Documenten
Ronald Spoor
Evelyn Blackett’s korte ontmoeting met de Nederlandse letteren
Een opvallend gemis in de Brieven van Du Perron, waarvan er nu een dikke 4000 bekend zijn, is het vrijwel ontbreken van brieven aan vrouwen met wie hij een erotiese relatie onderhouden heeft. Dit gemis klemt te meer, omdat deze relaties op verschillende plaatsen in het literaire werk van Du Perron hun weerklank hebben gevonden. Alle inspanningen van de redaktie van de brievenuitgave ten spijt, is het tot nu toe niet gelukt om dergelijke brieven, waarvan het bestaan bekend is, terug te vinden en op te nemen. Zo men wil is er één uitzondering: drie brieven aan de italiaansbelgiese Clairette Petrucci, alle drie daterend van na haar huwelijk met de beeldhouwer Marcel Wolfers. Clairette treedt als Teresa op in hoofdstuk 30, ‘Tanja-Teresa’, van Het land van herkomst, zij liet ook haar sporen na in enkele gedichten, en Andrée Maricot uit Een voorbereiding is min of meer naar haar gemodelleerd. De redaktie van de uitgave van de Brieven van Du Perron deelt in haar ‘Inleiding’ in deel 1 (Amsterdam 1977: 29) mee: ‘Mevrouw Wolfers, wier echtgenoot begin 1976 op hoge leeftijd is overleden, heeft zich bereid verklaard de tientallen brieven die zij in 1921 en 1922 van Du Perron ontvangen had ter publicatie af te staan. Zij zouden deze uitgave geopend hebben, als zij ze ook had kunnen terugvinden, wat jammer genoeg tot nu toe niet het geval is geweest. Wij moeten daarom volstaan met wat zij wel heeft opgedolven: de twee brieven aan haar moeder en nog enkele aan haar zelf die van later dateren.’
In het volgende hoofdstuk van Het land van herkomst ‘Jacht op de Ene’ geeft Du Perron zijn prachtig portret van zijn relatie met een meisjesstu-
dente uit Oxford. In het Du Perron-nummer van Tirade (184/185, februarimaart 1973) heb ik over Evelyn Blackett en haar korte relatie met Du Perron geschreven. Het was mij bij een verblijf in Engeland niet gelukt haar op te sporen. Het feit dat zij met een politieagent Brown getrouwd was stemde mij niet optimisties over de mogelijkheid haar op te sporen. Wel slaagde ik erin haar vertaling van Du Perron’s gedicht ‘Voor de famielje’ in het oxfordse studentenblad Fritillary terug te vinden. Een lakune in de Du Perron-bibliografie, door Fred Batten aangewezen, was daarmee opgevuld.
Hoewel Engeland de napoleontische zegeningen niet ten deel zijn gevallen, nam ik aan dat er niettemin een vorm van bevolkingsregister moest zijn. Michael Rigelsford (Universiteit van Liverpool) attendeerde mij in het voorjaar van 1978 op het bestaan van een centraal bevolkingsregister in Londen: het bureau van The Registrar General of Births, Deaths and Marriages, gevestigd in St. Catherine’s House. Omdat alleen onderzoek ter plaatse mogelijk was, heb ik Paul Vincent (Universiteit van Londen) verzocht zich met dit centraal bevolkingsregister in verbinding te stellen.
Op 7 september 1978 kreeg hij een gewaarmerkte kopie van de geboorte-akte van Evelyn Blackett. Haar geboorte was op 5 februari 1907 aangegeven bij het bevolkingsregister van het distrikt Sunderland, subdistrikt Sunderland Oost, County Borough of Sunderland. Zij was toen al drie weken oud. Op 15 januari was zij geboren als dochter van Margaret Jane Blackett-Younger en Henry Miller Blackett in het ouderlijk huis in Cairo Street 21, N.D., Sunderland. Haar vader, volgens de akte een zelfstandig kruidenier, deed de aangifte.
Een dag later verkreeg Paul Vincent een eveneens gewaarmerkte kopie van de huwelijksakte van Evelyn Blackett. Het huwelijk werd voltrokken voor de burgerlijke stand in het distrikt Stockton van het graafschap Durham op 15 november 1932. Evelyn Blackett (25 jaar oud, ongehuwd) trouwde met Harry Gilbert Brown (30 jaar oud, eveneens ongehuwd), van beroep politieagent, wonend Station Road 92, Billingham, en zoon van de gepensioneerde politiesergeant John Brown. Evelyn Blackett woonde in Stockton-on-Tees, St. Pauls Street 8.
Navraag op het politiebureau van Durham leerde, dat Harry Brown kort na zijn pensioen op 30 juli 1978 overleden was. De scheiding met Evelyn Blackett was al geruime tijd daarvoor uitgesproken. Het politiebureau had haar dan ook moeten meedelen, dat zij niet meer in aanmerking kwam voor pensioen.
