E.M. Forster
Aspects of the novel
Wij zullen het er allemaal over eens zijn dat het fundamentele aspect van de roman het verhalende aspect is, maar we zullen onze instemming in verschillende toonaarden verwoorden en het hangt van die verwoording af hoe onze gevolgtrekkingen zullen luiden.
Laten we eens drie stemmen beluisteren. Als je aan een bepaald soort iemand vraagt: ‘Wat doet een roman?’ dan zal hij gemoedelijk antwoorden: ‘Tja… ik weet niet… wat een rare vraag eigenlijk… een roman is een roman… tja, ik weet niet… een roman vertelt om zo te zeggen als het ware een verhaal, neem ik aan.’ Hij houdt zich vriendelijk op de vlakte, bestuurt waarschijnlijk onderhand een autobus en heeft niet meer aandacht voor literatuur dan ze verdient. Iemand anders, die ik me voorstel op een golfbaan, zal kortaangebonden reageren en meteen zijn antwoord klaar hebben: ‘Wat een roman doet? Hoezo, een verhaal vertellen natuurlijk, wat heb je er anders aan? Ik hou van verhalen. Zal wel van slechte smaak getuigen, maar zo is het nu eenmaal. Je mag je beeldende kunst houden, je mag je literatuur houden, je mag je muziek houden; geef mij maar een goed verhaal. Maar begrijp me goed, een verhaal moet een verhaal zijn, vind ik, en zo denkt mijn vrouw er ook over.’ En een derde zegt op mismoedige, spijtige toon: ‘Ja, o jee ja, de roman vertelt een verhaal.’ Ik respecteer en bewonder de eerste spreker. Ik vrees en veracht de tweede. En de derde ben ik zelf. Ja, o jee ja, de roman vertelt een verhaal. Dat is het fundamentele aspect waarzonder de roman niet zou kunnen bestaan. Dat is de grootste gemene deler van alle romans, en ik wou dat het niet zo was, dat het iets anders was – melodie, of besef van waarheid; niet deze lage, atavistische vorm.
Want hoe meer we het verhaal bekijken (het verhaal dat een verhaal is, begrijp me goed), hoe meer we het lospeuteren van de meer geraffineerde uitgroeisels die het ondersteunt, des te minder er overblijft om te bewonderen. Het verloopt als een ruggengraat – of moet ik zeggen een lintworm, want begin en eind zijn willekeurig. Het is oeroud; het gaat terug tot het neolithicum of misschien wel het paleolithicum. Neanderthalers luisterden
naar verhalen, als we tenminste mogen afgaan op de vorm van hun schedel. Het primitieve publiek was een publiek van lieden met woeste haardossen die wijd gapend rond het kampvuur zaten, doodop van het gevecht met mammoets of wolharige neushoorns, en het enige wat hen wakker hield was spanning: hoe ging het verder? De romancier drensde voort, en zodra het publiek raadde hoe het verder ging vielen ze óf in slaap of ze sloegen hem dood. We kunnen de gevaren waaraan hij blootstond ongeveer inschatten als we denken aan de geschiedenis van Scheherazade enige tijd later. Scheherazade ontliep haar noodlot doordat ze gebruik wist te maken van het wapen van de spanning – het enige literaire gereedschap dat enig effect heeft op tirannen en wildemannen. Al was ze nog zo’n groot romancière – verfijnd in haar beschrijvingen, gematigd in haar oordelen, inventief in haar intriges, vooruitstrevend in haar moraal, levendig in haar karakter-tekeningen, onderlegd in haar kennis van drie oosterse hoofdsteden – toch was het geen van deze talenten waar ze zich op verliet wanneer het erop aankwam haar leven te beschermen tegen haar prikkelbare echtgenoot. Die waren slechts bijkomstig. Ze overleefde uitsluitend doordat ze erin slaagde de koning in afwachting te houden van hoe het verder ging. Zodra ze de zon zag opkomen stopte ze midden in een zin en bleef hij met wijd open mond zitten. ‘Op dat moment zag Scheherazade de dageraad gloren, hield op met vertellen en zweeg.’ Dit weinig opzienbarende zinnetje is de ruggengraat van de Vertellingen van duizendenéén nacht, de lintworm die ze met elkaar verbindt en die het leven redde van een bijzonder begaafde prinses.
Wij zijn allemaal als Scheherazades echtgenoot, in zoverre dat we willen weten hoe het verder gaat. Dat is iets universeels en daarom moet de ruggengraat van een roman een verhaal zijn.
vertaling Saskia van der Lingen