Ester Naomi Perquin
Vijf briefjes om aan te treffen of achter te laten
Nachtkastje
Ik heb naar je gekeken en gedacht: zo moet het worden. Dat gezicht in mijn kamer – geen ander gezicht, maar precies dat gezicht zoals het nu is. Met dat gezicht zal ik het jaren kunnen redden. De ogen staan precies goed, het haar heeft een slag zonder direct alle kanten op te willen, het voorhoofd is aangenaam. De neus deugt (we kunnen lang of kort over neuzen praten maar je zult moeten toegeven dat van een goede neus veel afhangt). Ook je handen heb ik bekeken. Ik dacht: die handen die mijn krant vast zullen houden, vingers die pagina’s omslaan, een ei pellen, een bril op- of afzetten. Dan die voeten van jou op mijn vloer, alleen maar die blote voeten, precies die blote voeten. En een ochtend als deze, natuurlijk. Niet zomaar een toevallige gelijkenis. Deze zelfde ochtend moet het zijn. Dat heb ik gedacht toen ik naar je keek en dat is wat ik vandaag ga zoeken. Ik ga er de deur voor uit, fatsoenlijk gekleed in een winterjas. Rubberlaarzen omdat ik voor een beetje plas niet terug wil deinzen (en het regende aldoor, de afgelopen dagen, alsof iemand ervoor betaalde zo lang en overvloedig). Maak je ondertussen geen zorgen. Als het ergens te vinden is dan zal ik het vinden en als het gevonden is zie ik je weer terug. Er staat nog koffie in de thermoskan.
Tegel
Ik ben u geen verklaring schuldig maar ik beschouw dit soort zaken liever als ruilhandel dan als iets anders. Wij zijn beschaafde mensen, zou ik graag zeggen (al ken ik u niet, ik ga uit van het beste). Ik heb deze fiets niet uitgekozen omdat ik ervan geniet u te bestelen. Ik zou niet weten waarom ik zoiets zou doen. Bovendien heb ik geld genoeg. Als ik zou willen zou ik een fiets kunnen kopen, wel twee of drie ook, goede fietsen van een degelijke fabrikant. Het is belachelijk zo goedkoop als fietsen tegenwoordig zijn. Hoe oud u bent weet ik niet maar ik kan me de tijd herinneren dat je spaarde, maandenlang, om een fiets te kopen. Die fiets zette je dan iedere avond in
de schuur en als je geen schuur had dan maakte je hem vast aan een paal of een hek, met dubbele sloten. Je zorgde voor je fiets, je plakte de banden, je verving de spaken, je smeerde de ketting, je haalde de roest van het stuur met een ijzersponsje. Heeft u dat allemaal voor deze fiets gedaan, dat zou ik graag willen weten. Kende u ieder geluidje, hebt u deze fiets leren aanvoelen, zoals je een hond gaat aanvoelen wanneer je die lang hebt? Misschien bestaan er herinneringen aan lange fietstochten, aan de zadelpijn daarna of aan het thuisbrengen van vrouwen (waarbij er niet gewiebeld mag worden onder het gewicht).
Ik wil hier natuurlijk niet te lang uitweiden over eventuele redenen en bedoelingen. Dat lijkt me feitelijk ongepast. Dit zijn dan, in kort bestek, de vragen waarmee ik u achterlaat. Denkt u er eens over. U zult zien: we gaan er allebei op vooruit.
Bank
De hele dag heb ik erover nagedacht hoe ik je weer in de doos zou kunnen krijgen maar ik geloof niet dat er een oplossing bestaat. In uitgevouwen toestand ben je meer dan levensgroot. Mooi en moeilijk benaderbaar. Zelfs in je slaap staar je naar me, alsof je weet wat er speelt. Natuurlijk zou ik je armen achter je rug kunnen binden en je benen samenpersen tot een staart, je oprollen, je desnoods met een mes te lijf gaan om je leeg te laten lopen maar ik durf niet in te schatten hoe ik slaap vannacht, na zoiets. Als kind al geloofde ik in een wederopstanding van de dingen en allemachtig, wat lijk jij vatbaar voor eeuwig leven. Al dat stevige, gladde materiaal, die heldere ogen, een mond die alles te geven en alles te nemen heeft. Zelfs de naden, op de plaatsen waar je zo geheimzinnig versmolt met jezelf, zijn prachtig afgewerkt. Nauwelijks zichtbaar met het blote oog. Ik wilde dat ik je vast kon houden – maar in dat geval is het te laat. Niemand die dichterbij komt dan ik gedaan heb is nog in staat over een afscheid na te denken, je goed- of kwaadschiks terug de doos in te krijgen, tabee, de groeten thuis, het ga je wel. Je staart me aan en ik krijg het hier benauwd, het zal de warmte zijn en de doordringende lucht van glanzend nieuw kunststof (het geeft niet, liefste). De kamer is niet groot genoeg voor jou en mij samen. Ik merk dat mijn ademhaling moeizaam gaat, alsof mijn ribben gestaag zijn gaan vastzitten en niet langer meebewegen. Als ik straks de deur uit ga kom ik niet terug. Ik zou willen dat ik je alles uit kon leggen. Je moet weten dat ik hier niet weg wil ómdat jij hier bent maar juist ondanks
dat. Je bent magnetisch, onvermijdelijk, een man moet zichzelf dwingen tot vertrek. Als je straks wakker wordt en alleen bent en rondkijkt, als je straks dit briefje leest dan moet je dat weten. Je moet weten hoe ik je wilde en hoe dat nooit meer overgaat. Misschien is het vergeefs. Straks zijn we kilometers van elkaar verwijderd. Ik kan je niet troosten. Je zult naar mijn handschrift staren en je ogen openhouden en je mond zal in een O van ontzetting blijven staan.
