Dirk van Weelden
Twee procent
De meest gelezen boeken krijgt niemand uit.
Encyclopedieën, woordenboeken, de Bijbel, doe-het-zelf-gidsen, de Koran, bibliografieën, cursusboeken tekstverwerken, de I Ching, het strafrecht, gebruiksaanwijzingen voor videorecorders, de Talmoed, kookboeken en andere naslagwerken worden stuk gelezen, maar niemand leest ze ooit uit.
Gertrude Stein heeft allemaal boeken geschreven waar ik in blijf lezen en die ik maar niet uit krijg. En ja, Gertrude Steins oeuvre is dus één van mijn naslagwerken. Waarom?
Op die vraag is deze lezing een antwoord.
In 1931 bundelde Stein acht thematisch verwante stukken proza die ze sinds het eind van de jaren twintig had geschreven. Het boek heet How To Write en is een voorbode van de Amerikaanse lezingen, waarin ze drie jaar later haar ideeën over literatuur en de ontwikkeling van haar eigen werk sinds 1906 uiteen zou zetten.
Maar wie How to Write opslaat in de hoop er verhelderende essays over het literaire ambacht aan te treffen komt bedrogen uit. Want behalve dat Stein haar opvattingen over zinnen, alinea’s, vertellen en debatteren ten beste geeft, brengt ze die opvattingen direct in praktijk. De uitleg van de ideeën en de toepassing van de ideeën zijn niet van elkaar te onderscheiden. Je zou zeggen dat dat op zichzelf geen belemmering voor een verhelderend essay hoeft te zijn.
Maar het geval wil dat Steins opvattingen over hoe men zinnen bouwt en een literaire tekst maakt, extreem verschillen van hoe dat gewoonlijk gebeurt. Zo’n 25 jaar lang schreef Stein uitsluitend teksten die iedereen duister vond, op een handjevol vrienden en collega-auteurs na. Nou ja, duister; men vond en vindt het meestal pretentieuze wartaal, onbegrijpelijke nonsens.
En toch is How to Write niet moeilijk geschreven of moeilijk te begrij-
pen. Er staan geen moeilijke woorden in, je hoeft niet op de hoogte te zijn van de middeleeuwse filosofie, de geschiedenis van de Europese letterkunde of de Griekse mythologie. Er worden geen toespelingen gemaakt op actuele gebeurtenissen of intellectuele modeverschijnselen.
Dit proza is niet zozeer te moeilijk, als wel te simpel. Steins stijl negeert eenvoudigweg alle principes, clichés en gewoontes, die de ruggegraat vormen van wat wij begrijpelijk en helder noemen.
Aan Steins zinnen is niets geheimzinnigs of dieps. De tekst is een oppervlak van vertrouwde woorden, dat alleen in elkaar is gezet volgens een iets andere methode dan die waar we aan gewend zijn. Wat je aan die werkwijze te simpel zou kunnen noemen is dat van de lezer per woord, zinsdeel en zin een kinderlijke verwondering wordt verwacht ten aanzien van de meest fundamentele vanzelfsprekendheden van de gewone taal. Maar welke vanzelfsprekendheden, dat merkt hij pas als ze vervangen worden door de re-mix die Stein hem voorschotelt.
Op het eerste gezicht lijkt het proza van Stein op een gesneuveld en vervolgens provisorisch gelijmd servies. De resultaten daarvan doen hier en daar aan kopjes, schotels, borden en schalen denken, maar vaak ook helemaal niet. Stein noemt haar zinnen zelf het product van ‘a grammar of intermittence’; met de dubbele betekenis van onderbreking en wisseling.
Het is haar hoogst-eigen grammatica, want de conventionele grammatica ervoer ze als een instituut dat niets te maken had met de specifieke woorden die erdoor in het gelid gezet werden. Zoiets als een huwelijk, een heel stelsel van regels en verwachtingen is, dat niet is toegesneden op de afzonderlijke individuen die trouwen. Stein wilde af van de algemeenheden, de ingesleten gewoontes, smaakoordelen en voorschriften, die het unieke en particuliere kleden in het uniform van de algemene regel.
