Floor Haakman
Wild en gevogelte
Hoe komt een dame een huis binnen als ze zich niet op haar gemak voelt?
Ze heeft natuurlijk een presentje bij zich. Iedere gast die zich niet op zijn gemak voelt neemt een aardigheidje mee, om de gastvrouw te paaien of soms uit oprecht geversverlangen. Ze heeft een aardig pakketje bij zich met een boekje erin. Een klein blauw boekje, een boekje over schilderkunst en verfgebruik. Ze is een schilderes, zo liet het meisje zich vertellen, een hele goede. Ze kan vreselijk goed schilderen. En ze is ook zeer goed op de hoogte van literatuur. Een interessante vrouw en slim en mooi en bijzonder.
Ze draagt een heel kort rokje, geen panty maar lichtbehaarde benen, zwarte schoenen, suède, een beetje afgetrapt, ze doet ze al snel uit, we zien haar voeten. De tenen. Goede tenen. En ze heeft een truitje aan dat geen schouders bedekt, het heeft een brede hals, een zo brede hals dat het niet meer om de nek maar om de schouders valt, het is een schoudertrui. Als ze haar armen nou omhoog zou moeten steken, bij ‘handen omhoog’ bijvoorbeeld, dan zou de hals van de trui wél om de hals van de vrouw zitten, dan was het toch nog een trui met een hals geweest, maar indien wij nu kinderachtig doen en aan de onderzijde van de trui trekken, dan zien wij de trui tot een soort overrok worden met twee mouwen waar haar armen niet lang genoeg voor zijn, die mouwen zouden er dus wat nutteloos naast hangen, misschien kunnen we ze als een soort ceintuur, een wollen riem, weer om haar middel knopen.
Om haar hals draagt ze geen ketting, misschien kunnen we die nutteloze mouwen ook van het rokje afknippen en om de nek van de vrouw heen binden, als een sjaal met een gat erin, en nog een sjaal, die knopen we wat vaster. En het rokje, dat eerst een truitje was, dat heeft nu twee gaten, daar waar eerst die mouwen zaten, we schuiven het op, zo dat het gat van de linkerarm nu voor zit en het gat van de rechterarm nu achter. Door de gaten hadden we, indien ze er niet nog een ander rokje onder
gedragen had, haar broekje gezien, haar onderbroekje met bloemetjes, een onschuldig broekje maar wel wat oud, er zitten gaten in. Gaten in een onderbroek, wat een slordige vrouw, ze denkt zeker dat niemand zoiets ziet, nou dan had ze maar niet zo’n uitdagende trui moeten aantrekken, dan hadden we dit nooit gezien. Ze probeert het met haar handen nog te bedekken, een hand voor en een hand achter. Maar haar borsten zijn ook bloot, ze heeft geen handen genoeg.
De haren op het hoofd zijn voor de gelegenheid opgestoken, dat doet de lange dunne bleke nek beter uitkomen, nog beter. Ze overhandigt het pakketje, staat er bij tot het uitgepakt is, krijgt ondertussen een glas wijn aangeboden; ‘oh lekker, maar alleen witte wijn, met ijs.’ Ze drinkt geen rode wijn omdat haar tanden dan verkleuren maar dat vertelt ze er niet bij, dat krijgen we later pas te horen van de man. De man is blij, de man staat erbij en vindt het heel mooi wat er in dat pakketje zit, een boekje over kleuren in verf, dat vindt hij heel mooi. En hij vindt de dame ook heel mooi. Ze heft haar glas wijn, schudt er zachtjes mee zodat het ijs tinkelt tegen de wanden en krijgt dan een plaats aangeboden aan tafel.
Een plaats aan tafel die niet tegenover de man is maar schuin tegenover want het meisje zit al tegenover de man. Zij zit naast het meisje, ze krijgt een plaats aan het raam maar aan het raam is het helemaal niet leuk omdat de gordijnen gesloten zijn. Het is geen gewilde plaats maar ze kan er niets tegen doen, niet de eerste keer dat ze hier op bezoek is, dat mag niet, dat is tegen de beleefdheidsregels, later zal ze hem er nog wel over spreken. ‘Weet je wat, we hebben het er later nog wel over.’ Ze schuift haar stoel aan en kijkt zuinig. De man huivert, hij is al minder blij.