Lichaam
U kent mij langer dan vandaag. Ik kan u dus meteen wel melden dat ik het gedaan heb (een handtekening ter bekrachtiging vindt u onderaan). Laten we er maar vanuit gaan dat u mijn bekentenis nog zult kunnen lezen hoewel die straks wellicht doordrenkt zal zijn (waarvoor mijn excuses). Een mens staat toch steeds weer verbijsterd van de hoeveelheid bloed die een lichaam kan bevatten. En dan dit lichaam, dat helemaal zo groot niet is (en het krimpt al, het is al begonnen te krimpen). Kijk die gladde buik toch eens, die stevige borsten, die naakte dijen, dat scherpe, blozende gezicht. Wat een droefheid, dat het hier verloren zal gaan (het is al minder dan zojuist). Wat hebben wij veel gemeen, u en ik. Dat is alles wat ik u zeg, meneer, net als de vorige keer: dat wij elkaar na staan, dat wij elkaar steeds nader komen. Allebei houden we van zorgvuldigheid en ageren tegen de overdaad. Ach, komt u mij zoeken dan zal ik u ontglippen (ik ben u immers altijd ontglipt, zo ligt de relatie tussen ons, er moeten zoekers zijn en mensen om naar te zoeken). Het is niet persoonlijk bedoelt, integendeel. U walgt op uw manier en ik op de mijne. Verrichten uw mensen autopsie op dit lichaam (dat nu al haast onzichtbaar lijkt, zo miezerig dat ik er verbaasd over ben) dan zullen ze zien dat het niet vrij van smetten was. Natuurlijk niet! Het is een lichaam waarvan uitbundig is genoten – niet door mij, ik mag er toch op vertrouwen dat u mij goed genoeg kent om zulke ideeën buiten beschouwing te laten. Ach, laat u trouwens mijn handschrift onderzoeken, ik raad u dat bijzonder aan. Uit het rapport zal blijken dat het overeenkomt met dat van het nerveuze, geesteszieke type – dat heb ik laatst opgezocht. Zoiets is kostelijk, al weten we beter. Laten we elkaar niet tekort doen. Ik beschouw u graag als mijn krachtigste bondgenoot, al vechten wij ieder een andere kant op, rug aan rug. Als het stof optrekt zullen we samen overblijven.
Fles
Er is hier bijna niets. Eenentwintig bomen en een cirkel van zand (er komt geen einde aan zolang je rondjes loopt). Verder zee, zee en nog eens zee. Er is een schip geweest, een vage vlek in de verte, maar dat is dagen geleden. Wat ik hier heb noteer ik: een koffer, een rode avondjurk, twee paar panty’s, een föhn, een tasje make-up, twee Spaanse boeken, een flesje parfum, drie t-shirts, negen onderbroeken, één spijkerbroek, zes paar sokken, twee lange gewaden van een ondefinieerbare stof, een kam, een strip paracetamol en een plastic pot waar nachtcrème in gezeten heeft. Alles heb ik naar het hoogste punt gesleept en tussen de bomen gelegd.
Er zijn hier nauwelijks insecten. Ik eet krab en soms vis. Soms vliegt er een meeuw over, te ver weg om met een steen te raken, als ik goed zou kunnen gooien, wat ik eerlijk gezegd niet kan. Ik drink regenwater dat ik opvang in palmbladeren en dat ik daarna overgiet in de pot waar de nachtcrème in heeft gezeten. Op de zijkant van die pot staat dit: In de loop der jaren verliest de huid een deel van haar natuurlijke glans en elasticiteit. Gencare bevat natuurlijke proteïnen en vitamines die een intensief voedende werking hebben. De creme voelt licht en prettig aan en trekt snel in. Gencare helpt het verouderingsproces af te remmen en heeft een herstellende werking. Uw huid straalt als nooit tevoren. GENCARE. A Fountain of Youth.
Iedere ochtend loop ik vijf rondjes om de zee. Iedere dag bouw ik één manshoog kasteel. Iedere avond trek ik de rode avondjurk aan. Ik slaap in mijn kuil tussen de bomen, naast de koffer. Als ik mijn gewoontes niet zou hebben zou ik het niet volhouden. Er zijn mensen die jarenlang in de gevangenis hebben gezeten. Zij beweren dat je voor afwisseling moet zorgen. Je moet er goed op letten dat niet alle dagen op elkaar lijken, anders vervelen je hersenen zich en sterven langzaam af. Zelf geloof ik: als alle dagen op elkaar lijken verlies je in feite niets. Het is de bedoeling de regelmaat tot het uiterste door te voeren. Uiteindelijk wil ik alle weken die ik hier doorbreng in elkaar kunnen schuiven tot één enkele dag. Aan het eind van die dag word ik gered.