Ieder ding is er één, niets is verschillend van wat het is en geen enkel woord betekent twee keer precies hetzelfde, geen enkel woord betekent twee keer precies hetzelfde.
Steins breuk met de gewone zinsbouw is geen terroristische aanslag op het bolwerk van de literatuur. Stein is geen Dadaïst, die in opstand komt tegen het gezag; ze negeert het simpelweg en gaat haar eigen gang. Haar werk is de zo nauwkeurig mogelijke optekening van haar gedachten wanneer die geconcentreerd zijn op het onderwerp van haar tekst. En omdat ze geen genoegen neemt met kant en klare vormen is iedere zin, iedere alinea, iedere prozatekst een benadering van de regel, die het Dit, Hier en Nu van het onderwerp beschrijft. Natuurlijk is dat een paradoxaal streven, een
regel is tenslotte de beschrijving van een algemene regelmatigheid; Stein zoekt de unieke regel, de regel van iedere afzonderlijke uitzondering, want in haar ogen bestaat de wereld alleen uit afzonderlijkheden, met hun onderlinge verschillen en overeenkomsten, en niet uit algemene regels en voorbeelden daarvan. Een radicaal, om niet te zeggen militant nominalisme.
Dat Stein haar werkwijze een grammatica van de onderbreking/wisseling noemt heeft twee redenen. De eerste is dat het onvermijdelijk is om brokstukken van gewoon taalgebruik te handhaven om niet helemaal in literair autisme te vervallen. Haar proza is een doelbewuste mutatie, een hybride bouwsel van bekend aandoende elementen.
De tweede reden is dat Stein mikt op de heropvoeding middels de tekst van het Dit, Hier en Nu van haar onderwerp, of dat nu een gebeurtenis, een persoon, een landschap of een idee is. Het is duidelijk dat dat nooit een verhaal in de gebruikelijke zin kan opleveren, met een ontknoping en een clou. En omdat woorden en zinnen nu eenmaal één-voor-één achter elkaar komen en de tijd verstrijkt, is onontkoombaar dat de motor achter Steins stijl die van het steeds opnieuw beginnen is. Steeds opnieuw beginnen om het Dit, Hier, Nu op papier te laten gebeuren. Steeds op een andere manier, onder een andere invalshoek, net zo lang tot schrijver en onderwerp zijn uitgeput. De grammatica van de onderbreking is nodig om dit, dit, dit, nu, nu, nu, hier, hier, hier te kunnen zeggen.
Tot zover de bedoelingen. Maar wat gebeurt er als je How to Write opslaat? De eerste indruk is die van verdwalen. Je leest een paar zinnen die duidelijk en direct te maken hebben met het onderwerp dat in de titel beloofd is, (bijvoorbeeld zinnen en alinea’s, of de vertelling,) en daarover lees je wonderlijke compacte en soms tegenstrijdige uitspraken. Maar meteen erachter aan volgt dan een definitie van het verschil in aandacht voor een hond en een schoothond, of de mededeling dat maanlicht regen betekent en dat een bisschop van een pakketje houdt.
Wat je als lezer overkomt is zoiets als verdwalen in een stad die je van de film of de televisie kent. Je herkent pleintjes en gebouwen, maar weet niet waar ze zich ten opzichte van elkaar bevinden, zodat het regelmatig gebeurt dat je op een plek staat die niet in de film voorkwam, en daarmee ben je op slag verdwaald. Totdat je leest dat de voorgaande zin een goede zin was en wel hierom. Zo ontstaat en verdwijnt voor je ogen steeds de betekenis van de frases en hun schakeling.