Zij zette hun eten voor, de vrouw had geen eetlust, zij wel, ze waren hongerig en zaten te eten. Eerst naar de duinen geweest, daar was een meer, daar hadden ze gezwommen, en een grote strandbal met zes kleurenparten, en ze hadden van zand lichamen gevormd, in liggende houding, op ware grote, en er waren veel mensen geweest die ervoor stil bleven staan. Die van haar waren net echt, drenkelingen, langzaam weer opgegeten door de vloed. En hij had haar getrakteerd op een ijsco. En hij had met haar willen vrijen, en dat had ze heel goed geweten. Bij Zandvoort was een winkelgalerij, overal zijn ze kleren gaan passen. Ze pakt zijn hand en trekt hem al huppelend voort een winkel binnen, ze zet een hoedje op en maakt een kersenmondje waarmee ze hem een kusje geeft. Ze bukt zich om iets met haar sandalen te doen, het knoopje opnieuw vast te maken, en ze bukt zo dat ze hem raakt met haar billen, die duwt ze tegen zijn benen aan, ach-
teloos. En hij wordt rood maar is ook trots want hij is al ouder en nu blijkt dat hij zo’n mooi meisje heeft, en de juffrouw in de winkel kan dat zien. Oudere man wandelt met speels uitgelaten meisje in geel strandjurkje over een boulevard waar verder te dikke dames en te bruine heren met grijze levens rondlopen die zich voorstellen in een Amerikaanse bad- en strandserie te leven. En zij lacht want zij speelt niet in dezelfde soap, ze heeft een ander soort film voor ogen. Een stille film, een goede film, met mooi meisje en melancholisch geluk. Zij wandelt met een oudere man, een heer, gelukkig over een boulevard uit een slechte serie en ze voelt dat al die andere spelers kijken naar haar film omdat die spannender is.
De vrouw, ze heeft haar bord naar achteren geschoven, er wordt haar gevraagd of ze het wel lekker vindt. En ze glimlacht als ze zegt dat het best aardig was maar iets te zout en een beetje taai. We geven haar dan nog maar een glaasje wijn.
Wij weten: het meisje en de man, ze spelen een verliefde filmscène, wij kunnen al bijna raden dat het treurig met hen afloopt en dat weet zij ook. We zien haar daar lopen, huppelen, ze heeft een strooien hoedje op, kindvrouwtje, en we weten, dat wordt ongeluk. Zij verlangt te veel van hem, dat kan hij nooit waarmaken, en zijn vrouw, wat voor scène gaat ze maken? Er komen problemen, dat weten wij.
Zij is een heel jong minnaresje met de rol van een kind en zit nu aan tafel met de man die haar vader kon zijn en zijn vrouw die haar moeder niet wil worden. We geven de dame nog een glaasje wijn.
*
Men neme een meisje met een eigen willetje en een stok of een grote schoen. Onderwerp haar en ze heet jouw vrouw. Je kunt nu alles met haar doen.
Hij wil zo veel mogelijk vrouwen, als hij in bed ligt denkt hij aan ontelbaar veel vrouwen die hij vastbindt in een kelder of gewoon op straat en hij kan met ze doen wat hij maar wil, ze roepen allemaal: Oooh Bijenman. Bijenman is een koning in een vrouwenparadijs. En als hij zich goed inleeft in de gedachte, dan is het al bijna gebeurd, op straat lopen zijn meisjes, de wereld is van hem, gelukkige momenten, gele jurkjes, blauwe jurkjes, roze jurkjes, en hij draagt bij de gelegenheid een hoed die hij voor
ze afneemt, voor ieder meisje maakt hij een lichte buiging, zegt ‘dag dame’ en dat is buitengewoon charmant. Dat deed hij twintig jaar geleden en dat doet hij nu nog steeds. Twintig jaar geleden ontmoette hij zijn vrouw. Zijn rottige vrouw in een park bij een vijver met een fontein, ze was haar kat kwijt, riep haar kat heel hard, en hij riep haar, riep haar, de mooie dame, nee niet twintig jaar geleden, deze vrouw, de vrouw van de Bijenman is niet zijn eerste vrouw, maar zijn derde, haar heeft hij zes jaar geleden ontmoet op ongeveer dezelfde manier, niet in een park maar in een café, zij zat aan de bar tussen twee heren in, droeg een mooie jurk, was helemaal in stemming, lachte, en hij wandelt binnen, neemt zijn hoed af en bestek onmiddellijk twee consumpties, een voor haar en een voor hem, geheel onverschillig naar de twee heren met wie ze al in gesprek was, dit werd zijn vrouw, zo was het. Een lotsbeschikking, het voelde allemaal heel natuurlijk. Hij was een echte denker en zij hield zich bezig met kunst, waterverven, allerlei soorten schilderijtjes, en nog belezen ook. Ze was niet vreselijk jong maar wel erg mager en ze sliep waarschijnlijk te weinig, ze had grote wallen onder de ogen, juist dat uitgeteerde maakte haar heel aantrekkelijk. Vrouwen met één armpje kunnen ook opwindender zijn dan gewone vrouwen, of vrouwen met een lam handje, een knokkelvoetje, een scheve teen, het maakt ze hulpelozer, interessanter. Ze was een mooie uitgeteerde vrouw en vreselijk spannend, heel kwaadaardig ook, ze had veel aandacht nodig, een kindvrouwtje was het met verschillend gekleurde nagels en toch ook nog heel droevig met een ongezond witte huid en te weinig vet aan een bar in een kunstenaarsgelegenheid. Ze laat haar welgevormde benen zien, hij houdt van haar, komt bij haar wonen, zo is dat begonnen.