Nader onderzoek wees uit, dat Evelyn Blackett zich gevestigd had in een klein dorpje bij Stockton-on-Tees in het graafschap Cleveland. Op herhaalde brieven aan haar met de vraag of zij nog in het bezit was van brieven van Du Perron en zo ja of ze bereid was deze af te staan voor publikatie, kwam in het geheel geen reaktie.
In de winter van 1979-1980 bracht ik opnieuw een bezoek aan Engeland. Van die gelegenheid besloten Paul Vincent en ik gebruik te maken om Evelyn Blackett op te zoeken. Wij verlieten kort na de nieuwjaarsviering op 3 januari 1980 Liverpool, waar aan het ogenblik van de jaarwisseling zelf nauwelijks aandacht was geschonken. Alleen enkele scheepsfluiten op de Mersey markeerden het moment. Liverpool liet overigens een onuitwisbare indruk bij ons achter: imposant aan de Mersey, en volkomen desolaat in het hart van de stad, waar slechts afbraak en kaalslag te signaleren vielen. Het leek alsof de stad door een zwaar vijandelijk bombardement getroffen was, waarna de ruïnes snel waren afgebroken en het puin onder het gras was verborgen.
Vanuit Liverpool doorkruisten wij vervolgens het noorden van Engeland van het westen naar het oosten. De rit voerde ons via Sheffield en de besneeuwde passen van het Penn-gebergte naar Stockton-on-Tees. Sheffield ligt op een 120 kilometer van Liverpool, een grotere tegenstelling is nauwelijks denkbaar. Naast een vriendelijke 19e eeuwse stad in rode baksteen was een soort Alphaville of Bijlmer gebouwd, dat een welvarende indruk maakte.
Na enig zoeken bereikten wij aan het eind van de middag het dorpje aan de snelweg naar Stockton waar Evelyn Blackett zich metterwoon gevestigd had. Het dorpje bestond uit een kerkje, een pastorie, twee pubs, en enkele laantjes. Evelyn Blackett’s woning was een huis van twee onder één kap. Het bescheiden huis met één étage had onmiddellijk naast de kleine
erker de voordeur. Aan de achterzijde zag het huis op de velden uit.
Tegen halfzes ‘s avonds belden wij bij haar aan, het donker was inmiddels ingevallen. Even ging het licht in een achterkamer aan en een kleine vrouw repte zich naar het raam. Haar silhouet tekende zich kort tegen het licht af. Daarna ging het licht op de gang aan en informeerde zij van achter de gesloten voordeur wie wij waren. Toen wij ons bekend maakten, zei ze: ‘Ik spreek nooit met mensen aan wie ik niet ben voorgesteld.’ Ze bevestigde wel dat zij onze brieven ontvangen had.
Paul Vincent en ik schaften raad. Wij zochten in de regen, die inmiddels was begonnen te vallen, een café op. Wij werden er vrijwel direkt weer uitgezet. De direktie van de brouwerij die het café had overgenomen, wilde die avond in besloten kring de heropening vieren. Het lukte ons wel in een naburig stadje telefonies logies voor de nacht te reserveren.
Alvorens het dorpje te verlaten wilden wij nog één poging wagen om Evelyn Blackett te ontmoeten. Als iemand ons aan haar voor wilde stellen… De pastorie leek ons uitkomst te kunnen bieden. Het oude landhuis lag op enige afstand van de weg. Via een bemodderd pad slaagden wij erin de voordeur te bereiken. De anglikaanse geestelijke deed ons zelf open, gekleed in een kort wit sportbroekje en een sporthemd. In zijn studeerkamer, waar het haardvuur zoals men had mogen verwachten brandde, zetten wij hem onze problemen uiteen.
Hij vertelde ons dat de kerk geen kontakt had met mevrouw Brown en dat zij zelfs het kerstpakket weigerde. Vervolgens telefoneerde hij om nadere inlichtingen met een aantal parochianen. Ook met haar buren had zij geen enkel kontakt. Zij gaf franse les op een partikuliere school in de buurt en ging regelmatig ‘s middags naar Stockton. Haar beide zonen woonden bij haar in; allebei ongetrouwd. De oudste zoon was net zo stug als zijn moeder, ook hij vermeed elk kontakt met de dorpelingen. De jongste was elke avond op een vaste tijd in zijn stamkroeg The Vane Arms op een steenworp afstand van zijn huis te vinden. Een laatste telefoontje van de geestelijke bevestigde dat hij ook deze avond aanwezig was.