Dat is misschien tergend, en saai, maar zoals alle saaie dingen kan het betoverend en zelfs verslavend werken. Het lijkt op een bezoek aan een Chinese theatervoorstelling. Er wordt gesproken, heen en weer gerend, gevochten, gezongen en in schitterende gewaden gedanst en gebuiteld. Daarna buigt iedereen en is het voorbij. Je hebt er niets van begrepen. Het verhaal, de tekst, de uitgebeelde figuren, de dansen; wat heeft dit betekent? En toch was het niet alleen een boeiende aanblik, er is wel degelijk iets overgebracht, misschien raak je wel oprecht ontroerd. Door hoe er gebeurde wat er gebeurde, hoe er bewogen werd zoals er bewogen werd.
Wat betekent een hardloopwedstrijd? Een goocheltruuk? Wat betekent het ritmisch piepen van een windhaan op een kerktoren?
En toch, wie al die dingen in zich opneemt maakt iets mee. Wie niets anders ziet en hoort dan wat er te zien en te horen valt en op niets anders dan het dit, hier en nu gericht is, kan geroerd worden, een idee krijgen, nieuwsgierig worden. Je zou Steins scherventaal zijdelingse communicatie kunnen noemen, zoals die van een in zichzelf pratende man op straat, of iemand die bewust te hard haar vrienden in het café toespreekt, zodat de buren flarden kunnen opvangen.
Literatuur, dat zijn woorden achter elkaar. En waarom zou je eisen dat van ieder woord en iedere frase of zin een ‘logische foto’ moet kunnen bestaan, waarom zou alles wat er in de tekst gebeurt in rationele, algemene bewoordingen moeten kunnen worden naverteld?
Het is niet eenvoudig om een boek te lezen en het zo simpel te lezen. Dat wil zeggen om gewoon de woorden te lezen zoals je ziet hoe de ene hond de ander in zijn staart bijt, en daarna hoe het zonlicht spiegelt in het chroom van een passerende kinderwagen.
Stein noemt haar zinnen zelfzuchtig. Het zijn geen plaatjes of afbeeldingen van iets buiten het boek. Een zin is niet een naam van iets. Een zin is precies wat je lezen kunt en een goede zin staat meteen alleen, op zichzelf. Het is een afgesloten eenheid, of zoals Stein het ergens zegt: A sentence makes not it told but it hold. A hold is where they put things.
In How to Write staan veel zinnen die willekeurig overkomen en Stein beaamt dat.
A sentence should be arbitrary it should not please be better it should not be disturbed.
Dat die zinnen soms niets lijken te betekenen wil niet zeggen dat ze niet gebeurd zijn, dat er niet een verband is tussen de ene en de andere zin. In haar eigen woorden:
A sentence is not emotional a paragraph is.
De schakeling van zinnen in een alinea is een beweging, een gebaar, een abstract beeld, dat een emotie oproept. Wie How to Write leest weet precies wat en hoe Gertrude Stein schreef.
Het succes van deze werkwijze is onmiddellijk voelbaar of het is er helemaal niet. Heel veel van wat Stein geschreven heeft ‘werkt’ niet, en zou je mislukt kunnen noemen, zoals live-elpees van optredens waar je favoriete artiest een slechte avond had en alles wat je bewonderde en opwindend aan hem vond ontbrak. Als je zulke producten van Stein leest vraag je je af of die opzettelijk verbrokkelde en metonimische manier van schrijven geen zwaktebod was.
Of haar stijl niet ontstond uit het vermijden van al te duidelijke onderwerpen, omdat ze niet zoveel wereldschokkends te vertellen had. Of was haar stijl een harnas omdat ze reden had zich te harnassen; als outsider, als intellectuele lesbiënne anno 1920 in een vreemd taalgebied? Of was haar cryptische stijl een rituele bezwering van haar twijfels en angsten, haar wanhoop over het schrijven zelf?
Zelfs als het antwoord op al die vragen ja zou zijn, is daarmee Steins stijl niet wegverklaard of waardeloos geworden. Dergelijke ontwijk- en codeer-truuks zie je bij veel schrijvers. Het bijzondere aan Stein is de enorme konsekwentie waarmee ze aan haar werkwijze vasthoudt en wat dat oplevert. Ze gaat door tot waar de uitersten elkaar raken.
