Emmens als beeldend kunstenaar
Joh. van Zweden
De kreatieve potentie van Jan Ameling Emmens was niet uitsluitend literair-poëtisch gericht, doch manifesteerde zich ook – en dat is minder algemeen bekend – door middel van visuele media: tekenen en aquarelleren.
De behoefte om ook met deze middelen zich te uiten is vooral de laatste jaren zó dwingend geweest en zijn begaafdheid ervoor zó positief, dat hij na ampele studies de technische vaardigheid bezat om op zeer persoonlijke wijze zijn waarnemingen, stemmingen en belevenissen te realiseren. Er ging geen weekend en vakantie voorbij zonder dat hij tekenstift en penseel hanteerde.
Zijn behoefte daaraan was méér dan een tijdverdrijvende bezigheid: zijn begaafdheid was óók in deze richting dermate uitgesproken dat hij elementaire technische moeilijkheden vrijwel zonder voorbereiding overwon.
Vanaf het begin met potlood streefde hij naar een lineaire eksakte wijze van tekenen zonder schilderachtige effecten. Zachte materialen zoals houtskool en ook potlood lagen hem dan ook niet. Hij zag in zijn objekten allereerst, ja bijna uitsluitend, de lineaire mogelijkheden. Toonwaarden zag hij niet of wilde hij niet zien; in elk geval liet hij die buiten beschouwing. Zijn visie was meer grafisch dan pikturaal, waardoor hij al gauw decideerde tot pen en inkt, een ongenadig materiaal dat geen aarzeling of twijfel toelaat maar tot zekerheden dwingt.
Wie tekent met pen en inkt moet goed weten wat hij doet want elke zwakheid wordt onmiddellijk gestraft met een mislukte tekening. Met dit moeilijke materiaal heeft Jan Emmens desondanks een herkenbaar stijlvol handschrift ontwikkeld waarmee hij zich raak en bondig wist uit te drukken. Zijn ‘pennevruchten’, tekeningen en
gedichten, vertonen dan ook merkwaardig veel overeenkomst in struktuur, bouw en eksakte vormgeving, geen woord, geen lijn te veel of te weinig; de lezer en de beschouwer krijgen de mogelijkheid tot aanvullende kommentaren.
Deze regels van Jean Paulhan citeerde J.E. als ‘leitmotiv’ in zijn dissertatie over ‘Rembrandt en de regels van de kunst.’
Emmens bepaalde zich tot wat hij de essentie vond van een door hem gekozen, besloten totaliteit, groot gezien, met een juist gevoel voor de details, die ritmisch opgenomen in het schrift, altijd funktioneel zijn in het geheel. Zijn tekeningen, waarvan er in het Hollands Maandblad (1969/259-260-262, 1970/269-273-274, en 1971/287) enkele zijn gereproduceerd, zijn dan ook geen illustraties, maar autonome uitingen.
De onderwerpen voor zijn inspiratie vond Jan Emmens in zijn naaste omgeving: zijn gezin en de dingen thuis. Talrijk zijn de tekeningen van Marja en de kinderen, vooral van Marja in alle mogelijke situaties en houdingen: lezend, telefonerend, zittend, liggend, waar en hoe hij haar maar visueel kon betrappen.
Hij gaf zelden de omgeving van zijn model of objekt, maar bepaalde zich uitsluitend tot een afgesloten geheel van de persoon of het voorwerp. Zo sterk voerde hij dat zelfs door, dat men aan de tekening van de personages wel altijd kan zien wat ze doen, en hoe ze staan of zitten, maar zelden of nooit waarop ze zitten of liggen. Die beslotenheid of visuele beperking als men wil, kwam voort uit een doelbewuste keuze tussen wat hem wel en niet interesseerde en zou kunnen worden verklaard uit zijn zin voor beknopte bondigheid die elke overbodigheid konsekwent afwees.
In enige van zijn laatste landschappen, die een zoveel grotere totaliteit betekenen, werkte Emmens trouwens in diezelfde stijl, weglatend wat hij onbelangrijk vond en spontaan deciderend tot wat voor hem essentieel was. In die landschappen, vakantieprodukten meestal, maakte hij voor het eerst gebruik van vlekken, geen tonale waar-
den maar puur zwarte partijen, zoals in een riviergezicht met een zwarte boot aan de kade. De vertikale en horizontale lijnen van kade en meerpalen, gekombineerd met de zwarte partijen van boot en geboomte, vormen een harmonisch geritmeerd evenwicht in deze ruimtelijk beleefde tekening.
Hoe Emmens zich verder beeldend zou hebben ontwikkeld blijft helaas een vraag zonder antwoord. Zeker is dat die ontwikkeling bezig was zich te voltrekken in een zeer snel tempo, getuige de respektabele reeks figuratieve en abstrakte aquarellen van zijn hand.
Anders dan bij het tekenen, was hij bij het aquarelleren nooit gekonfronteerd met een konkrete voorstelling. Hij bouwde van binnen uit zijn kleurkomposites op met architektonische strukturen of met vrije bewogen vormen en soms met alleen maar ruimte suggererende, over elkaar vallende kleurvlakken. Verrassend mooi kombineerde hij ook wel beide technieken: hij tekende dan met pen en inkt abstrakte of reëele vormen in de aquarel en bewees dat hij over veel fantasie en inventiviteit beschikte. Alle aquarellen, waaronder enkele-figuratieve, getuigen van een fijn genuanceerd kleurgevoel en kompositorische beheersing van het vlak.
Het is typerend voor zijn aanleg hoe Jan Emmens als autodidakt in zo’n korte tijd met zoveel vakmanschap in zo’n moeilijke techniek zijn stemmingen, gevoelens en zijn geëngageerd zijn met esthetische en sociale problemen heeft kunnen uitdrukken.
Deze intelligente, van nature zeer bescheiden mens, die eigenlijk niets van zich zelf au sérieux nam, waarheden en zekerheden wantrouwde, overtuigd als hij was van de betrekkelijkheid van alle dingen, had ongetwijfeld veel, héél veel pijlen op zijn boog.