Maar dit is niet belangrijk voor het meisje, wat het meisje belangrijk vindt dat is de Bijenman zelf, ze wil een beetje aandacht, wil horen dat ze een meisje met mogelijkheden is en dat ze mooi is, wil horen dat hij van haar houdt, wil horen dat hij haar verzorgen zal als ze zich klein en ongelukkig voelt, wil dat hij haar in zijn armen neemt en wil dat hij haar zachtjes streelt, wil dat hij haar nu opbelt en uitnodigt op reis te gaan, naar Frankrijk naar zijn zomerhuisje, wil dat hij zegt dat hij zijn vrouw in de prullenbak heeft gegooid omdat hij haar als vod beschouwt, wil dat alles aangenaam en prettig wordt. Maar dat gebeurt niet, hij belt niet, er gebeurt wel iets anders, zijn vrouw schrijft een brief, een brief met hanepoten, een onleesbare brief, die hebben we dus maar bij het oud papier gelegd, wat moet een meisje met een onleesbare brief?
Na een week belt ze dan op, die vrouw, als ze niet met hanepoten schrijft dan krijst ze, wat maakt ze veel lawaai, de hoorn kunnen we ver van ons oor houden als ze ons uitnodigt om met haar te dineren om een aantal zaken op een rijtje te zetten, bijvoorbeeld de zaak dat de dame niet is uitgenodigd op de verjaardag van het meisje of dat het meisje weigerde naar de verjaardag van de dame te komen, ze wil namelijk niets te maken hebben met de dame, ze is niet geïnteresseerd meer in een dame die zegt dat ze een nepglimlach heeft en die van haar stoel valt tijdens een etentje waar het meisje haar echt niet had uitgenodigd omdat ze daar behoefte toe voelde. Ze is niet geïnteresseerd in een dame die haar door het slijk haalt op feestjes en borrels maar haar huilend om hulp en aandacht en sigaretten vraagt als Bijenman niet aardig was, daar heeft het meisje helemaal geen behoefte aan, die vrouw wil dus een aantal zaken op een rijtje zetten, we zullen eens met haar uit eten gaan, we zullen haar helder en duidelijk, snel en efficiënt uitleggen hoe ze de pot op kan, we maken een afspraak, we zoeken een goede elegante avondjurk uit en maken onze ogen op, dit vrouwtje met haar lelijke stem, dit jaloerse kindvrouwtje gaan we eens vertellen hoe de zaken liggen, wie er nu eigenlijk de baas is. Wat zij met Bijenman doet dat is haar zaak maar ik heb ook zo mijn rechten, het is een vader, mijn Bijenman, ik ben zijn kind en zij wil niet mijn moeder zijn, dat denkt het meisje.
*
En zo was er ergens in de tijd een gelegenheid waar aan een tafeltje een vrouw zat tegenover een meisje in een avondjurk en met opgemaakte ogen. Het was een kunstenaarsgelegenheid voor schilders en acteurs, er werden veel sigaren gerookt, er waren oude mannen, er hingen schilderijen met jachttaferelen, herten met bloed en groene petten op met veren, er stonden fauteuils van oud leer waarin je inspiratie op kon doen en iedereen behalve de vrouw en het meisje voelde zich erg op zijn gemak.