Zoals haar beruchte duisterheid een gevolg is van extreme eenvoud en precisie, zo is haar wanhoop haar avontuurlijkheid. Haar koppigheid haar vindingrijkheid, haar stompzinnigheid haar speelsheid en haar dogmatisme haar lyriek. Haar falen haar originaliteit. Ze is er kortom in geslaagd van haar zwaktes haar sterkste punten te maken.
Stein heeft zich nooit verontwaardigd uitgelaten over het onbegrip dat haar publicaties ontmoetten. Ze was ervan overtuigd dat haar werk zichzelf uitlegde, en zo schreef ze het ook. Haar prozateksten gaan behalve over een onderwerp voor een groot deel over zichzelf en hoe ze geschreven worden terwijl ze geschreven worden. En wanneer ze apart de moeite nam haar werk uit te leggen gaf ze haar eigen geluid nooit op.
Over het gebrek aan helderheid in haar werk schreef ze bijvoorbeeld dit:
Mr. Owen Young made a mistake, he said the only thing he wished his son to have was the power of clearly expressing his ideas. Not at all. It is not clarity that is desirable but force.
Clarity is of no importance because nobody listens and nobody knows what you mean no matter what you mean, nor how you clearly you mean what you mean.
But if you have vitality enough of knowing enough of what you mean, somebody and sometime and sometimes a great many will have to realize that you know what you mean and so they will agree that you mean what you know, what you know you mean, which is as near as anybody can come to understanding anyone.
En nog robuuster is de uitspraak: I can not afford to be clear, I’d run the risk of destroying my own thoughts.
Vooral naar aanleiding van dit soort uitlatingen is Stein’s werk primitief genoemd, meestal een ander woord voor onkundig, grof en lelijk.
Primitief is een sleutelwoord. Maar niet in de net gebruikte afkeurende betekenis.
Steins werk is inderdaad primitief, maar is dat niet per ongeluk. En evenmin is de primitiviteit een simpele opheffing van belemmeringen en remmingen, opdat de absolute vrijheid zijn heilzame werk kan doen. Steins primitiviteit is dus niet die van de automatische schriftuur, van de overgave aan een nobele wilde in haar binnenste. Dat is een vorm van psychologisch spiritisme waartegen Stein zich altijd scherp heeft gekant.
Het bijzondere aan de primitiviteit van Steins werk is dat het een door de jaren heen moeizaam en zorgvuldig opgebouwde en bijgestelde constructie is. Stein heeft haar eigen primitiviteit uitgevonden en in elkaar geknutseld.
Haar absolutistische uitgangspunt is: ‘to completely express the complete actual present’. Alle schrijfgewoonten die de mensheid had bedacht en aangeleerd stonden haar daarbij in de weg, en ze nam zich voor de taal opnieuw te laten beginnen. Niet zomaar, maar met als doel de volledige nabootsing van een moment, een gebeurtenis, een persoon of een voorwerp. Niet door het afbeelden als in een zoekplaatje, maar door het moment her op te voeren, in woorden die zo nauwkeurig mogelijk vingen wat nu dit moment dit ene moment maakte; de regel van het unieke. Let op de nadruk: niet wat dit ene moment wezenlijk is, maar dat wat dit moment dit moment maakt. En dat zonder in de abstracte algemeenheden van de filosofie te vervallen, zonder een meta-taal te spreken.
Maar als alle literaire conventies de aandacht voor het onmiddellijke moment verstoren en zelfs de gebruikelijke grammatica en semantische verwachtingen die woorden oproepen verdacht zijn, verdwijnt het hele onmiddellijke moment in het donker. Of beter nog: in het niemandsland tussen twee fronten, dat van de woorden en dat waarnaar ze verwijzen.
Steins vroege geloof in de quasi-wetenschappelijke nabootsing sleet al snel en ze bleef zitten met een beeld van de taal als een land in burgeroorlog; als een Beirut waar communicatie onwaarschijnlijk en zelfs verdacht is, waar kleine grensoverschrijdingen reusachtige verschillen van context en dus waarde konden betekenen.