Toen wij in The Vane Arms aankwamen was er slechts een klein gezelschap rond de bar. Op onze vraag of mr. Brown aanwezig was, maakte hij aanstalten om de bar te verlaten. De barkeeper stelde hem evenwel gerust
en zei hem dat de dominee onze komst had aangekondigd. Aan een tafeltje – terwijl de hele bar zat mee te luisteren – zetten wij hem het doel van onze komst uiteen. Hij wist niets van onze korrespondentie met zijn moeder en had ook nooit van Du Perron gehoord. Hij beloofde evenwel onmiddellijk met zijn moeder en zijn broer te gaan praten. Enige tijd later kwam hij onverrichter zake terug. Zijn moeder en zijn broer hadden besloten om ons niet te ontvangen. Hij keek ons wat hulpeloos aan, en zei ter verontschuldiging: ‘You know my mother is a bit queer.’ Bij het afscheid vroegen wij hem de namen van de beide zoons van de vriendin van Charles Edgar du Perron. Haar eerste zoon heet Charles, haar tweede Edward, roepnaam Eddy. ‘Remember I loved you and – que voulez-vous? – one forgets not.’
In de laatste dagen van 1980 maakte Jaap Goedegebuure mij opmerkzaam op een brief van Evelyn Blackett aan Marsman. Deze brief bevindt zich in de handschriftenverzameling van de Koninklijke Bibliotheek. Evelyn Blackett schreef deze brief op 29 augustus 1929 uit Sunderland (graafschap Durham). In het frans schrijft zij Marsman, dat zij gedichten van hem in het april-nummer van Variétés, een frans-belgies avangarde tijdschrift, had aangetroffen. Het zijn de bekende stedengedichten ‘Berlijn’, ‘Bazel’, ‘Amsterdam’, ‘Weimar’ en ‘Delft’ uit zijn debuut Verzen (1923). Deze gedichten staan op de bladzijden 662 en 663 van Variétés, waar zij onmiddellijk volgen op Du Perron’s verzen ‘Petites histoires pour repas de famille’. Evelyn Blackett schreef Marsman dat zij diezelfde middag een engelse vertaling van zijn gedichten gemaakt had. Ze vroeg hem toestemming voor publikatie. Zij wilde in Engeland graag de jonge franse poëzie introduceren. Voorzover mij bekend is haar vertaling van Marsman nooit in druk verschenen, in ieder geval niet in Fritillary, dat haar Du Perron-vertaling had afgedrukt. De engelse vertaling en de brief aan Marsman verschijnen hier dus voor de eerste maal.
Bij de transskriptie zijn Michael Rigelsford en Paul Vincent behulpzaam geweest. Kees Thomassen (Koninklijke Bibliotheek) was zo vriendelijk om de transskriptie te kollationeren met het origineel. Brief en vertaling worden ongewijzigd afgedrukt. De biblioteek van het Stedelijk Museum in Amsterdam stelde een fotokopie van de franse vertaling van Signalen in Variétés ter beschikking.
De brief aan Marsman maakt het mogelijk de oorsprong van het kontakt van Evelyn Blackett met Du Perron vast te stellen. Op een zomerse middag in augustus 1929, kort na haar suksesvolle universitaire examen, kreeg zij het april-nummer in handen van Variétés, revue mensuelle illustrée de l’esprit contemporain. Dit blad werd van 1928-1930 in Brussel bij de Editions Variétés door de kunstkritikus Paul Gustave van Hecke (1887-1967) uitgegeven. Hij bediende zich meestal van het frans. De foto-illustraties van dit nu zeldzame tijdschrift waren van fotografen als André Kertesz, Laszlo Moholy-Nagy en Man Ray. De vertalingen van de gedichten van Du Perron en Marsman in het tweede nummer, gedateerd 15 april, waren niet als zodanig gepresenteerd. Evelyn Blackett verkeerde dus in de veronderstelling dat zij met nieuwe franse poëzie te maken had, toen zij voor haar plezier een engelse vertaling maakte. Haar brief encounter met de nederlandse letteren berustte op een misverstand. Dit misverstand had ook de mislukte ontmoeting met Du Perron tot gevolg.
Signaux
par
H. Marsman
Brief van Evelyn Blackett aan H. Marsman
29 août 1929.
14, Ashby Street.
Sunderland.
Co. Durham.
England.
Monsieur.
Je ne sais si vous connaissez l’anglais, mais de toutes les façons je me fais un plaisir de vous offrir les ‘Signaux’, que j’ai découverts dans le numéro du 15 avril des ‘Variétés’, – traduits en anglais. Je me suis amusée cet aprèsmidi à essayer d’en rendre le sens exact en vers blanc anglais. Moi aussi j’écris – entretemps – car je suis en train de faire mon doctorat à l’Université d’Oxford. Mais je ne suis pas poète. Cependant j’aimerais bien faire connaître un peu de ces jours la jeune poésie française: elle est si peu connue cheznous à l’heure qu’il est.
Voudriez-vous m’accorder la permission de publier ma version des ‘Signaux’ – comme traduction, bien entendu?
Veuillez agréer, monsieur, l’expression de mes sentiments distingués.
Eveline Blackett, B.A.
After ‘Signals’ by H. Marsman.
E. Blackett, B.A.