[Ester Naomi Perquin, brief aan FNV Vakcentrale]
Aan:
FVN Vakcentrale / ABVAKABO
Betreft: Het pimpen mijner vakbond
Geachte heer/dame,
Onlangs trof ik op mijn deurmat een prentbriefkaart aan met daarop de intrigerende zin ‘Pimp mijn vakbond’ – dit stijlvol gecombineerd met enige roze sterren en wat in een rij staande silhouetten van mij onbekende lieden, al valt het niet te ontkennen dat het personage met het achterstevoren gekeerde hoofddeksel (de derde van rechts) een zekere gelijkenis vertoont met een van mijn buurmannen, die overigens een bijzonder aardige man is – dit echter terzijde.
Hoewel ik deze kaart, ondanks het zien van zo veel esthetiek, tezamen met een folder van de lokale pizzakoerier en een welwillende aanbieding van een plaatselijke helderziende bij het oud papier had willen doen belanden, bedacht ik mij om redenen van onnaspeurbare aard.
Ik besloot een blik op de achterzijde te werpen.
De daar aangetroffen tekst was van een zodanig intrigerende aard dat ik er welhaast even bij moest gaan zitten
Hoe juist zijn de menselijke neigingen! Wat ik daar mocht lezen overtrof, om maar eens een oud theezakje uit de afvalemmer van veelgebruikte uitdrukkingen op te diepen, mijn stoutste verwachtingen (en ik kan u geheel naar waarheid bezweren dat mijn verwachtingen doorgaans zeer, zeer stout zijn). De daar aangetroffen tekst was van een zodanig intrigerende aard dat ik er welhaast even bij moest gaan zitten – en dit gebeurt mij toch niet dikwijls, hoewel ik mij als ambtenaar mag verheugen op de
aanwezigheid van enig zitvlees. Laat ik u, die mij zo vriendelijk bejegend heeft met deze zending, proberen te zeggen welke conclusies ik na lectuur meen te kunnen trekken.
Allereerst behoor ik klaarblijkelijk tot een mysterieuze groepering – een groepering die de door hun betreden vakbond wenst ‘te pimpen’ (ja, daartoe zelfs enige noodzaak voelt).
Alsof dat alleen nog niet voldoende over mijn denkniveau en interesses suggereert, ben ik daarnaast verrassend genoeg een van die mensen die – hoe wonderbaarlijk dit ook moge schijnen – hun opinie betreffende de vakbond zou stellen op ‘saai’.
Hoe fascinerend. Naar mijn mening is het feit dat ik lid werd van de vakbond een teken van betrokkenheid, getuigde het van een zeker inzicht in de noodzaak van het werk dat er werd verricht, was het een helder teken van interesse. Maar neen.
Ik vind mijn vakbond saai. Zo leert men weer eens wat.
Gelukkig (want niet alle hoop is nu vervlogen) kan ik na lezing van dit illustere poststuk eveneens concluderen (en dit tot mijn grote genoegen) dat mijn mening van belang is, dat ik mij moet laten horen. Dit wordt mij zelfs met een uitroepteken op het hart gedrukt (en dat zegt natuurlijk wel wat, ik bedoel: zo scheutig zijn wij met uitroeptekens immers niet).
Het is daarom dat ik mij zo vrij voelde om u langs deze weg kennis te laten nemen van mijn standpunten omtrent de omgang met volwassen mensen, die bovendien (alsof volwassen zijn nog niet erg genoeg is) lid zijn van een vakbond.
Hoewel ik zeer goed besef dat de bedenker van de aan mij gezonden kaart dit vlijtige werkje met de beste bedoelingen heeft afgeleverd (en vermoedelijk handelde in de overtuiging de jongere medemensen eens fijn bij de belangrijke zaken te betrekken – een niet geringe daad van idealisme) wil ik u toch vriendelijk verzoeken mij met onmiddellijke ingang uit deze doelgroep te verwijderen. Plaatst u mij, zo mogelijk, gerust in de categorie ‘saaie mensen’ – ik zou het u werkelijk niet euvel duiden als dit betekent dat ik van verdere kunststukken in de categorie ‘pimp mijn vakbond’ verstoken blijf.
Ik lig al dagen wakker van deze kwestie gezien het feit dat ik geen flauw benul heb wat deze charmante zinsnede moet beduiden
De manier waarop u meent mijn interesse voor de vakbond te moeten aanwakkeren – geheel in strijd met het beoogde, zo neem ik aan – stuit bij mij op enig verzet. Niet alleen op enig verzet overigens, maar ook op hartgrondige afkeuring,
verbijstering bij het zien van deze knieval voor de tijdsgeest en volslagen pessimisme met betrekking tot de kennelijke voor- en afkeuren van mijn generatie.
Ten slotte zou ik u van harte willen verzoeken mij in te lichten aangaande het mysterieuze ‘pimpen’ van vakbonden. Ik lig al dagen wakker van deze kwestie gezien het feit dat ik geen flauw benul heb wat deze charmante zinsnede moet beduiden. Naar ik hoop zult u mij de eer aandoen enigszins verlichtend op te treden aangaande dit alles.
Met vriendelijke groet,
Ester Naomi Perquin