Waar milities bestaande uit clichés, esthetische vooroordelen, en oude gewoontes het landschap plunderden en de schrijver bedreigden. Waar zelfs de plattegrond van de stad niet te vertrouwen was. Hier konden geen algemene regels en wetten gelden, en bracht alleen een politiek van de onvergelijkbaarheden redding.
Ze raakt dan ook geobsedeerd door de verschuivende waardes en betekenissen van de willekeurige taalbrokken die ze schakelt en de mogelijke effecten die dat oplevert. Alles komt meer op de minutieuze schakeling van overeenkomsten en verschillen, op de effecten van de verbinding van twee onvergelijkbare fragmenten. A sentence is not emotional a paragraph is.
Ze zag rond 1912 in dat ze had gefaald in het bereiken van de volledige nabootsing, waarbij ze zelfs min of meer wetenschappelijke pretenties koesterde, in navolging van haar leermeester William James. Maar hoe verder ze het niemandsland tussen woorden en hun betekenis introk hoe duidelijker haar werd dat ze er een nieuwe wereld mee won, een heel universum met onmiddellijke momenten: de zinnen die ze zelf schreef. Een zin is een gebeurtenis, afgezien van wat hij allemaal betekenen kan.
Ja, dat is een open deur, denkt iedereen nu en haalt zijn schouders op. En misschien moet je wel heel dom zijn om zo plompverloren in de afgrond af te dalen die zich opent met de weigering om dat evidente feit als onbelangrijk opzij te schuiven. Maar het is een superieur soort domheid, zeker als hij gekoppeld wordt aan de vasthoudendheid en precisie van iemand als Stein. Er is dan ook niemand die proefondervindelijk zoveel verkend heeft met dat inzicht onder de arm als Gertrude Stein. Ze deed het apathisch, koel, als een monteur die in zijn vrije tijd iets uitvindt. Zoals Duchamp de natuurwetten zei op te rekken, zo rekte Stein de taalwetten op. Het resultaat ziet er even krakkemikkig uit, toont net als bij Duchamp de mentaliteit van de nauwgezette knutselaar, maar fascinerend en grappig is het meestal.
Haar werkwijze is primitief in de zin dat hij mechanisch is. Een voorbeeld daarvan is het volgende. Eén van Steins favoriete technieken is het gebruik van de meest mechanische tekstsoort die er is: de lijst. Jarenlang probeert ze de mogelijkheden uit van de lijst als model voor een toneelspel, een ver-
haal, of een gedicht. Een lijst is ook een compositie, maar eentje die zich niets gelegen laat liggen aan de gewoontes die er rond een onderwerp zwermen. Het is een onaangedane vorm, die misschien verwarring zaait en verveelt, maar die een nauwkeurige en intense werking kan hebben.
Steins para-mechanica van het schrijven is bot in zijn ontkenning van de traditie en vaak grof en lelijk door zijn stugheid en saaiheid. Maar even vaak levert hij grappige passages op, ritmische en muzikale uitschieters. Omdat er geen ontknoping en clou is, ben je als lezer wonderlijk vrij in het uitmaken van wat belangrijk en onbelangrijk is. En daarin, maar ook in de nadruk op het steeds opnieuw beginnen en nog eens anders benaderen van het onderwerp, ligt een vergelijking met het bijwonen van een jazzconcert. Dat is heel opvallend als je jezelf en/of anderen een prozastuk van Stein hardop voorleest.
Stein wekt de indruk als op een podium, ‘live’ te schrijven. Ze heeft zich voorgenomen op een bepaald thema te improviseren, ze heeft zich voorbereid en ze zit klaar. Wij zijn erbij en we wachten tot het begint. Dan gebeurt het.
