[p. 18]
Erik Menkveld
Koebeest en vrouwdier
Het voordeel van een stier
is dat je hem niet ziet.
Aan de zachtmoedigste
doejong denkt ze om de schoften
op haar schonken, de poten
langs haar flanken niet te voelen,
aan wiegelend zeegras, siloloos
zonsondergaan, verzaligd loeien –
en laat de ziltste boer
die ze ooit liet en hoopt intens
dat het dit keer een zijsprong
over de soortgrens was.
[p. 19]
Strand
Wat moet het verrukken, zulke
maten zich met overgave in je
af te voelen drukken. Daarvoor
zal het graag zijn opgespoten.
Of vermoedt het zich zo innig
niet als ik het gun? Dan lag het
niet zo onvertogen vol zinderende
kuiltjes om dat glanzend lichaam,
had het beduidend minder
omzichtig gestoven.
[p. 20]
Wandeling
Even helemaal zonder lijfwacht
de aandacht richten op door gletschers
meegevoerde rolstenen, zongebleekte
kiezels tussen tijm, de fundering
van een mijlpaal, een tuinmuur,
de onderkant van dakpannen die voorbij
de muur uitsteken. Voor de verleiding
zwichten van onrijpe abrikozen. En
bij thuiskomst de gevangenen onthalen
op zowel naakte als behaarde rupsen.
[p. 21]
Vleermuis
Onervarener gevlogen dan de radarloos
rechtlijnige eenden tegen bicblauwe
avondhemel kunnen lijken, doelloos
dwarrelaar maar ondertussen
motten de begenadigdste doodsnood
bezorgen en behendiger dan wie ook
langs zwarte, zeer gecompliceerde
bomen scheren, opduiken, verdwijnen.
[p. 22]
Werkster
De beuken waren al klaar.
Ik moest alleen nog zuigen
onder het hoogaltaar. Komt hij
binnen in vol ornaat:
kaarsje branden prima
maar niet tijdens het werk.
Altijd vriendelijk hoor.
Goed kerkvoogd ook.
Volgens mijn buurvrouw
al zo goed als zalig.
Maar voor wie zo gaat doen
ben ik een kwaaie.
De heilige vraagt soms
meer van mensen
dan alleen zijn nis
een beetje schoon te maken.
Nou ik doe niets meer daar.
Kijken wat er dan gebeurt.
In vuile kathedralen is het
zo gedaan met het geloof.
Zit hij met zijn gewaden.