Ze glimlachen elkaar verlegen toe. De vrouw steekt een zwaaiende hand op om de kaart te vragen. Het meisje probeert de vrouw te helpen, zit met haar rug naar de bar met de obers toe maar draait zich in haar stoel om zodat ze met haar ogen de bediening naar hun tafel kan halen, door ze aan te staren. Zo brengen ze de eerste tijd door, kijken en wuiven naar de obers. Maar als ze besteld hebben dan zitten ze weer tegenover elkaar, glimlachen ze naar elkaar een verlegen lach, er is gelukkig wijn, het meis-
je is een onhandig meisje, haar glas valt om, er is nu snel een ober met een vaatdoekje en een nieuw glas, en er wordt een servet over een rood stuk tafelkleed gelegd zodat de mouw van de avondjurk van het meisje niet verkleurt als die over de tafel strijkt. Zo is er nog een periode verstreken. Het meisje kijkt nu wel goed uit dat haar dat niet een tweede maal overkomt; ze tilt haar volle glas alleen nog maar met twee handen de lucht in en de vrouw doet haar na zodat het meisje niet de enige is, zodat het een gebruik lijkt aan dit tafeltje voor twee. En ze hebben al die tijd nog niets gezegd, niets gezegd behalve dingen als: Roep de ober even en oh jee mijn wijn is gevallen, wacht ik help je even. Nog niets over de werkelijke problemen in het leven, over die keer dat de vrouw gillend naakt de gang van een hotel in was gehold en riep dat ze verkracht en aangevallen kon worden en hoe mensen met slaapmutsen haar afkeurend aankeken, niets over die keer dat ze een mes had getrokken om zich te beschermen tegen een man, een vader die luid grommend over de straten rent om zijn kinderen blij verschrikt weg te doen vluchten maar dat de vader gromt voor de grap en de vrouw een mes trekt omdat het serieus is of van die keer dat de dame door een stoel zakte en al die andere vernederingen, wanneer de dame vertelt dat iedereen veel slimmer en mooier is dan het meisje of van wanneer de dame heel erg is gaan schreeuwen omdat ze heeft ontdekt dat ze niet de eerste vrouw is geweest voor Bijenman, en dat ze heel erg hard ging schreeuwen omdat het meisje ook een moeder heeft. Nee ze praten over heel ander soort dingen. Over de Bijenman, hoe hij voordeelcoupons uit het reclamekrantje van de drogisterij om de hoek knipt en inlevert zodat hij korting krijgt. Dat hij thee zet per kopje en dat je hem shockeren kan met een pot vol. Over zijn gevoelige plekken, dat hij gaat kraaien als een baby als je hem kietelt in zijn zij of onder zijn armen. Over hoe het meisje hem een keer een theelepel zout verkocht alsof het poedersuiker was en hij in grote vaart door het huis naar een wasbak rende zo vies vond hij dat. Over zijn ondergoed, dat hij broeken met boten en beren droeg als hij heel spannend wilde zijn. Ze pakken elkaars hand vast over tafel, het meisje en de dame, ze kijken elkaar zacht in de ogen en spreken over spanning, over vriendschap en over liefde voor elkaar.
*
De dame, de vrouw van de Bijenman, is nog steeds een vrouw met een eigen willetje, ook zo’n wild katje, had Bijenman haar niet zullen tem-
men? We gaan haar zelf maar even temmen denk ik, mannen zijn daar niet zo goed in, ik heb een zweepje gekocht, ben al een keer met haar uit eten geweest, in een kunstenaarsgelegenheid, we hebben grapjes gemaakt over Bijenman, we hebben heel lelijke grapjes over hem gemaakt, mijn rugtas met instrumenten bleef onuitgepakt en ik draaide een sigaretje voor haar en zij glimlacht vriendelijk naar mij, ik maak een compliment over haar gekleurde nagels en zij laat me zien hoeveel potjes ze nodig heeft, meedraagt in haar handtasje. En ze doet me voor hoe ik mijn nagels het beste kan verzorgen, ze lakt ze voor me, we drinken wijn, ik gooi een glaasje om, we giechelen omdat we dronken zijn, ik schuif mijn stoel naar achteren, een resoluut gebaar en loop naar haar toe, ga op haar schoot zitten, zo daar zit ik. Ze geeft me een kusje in mijn nek en we doen handjeklap, met mijn nieuw geverfde nagels, ik laat haar mijn stiften zien, en met het boekje over kleuren proberen we ze weer op volgorde te leggen, van groen naar geel naar rood naar blauw… Maar we waren hier gekomen met heel andere intenties.
Is zij vals, is het meisje vals? Zij zegt: Jij bent vals, jij bent die boze dochter, het meisje zegt: Jij bent dat rottige vriendinnenvrouwtje, ze kunnen het niet goed met elkaar vinden en het meisje denkt: Waar is mijn zweep, heb ik bij me als ik hem niet goed gebruiken kan en niet als ik hem nodig heb, net als een paraplu. Altijd mis.
Zij zal wel vinden dat ik net een man ben en ik hoop het maar. Liever haar man dan haar vriendinnetje. Kom maar schatje steek die klauwen naar me uit gaan we samen vechten, groen in je oog, geel over je wang, blauw en paars trekken aan je haren…