De eerste zin! Een tweede! En zo de hele avond door. Soms is het compact en briljant, dan weer helemaal niet, en verveelt ze ons met eindeloos gepiel. Speel je toonladders thuis maar, denken we. Maar dan, omdat ze steeds opnieuw begint ervaren we het wonder dat er zomaar, uit het niets, een uiterst krachtige en indrukwekkende passage ontstaat, glashelder en pal voor onze ogen.
Dit is misschien wel de minst belichte kant aan Steins werkwijze, die van het berekende spel, als konsekwentie van de dogmatische principes. Veel modernisten in muziek, schilderkunst en literatuur grepen naar primitieve bronnen om hun radicale, nieuwe begin aan te drijven. Denk aan Picasso’s fascinatie voor Afrikaanse maskers, de opzwepende volkse dansmuziek die terugkeert bij Stravinsky. Gertrude Stein vond haar eigen primitiviteit uit, een werkwijze die nergens van leende, maar een afbraak en herbouw van haar eigen taalgebruik was. Vervolgens telde alleen de schrijfbare zin, en die werd nauwgezet improviserend opgetekend.
Stein schrijft over de gekste en kleinste dingen, het dessin op een theekopje, een uitzicht, een auto, de zinsbouw in het geluid dat een hond maakt als hij water drinkt, een terechtwijzing van de huishoudster, een tegenvallende opbrengst van de moestuin, maar voortdurend blijft iedere zin zichtbaar als gebeurtenis op papier. In Steins woorden:
A sentence has wishes as an event.
Stein heeft niet alleen maar boeken als How to Write geschreven. Ook Four in America bijvoorbeeld. Het werd in 1933 geschreven maar verscheen pas na Steins dood, in 1947. Voor wie het geduld niet heeft voor Steins oudere werk is het een verademing. Hoewel we hier nog steeds met een heel ongebruikelijk soort proza te maken hebben, is de dichtheid lager, en wordt de grammatica veel minder geweld aangedaan. Wat voor soort boek is het? Het is geen autobiografie, zoals Everybody’s Autobiography en Wars I Have Seen, geen vertelling zoals Mrs Reynolds, of Ida, geen essays zoals te vinden zijn in Lectures in America of The Geographical History of America.
Four in America is het gevolg van de volgende vragen. Als Ulysses S. Grant een religieus leider was geweest die een heilige zou worden wat zou hij hebben gedaan? Als de gebroeders Wright kunstenaars waren geweest dat wil zeggen schilders wat zouden ze hebben gedaan? Als Henry James een generaal was geweest wat zou hij moeten doen? Als George Washington een schrijver was geweest dat wil zeggen een romanschrijver wat zou hij doen?
Zoals bekend was Grant een generaal in de Amerikaanse burgeroorlog, vonden de gebroeders Wright het eerste deugdelijke vliegtuig uit, was Henry James auteur en Washington de eerste Amerikaanse president.
Omdat Stein helemaal niet ingaat op de historische figuren en alleen op hun denkbeeldige beroep is er sprake van fictie, maar niet van een verhaal. Fictie van het soort van Reve’s Gezegende Oudehoeren, maar dan gebaseerd op de reputaties van beroemdheden en niet op autobiografische feiten.
Stein vertelt ons van alles, en het is grotendeels heel begrijpelijk, maar toch bekruipt de lezer een gevoel van vervreemding. De gewoonste woorden blijken in Steins taalgebruik een heel andere betekenis te hebben. Een woord als religie wordt omschreven op een manier dat het overal op lijkt behalve op wat wij normaal onder religie verstaan. Hetzelfde geldt voor ‘romanschrijven’ en ‘oorlog’. Hoewel verreweg de meeste zinnen soepel lopen en elkaar vrij logisch opvolgen lijkt het een tekst geschreven door iemand die de Engelse taal geleerd heeft op een verre planeet, en er met het grootste gemak en een beperkte woordenschat een eigenaardige taal van weet te maken.
Bovendien zijn ook de ten beste gegeven meningen en verklaringen ronduit vreemd: ze zijn geformuleerd als spreekwoorden, maar drukken een hoogst persoonlijke, om niet te zeggen excentrieke gedachte uit.
