niet op duizend jaar. Tenslotte zijn de afwijkingen in de meerderheid; de gave wolven worden zeldzaam. Na enige tijd zullen alleen als hoge uitzondering nog vormen ontstaan die iets op wolven lijken, omdat daartoe een groot aantal eigenschappen – de tegendelen van enkele bovengenoemde – bij elkaar moeten komen, terwijl die samenvoeging dan nog zo labiel is, dat het nageslacht weer uiteenvalt als wit licht in een prisma.
Zo is het met de mensen. De oorspronkelijke vormen konden alleen leven blijven wanneer ze plus minus allround waren; krachtig, met enige intelligentie, enige technische zin, een gepaste neiging tot bescherming van soortgenoten, een gepaste neiging tot bescherming van het eigen individu, wat neerkomt op een gepaste neiging tot doden van andere soorten en desnoods van soortgenoten.
Men leest nog wel eens van primitieve stammen die een dergelijk beeld vertonen. Men kan er ook uit afleiden dat de uitdrukking ‘middelmatige mens’ meestal verkeerd gebruikt wordt, want de ware middelmaat vindt men bij deze oervormen. Er zijn maar weinig uitstekende talenten, hoogstens een leider, maar ook dat is gevaarlijk, omdat hij altijd de kans loopt gedood te worden. Men kan trouwens nog steeds bij enigszins primitieve groepen de neiging waarnemen om alles wat uitsteekt – naar boven of beneden – uit te sluiten. Zo kan er dus nooit van cumulatie van talent sprake zijn, genieën zijn practisch uitgesloten.
Hoe beschaafder een maatschappij wordt, m.a.w. hoe meer vormen men in leven laat, hoe meer ze gaat lijken op de bovengetekende hondentroep, des te meer krankzinnigen-gestichten, des te meer hogere ambtenaren, Stakhanovarbeiders, sporthelden, des te meer variaties tussen steeds verder uit elkaar liggende polen.
Wat ik nu eindelijk wil zeggen is dit: de vredesbewegingen (de niet-politieke althans), de planteneters, de zachtmoedigen naar alle kanten, bestaan dank zij het feit dat ergens in hun afstamming van de wolfmens hun erfelijke tegenstanders zijn afgesplitst, steeds verder van elkaar verwijderd. Een bedenking overigens die ook de generaals geldt, de realpolitikers, de dubbel-Gereformeerden en de Sabbathvierders.
Vanuit de sterren gezien is een volk een soort gedemonteerde gorilla, waarvanoverigens alle onderdeeltjes – men zou haast zeggen alsof er geen demontatie bestond – met elkaar functioneren. Zijn slachttanden denken een eigen bestaan te leiden, evenals zijn melk-klieren, zijn vingers en zelfs de vingerkootjes, zijn darmen enzovoort. Alleen vanuit de sterren is te zien dat dit maar in schijn een eigen bestaan is, vervloeien de verschillende gorilla’s zelfs samen tot de amoebe die er in het begin ook al was.
Sinds de humaniteit in principe begonnen is onze gorilla-achtige voorvaders te demonteren, is er geen stukje weggegooid. Zoals de gebroeders Heck zo aardig uit tamme runderen de oeros terugkweekten, zou het met meer kans op succes mogelijk zijn om uit de tegenwoordige mens door handige combinaties de Neanderthaler of wie het mag zijn geweest, te reconstrueren.
Theoretisch is het mogelijk om vrede op aarde te krijgen, zoals men ook alleen pekineesjes zou kunnen overhouden van het wolvengeslacht. Men zou dan voor het eerst ernst moeten maken met de eugenetica en alle generaals, alle boksers, iedereen die wel eens een hand opheft tegen een ander, moeten steriliseren. Het is dus onmogelijk, want zolang die sterilisatie plaats vindt, blijven de kiemen voor nieuwe doodslag bewaard, in de uitvoerders en de gebieders van die sterilisatie. Pas als het humanisme zo ver gevorderd is dat die groepen tot slot zich zelf zullen steriliseren (een goed geplanned huwelijk zou de twee factoren kunnen samenbrengen) bestaat er een kans.
Maar dan zijn er weer gevaren te duchten van atavismen, Übermenschmutaties, of gewoon van een konijneplaag.