[p. 37]
Evelien Chayes
Gedichten
Ooglid op ooglid
Oude hand streelt onuitgeboetseerd gezicht
ingehouden door een zenuwweb blind
tegen de schedel beelden duwend
worden nachten afstompende kussens
eeuwen bloed terugkeer van een holle blik
Kruipt er niets tussen gesloten leden – je gaat je gaat
wind laat schrapend tak langs koppige slaap:
maar niets zegt dat de wilgen languissant –
terwijl in je vijand je vijand
Witte slaap, keer weer.
[p. 38]
Drie
Hoe moeten zij ons bepalen, minnaars ouders
kinderen? Zij zag ons drievoudig
ongemakkelijk in de kamer staan.
Zij was de dochter van een vreemde,
haar meisjesjurk nauw nieuw net groot genoeg.
Zij was niet gegroeid en liep op de smalle kade
haar moeder trok haar mee –
zij moest haar redden uit van zij-en een zee
en weer werden zij onverklaarbaar twee.
Zij hoorde die dochter ongenaakbaar kinderachtig
en natuurlijk gaf zij een klein aanwezig.
Jij stond halfslachtig met ons bezig.
Je ogen sloegen scheel weg van elkaar.
[p. 39]
1
Col de port
In de nok van de tent zoemde het
van hommeles met ons
terwijl daaronder het naakt klam wachten was
handen vet langs het grondzeil fladderden
bladzijden geen zin meer hadden
alsof wij onze eigen douanier, hem verdovend met
kwetteren, hoe je heus bent
kas van kern van punt op pas
Hoe laag we op hoogte
cirkelen blind voor waar ik
op de Col de Port is
[p. 40]
2
Om het lichaam trollyend
in de bus door Genève
geflanst een bloemetjesjurk
van dikke dame elefantiasis
Nog zie ik de chaos
van haar zinloze drift
stomgestompt
de stad door
Ziet er allemaal keurig uit
gestreken hoofden benen
gouden armbandjes
bus in bus uit de etalage
poppen op hun plaats
soldes soldi heidi
‘Escape to Heaven’
dus gaan ze naar de film
in Zwitserland
één voorstelling welgeteld
paviljoen van de franc
[p. 41]
3
Geladen wisten we niet wat achter lag
bushalte 2
toen onder die blik ik zingend
omhoog bleef staren hoe
die balkons art nouveau
so himmlisch-heiter so
dit was dit
het licht de stenen hoogte
[p. 42]
Kustgedicht
Als dit gaan was, was dit verschieten
tussen zee en kust
volgens de lijn van hechtvezel
helblauw helmgras paarse crassula cirkelt goud
tot in zilver op weg naar Fort Raz,
doorwaadt zijn lichaam het gordijn van licht
grijze wattendekens en omlaag snijdt de drieteenmeeuw
Werd er gevaren op onzichtbaar Normandië
en intussen fonkelende soldatenbotten
werden levens gestaard naar rotsen
gezichten getuft geplooid
door noordenwindse ruwe hand.
Het was de eeuwigheid verdrinken.
[p. 43]
Kustgedicht 2
Mens is gestrand en zegt aangemeerd
in een volmaakte twist van stromingen
waar de bankschroeven het staaldraad
van ons buiten-ons-om tot net niet
knappen spanden
Boven ontelbare tressen tegen
tressen in, kruislings
in de baai van de oeverloze
suist het snijdt hem snerpt hij krijst
Hij zorgt dat wij kunnen blijven
woekeren met ons
[p. 44]
1 Breken
Wij, companen, wisten niet
wat brood was in het oekraïens.
Zwijgend zaten wij rondom
braken het ieder voor zich.
Kauwen is stil schreeuwen
denken en vragen stellen verlengd
met vertaalde woorden waarvan wij
de oorsprong gaandeweg verloren.
Alleen ons oog proeft ons terug.
Rond naar het midden gelezen
zal het klinken als m-ts-ts-m.
Onze monden maken seder haggada.
Wij eten hier matsa.
[p. 45]
2 Lossen
Als vijfde moet je altijd wachten
zoeken om los te kopen een gestolen
geheim smachten naar iets na
om hopen opnieuw te mogen.
Zoals vader altijd belooft
los te zijn los van zijn geheim
als wij maar geloven
het hele gezin de enigen te zijn.
Als vijfde zul je weg zijn
ieder jaar dat wij
met de wijngevulde beker
wachten op Elia, ieder volgend jaar.
[p. 46]
3 Lengen
Droog is het rondom onze monden
vallend van letters in letters, alles voor woord.
Zwijgend zitten wij de gapende rijkdom
van pijn te likken, breken elk begin.
Het had stom moeten blijven klinken
als matzegeur een vreemde vaderstem
en verminkte wetten. Waar hij strak staart
sterft ons oog, voor ontraadseling.
Dit malen is als verboden vragen
stellen in vertaalde woorden waarvan
wij de oorsprong ieder jaar verloren.
Zijn stem bleef steken in
het schemerrood de beker
voor ons onaangeroerd bestemmen.