Ook al lijkt hier een heel andere, in begrijpelijke taal schrijvende Stein aan het woord, de achteloosheid ten opzichte van haar feitelijke hoofdfiguren, dezelfde fragmentarische opzet, en dezelfde metonimische ‘drift’ doen allemaal sterk denken aan de manier van schrijven die ze in How to Write toe past. Stein verzucht soms wanhopig dat ze hoopt dat we het begrijpen, ja alsjeblieft, Alice, je snapt toch wel wat ik bedoel; en als ze wat minder somber gestemd is rijmt ze en geeft de tekst een metrum kado.
Het vreemde aan dit boek is dat Stein discursiviteit ‘speelt’ (of is veinzen een beter woord?), maar haar eigenlijke effect sorteert op een ander nivo dan de logische redenering. Haar gaat het om de beweging van het geheel en de paar perfecte zinnen. Dat zijn zinnen die als vruchten aan de boom van de opgebloeide helderheid hangen. Superzinnen, eenzame epigrammen.
Eén van Amerika’s beroemdste baseball spelers is Yogi Berra. Hij was de catcher van het mythische team van de New York Yankees van 1949, met Joe Dimaggio. Na een lange en met kampioenschappen bezaaide carrière werd hij coach van de Yankees en de Houston Astros.
Yogi Berra is niet alleen een beroemde honkballer uit de gouden tijden van America’s favorite passtime, de vijftiger jaren, maar een legende van zichzelf. Hoe dan? Door wat hij zegt en hoe hij dat zegt. Yogi Berra spreekt in Yogiisms. Sommige ervan, (zoals de bekendste It ain’t over, till it’s over.) zijn opgenomen in het alledaagse taalgebruik van de doorsnee Amerikaan, denk aan ‘Play it again, Sam’ van Bogart. Het bijzondere is dat het Yogiism een eigen leven is gaan leiden en er al tientallen jaren lang anecdotes en zegswijzen cirkuleren die als Yogiisms gelden, terwijl Berra ontkent ze ooit te hebben uitgesproken.
Yogi Berra heeft nooit gevat of grappig willen zijn. Nee, dat iedereen er om moet lachen en ze onthoudt komt juist omdat ze een aureool van kinderlijke domheid hebben. Het Yogiism staat bekend als een soort verbale blooper. Met als gevolg dat Yogi Berra door velen een goede honkballer, een lieve man en een domkop gevonden wordt.
Maar wie de autobiografie van Berra leest heeft al snel door dat hij helemaal niet dom is, en zelfs niet koketteert met zijn verbale gestuntel. Van ieder beroemd Yogiism schetst hij de context en verklaart dat hij helemaal niet grappig probeerde te zijn. Een steeds terugkerende frase in het boek is: It made perfect sense to me at the time. Hij snapt wel wat mensen er grappig aan vinden, dat hij op audiëntie bij de Paus kwam, voor
de Heilige Vader stond (in wie hij oprecht gelooft) en toen ‘Hi Pope’ zei, maar het was op dat moment toch logisch om te zeggen, trouwens zei de Paus ‘Hi Yogi’ terug.
Yogi ergert zich eraan dat men denkt dat hij dom is, omdat hij ooit heeft gezegd: If you come to a fork in the road, take it, en dat hij niet kan rekenen omdat hij heeft gezegd: Baseball is 90 percent mental; the other half is physical.
Of dat hij niet klok kan kijken omdat iemand hem vroeg Yogi, what time is it? en hij zei You mean now? Maar goed, ze zaten op dat moment in een vliegtuig boven Amerika waar zoals bekend meerdere tijdzones bestaan. Het zit hem dwars dat men hem voor onnozele hals uitmaakt omdat hij van het verre veld in een Canadees stadion zei It gets late early out there, omdat de zon op die breedtegraad al vroeg in de middag lange, bedriegelijke schaduwen wierp, die de vangers hinderden. Zijn intelligentie omschrijft hij zelf als de bereidheid altijd iets te willen leren, en gevraagd hoe hij dat deed zei hij: You can see a lot just hy observing.
