[p. 518]
Frank Koenegracht
Drie gedichten
Zij
Zij heeft twee schouderblaadjes
en ze glipt door de deur.
Ik hou niet van het menselijk gebeente,
maar zij heeft het volmaakte wel.
De winterzon drinkt uit een benen fles.
Zij niet, ze heeft twee schouderblaadjes
die dromen dat ze zusjes zijn.
Niet van mij maar van elkaar.
[p. 519]
Een nieuwe woning
Ik heb een huis gebouwd
op de buik van de weiden,
nieuw en slecht.
Het dak ruist in de vazen,
de kelders zijn verbonden
door een meer van zwarte koffie.
De schemerlampen en de trap
staren gaten in elkaar
en in de kamer op het tafelkleed
door geen tafel gedragen,
liggen de resten van een gil
geslaakt door helemaal niemand.
[p. 520]
Mosgroen epigram
voor H.
Zonder toestemming zag ik in mei het mos.
Met de rug naar mij toe in congres.
Het ging over de leeftijd van de steen
waarop het stond.
Uitgenodigd was ik niet. Vooral omdat ik rookte.
Totdat ik zei dat jij me had gestuurd.
Groener applaus heb ik nooit gehoord.
Het rees als een bos de grond uit,
het werd met bekers over mij
heengegoten en dat ik rookte
bleek nu juist een goede eigenschap.
‘Dat doet hij ook’.
Het gaf niet dat het niet hetzelfde merk was.
‘Roken is roken’, was de opinie.
Dit werd het onderwerp
voor het congres in juni.