[p. 107]
Drie gedichten
Hanny Michaelis
I
Vanavond hoorde ik
dat de maan niet rond
maar peervormig is
met tenminste twee
uitstulpingen, misschien
wel drie. Toen ik later
naar buiten keek
klom een ronde
witgloeiende schijf
boven de daken uit
en ik betrapte me
op dezelfde koppigheid
waarmee ik andere
gedeukte illusies
in ere houd.
II
Geen betere plek om het getier
van een oproerig geheugen te smoren
dan de keuken waar het licht
neutraal naar binnen valt en ieder
ding zich door een jarenlange
dagelijkse sleur hanteren laat
zonder oud zeer te wekken
zolang ik me maar niet herinner
hoe jij hier na de eerste nacht
gestaan hebt als een tussen
potten en pannen verdwaalde boom
die zijn kruin naar me overboog
en zijn takken om me heen sloeg
of hij me nooit meer los zou laten.
[p. 108]
III
Een hotelkamer in een ander land
waar over zachtgeronde heuvels
de maan naar binnen schijnt.
Dezelfde die zich boven
Amsterdam vertoont: geen sprake
van wonderen, maar toch –
men is hier niet alleen
zoals meestal in Amsterdam
en laat zijn wonde plek met rust.
Men is ongewoon vredig gestemd
en misschien (wie zal het zeggen?)
zelfs gelukkig.