(wat doet denken aan Steins uitspraak: define what you know by what you see. Een kenner ziet iets wat leken niet kunnen zien)
En het was echt geen mop toen hij in zijn toespraak in het Yankee Stadium op de voor hem georganiseerde Yogi Berra Dag zei: I want to thank everyone who made this day necessary.
Gertrude Stein is ook uitgegroeid tot een legende en ook zij is een half belachelijke, half interessante excentriekeling uit de gouden tijden van de avantgarde. Een vooroorlogse, literaire Andy Warhol: alle onzin en eigenwijsheid zijn vergeven op het moment dat iemand een American Original wordt.
Maar Steins werk is veel actueler dan haar public image. Haar werk laat zich lezen als een literaire ramp, letterlijk een catastrofe, maar één die geen totale vernietiging oplevert. Het resultaat is dat de woorden weer zwervers worden.
Haar zinnen zijn een soort medicijn. Wie ze inneemt merkt dat hij anders luistert, anders leest; dat wat er in de krant staat, op radio en tv gezegd wordt, en in alle redelijkheid en geleerdheid beweerd wordt, zijn transparantie verliest. Steins zinnen zijn in staat om de zo heldere en begrijpelijke zinnen die dagelijks op me afgevuurd worden van hun vanzelfsprekendheid te beroven. Dan blijkt opeens dat de taal die we gewend zijn te consumeren als normaal en helder (het lijkt wel communicatie!) net zo verdacht en raadselachtig is als de zinnen van Stein.
Ik raad iedereen aan om Stein te lezen, niet omdat ik vind dat dat bij de noodzakelijke eruditie hoort, of omdat ik vind dat haar modernistische kunst-ideologie de enige en beste is, of dat we vandaag de dag in die trant zouden moeten schrijven, maar omdat je er uit de eerste hand een soort quantummechanica van de taal kunt meemaken, niet in filosofische analyses of literair-wetenschappelijk jargon, maar proefondervindelijk.
Het betere en misschien wel meest realistische taalgebruik, zowel op straat, in de ether, als in druk, is gebaseerd op het bewuste spel met het misverstaan. Steins zinnen zijn de nomaden die in het onherbergzame landschap van het misverstaan weten te overleven.
Van de kennismaking met de in die zinnen opgeslagen kennis en vaardigheid om dat landschap te bewonen en voor zich te laten werken, wordt men een beter, dat wil zeggen vindingrijker, soepeler en nuchterder lezer.
En we bevinden ons als lezers van Stein in het gezelschap van Ernest Hemingway, John Cage, Robert Wilson, Laurie Anderson en David Byrne, die zeggen te putten uit de zelfde bron.
Een tweede reden dat ik Stein blijf lezen is haar versie van het Yogiism. Zij heeft haar hele leven Steinisms geproduceerd. Dat zijn haar superzinnen, die uit de geïmproviseerde teksten waarin ze opduiken kunnen worden gelicht en een eigen leven gaan leiden. Grappig en dom, compact en intelligent, lelijk en mooi tegelijk. Vreemd is dat bij verschillende lezingen van een tekst steeds andere zinnen eruit springen; wat eerst ondoorgrondelijke woordstapelingen leken, zijn opeens in te lijsten juweeltjes, die je wilt ophangen boven je schrijftafel of in de keuken.
Het zijn zinnen, die er om vragen gestolen te worden. Een Steinism lijkt op een aforisme, maar terwijl dat suggereert altijd en overal op te gaan, geldt het Steinism maar in één of enkele gevallen.
Zelf zei ze over wat ik haar Steinisms noem dit:
To put into a book what is to be read in a book, bits of information and tender feeling. How do you like your two percent bits of information and tender feeling.
Steins oeuvre is een onverslijtbaar naslagwerk om de kracht van die twee procent.