Frederik Bokshoorn
De rare Reed uit Reds,
Of de sluipwegen van de oktoberrevolutie als kerstverhaal
In het Amerika van Ronald Reagan heeft een wat paradoxale rehabilitatie plaats: de Amerikaanse ‘rooien’, d.w.z de radicalen die na 1917 met de Russische oktoberrevolutie gingen sympathiseren, zijn ineens niet langer boemannen maar worden gefêteerd. Zij zijn zelfs in het Witte Huis op bezoek geweest, in die zin dat een film die die rehabilitatie wel het verst heeft doorgevoerd, Warren Beatty’s Reds, voor de president vertoond mocht worden zodra hij gereed was. Het schijnt dat Reagan per slot van rekening niet helemaal gelukkig was over zijn eigen collaboratie – zelden moet in het Witte Huis zo vaak de Internationale hebben geklonken -, maar daarmee was de weg van de film onder het Amerikaanse publiek natuurlijk wel gebaand. Oscars volgden, en ook de Russen, de laatste tijd niet verwend met gelegenheden om vrienden in Amerika te maken, zijn alert geworden. Bondartsjoek, een van hun meest monumentale filmers, heeft al opdracht gekregen om de conjunctuur uit te buiten en eveneens een film te draaien over die glorieuze tijd toen Amerikaanse kapitalistenzonen het met Lenin hielden.
En vooral ook Amerikaanse kapitalistendochters want wanneer Amerikanen iets ongewoons doen, dan laten de beruchte matriarchen van dit land zich nooit onbetuigd. Zo is het wel de onvergeeflijkste fout van Beatty’s film dat hij zijn voor de hand liggende held, John Reed, de Amerikaanse ‘rooie’ die het het verst heeft geschopt, niet het minst door zijn graf aan de Kremlin-muur dat de herinnering aan hem steeds zo levend heeft gehouden, nu net de vrouw heeft onthouden die hem met krachtige hand het revolutionaire pad heeft opgeduwd: Mabel Dodge. Zijn hele
leven wordt daardoor hopeloos scheefgetrokken. Maar waarschijnlijk kon Beatty geen held gebruiken die aan de voeten van een acht jaar oudere furie zijn bestemming leert kennen. In elk geval heeft hij er de voorkeur aan gegeven ons aangaande zijn revolutionaire leerschool totaal in ‘t ongewisse te laten, en voor de erotiek in zijn film moet een latere liaison van Reed met de journaliste Louise Bryant, een heel wat liefelijker wezen, maar dan ook uit de arbeidersstand afkomstig, zorgen. De kapitalistendochter Mabel Dodge (Dodge was de naam van haar tweede man, zij heeft er in totaal vier versleten, de laatste was een Indiaan) hoort echter zonder meer aan het begin van elke echte story over al die Amerikanen die na 1917 een tijdlang meenden dat zij geroepen waren om de Russische oktoberrevolutie ook een goede ‘follow-up’ in de Verenigde Staten te geven. Zij zijn namelijk allemaal door de salon gegaan die zij in 1912 in New York opende en waar zij het gesprek steeds in éen richting stuurde: Wat kon men doen om Amerika zo snel mogelijk aan een revolutie te helpen? Daar werd dan steeds verhitter over gediscussieerd. Maar omstreeks middernacht gingen de deuren naar de eetkamer open en ‘everybody rushed for a supper of Virginia ham, white gorgonzola sandwiches, cold turkey, salads and rare, imported liqueurs’. We weten dat zo precies omdat Mabel Dodge later vier boeken over zichzelf heeft geschreven, en geen moment van haar leven dat zij zich niet nauwkeurig herinnerde.
Gertrude Stein, een van haar talloze vrienden en kennissen, deed dat anders. Zij vond Mabel Dodge interessant genoeg voor een van haar korte literaire schetsen nadat zij bij haar in haar schitterende villa bij Florence op bezoek was geweest: A Portrait of Mabel Dodge at the Villa Curonia. Maar behalve in de titel kwam zijzelf noch haar villa in dat stuk ook maar éen keer voor. Het was meer een exercitie in Steins bekendste trant: Mabel Dodge is Mabel Dodge is Mabel Dodge.
D.H. Lawrence is van plan geweest een hele roman aan haar te wijden. Er is niets van gekomen, en dat is maar gelukkig ook want in wezen was zij zo vulgair dat hij daar alleen maar zijn vingers aan had kunnen verbranden.
Maar haar relatie met John Reed heeft haar in zekere zin voor de geschiedenis gered. Zij heeft de jongen waarvan Walter Lippmann na geza-
menlijke studie aan de Harvard-universiteit schreef dat hij daar hoofdzakelijk de beste ‘cheer leader’ van de voetbalclub was geweest omgetoverd in de man die in Amerika het hardst heeft geklapt voor de oktoberrevolutie van Lenin. Hij was dan ook enige jaren lang de enige Angelsakser die in de Komintern zitting had, tot zijn dood in Rusland in 1920 op nauwelijks 33-jarige leeftijd hem als enige buitenlander een graf onder de heiligen van het Russische communisme aan de Kremlin-muur verschafte.
Mabel Dodge heeft zich later ook haar eerste ontmoeting met de inmiddels door zijn Ten Days That Shook the World befaamd geworden John Reed tot in de finesses herinnerd. Op die avond had zij in haar salon een staking ter sprake gebracht die in de textielstad Paterson was uitgebroken. Zij had voor de gelegenheid zelfs een stakingsleider uitgenodigd die in zijn eenvoudige taal beschreef wat er bij die staking was gebeurd. De politie had de stakers vrijwel in elkaar gerammeld. De rappe intellectuelen, anders om geen woord verlegen, werden er een beetje stil van. ‘Ugly, ugly America’, verzuchtte Mabel Dodge, een uitdrukking die haar in de mond lag bestorven. Maar ineens had zij een inval die wel bewees hoe raar zij zich de oplossing van sociale problemen voorstelde, maar haar toch op een manier sierde. ‘Ik stel voor, sprak zij ferm, die mislukkende staking voor een groter Amerikaans publiek te brengen. Ik zal daar Madison Square Garden voor afhuren. Maar wie wil zich ermee belasten die mensen van Paterson hierheen te brengen om hun eigen staking op te voeren, de enige manier om die nog te winnen?’
In haar Intimate Memories staat dan zeer matriarchaal:
‘I’ll do it, cried a voice – and a young man detached himself from the group and assumed a personality before my eyes… His high forehead was like a baby’s with light brown curls rolling away from it, making him lovable. His chin was the best… the real poet’s jawbone… eyebrows always lifted… generally breathless!’
Zij was John Reed tegengekomen, en zij zou de ‘baby’ voorlopig ook niet weer loslaten. De leerschool begon.
Om te beginnen moest hij dus naar Paterson, niet ver van New York in New Jersey, om de stakers moed in te spreken, en hij deed dat even luidkeels als hij dat in Harvard op het sportveld had gedaan. Hij werd ook
prompt door de politie achter slot en grendel gezet. Maar dat hoefde niet lang te duren. Zijn vrienden van Harvard kwamen in actie, uit nabije restaurants bereikte hem goed voedsel en zo’n voorname figuur hielden de plaatselijke autoriteiten liever niet vast daar de kranten er veel te veel drukte over gingen maken. Hoe dat zij, het hielp om een goede vertrouwensrelatie met de stakers tot stand te brengen, en op een dag in 1913 was het zover: meer dan tienduizend stakers namen de veerboot naar Hoboken en marcheerden vandaar in gesloten formatie naar Madison Square Garden om daar hun staking theatraal over te doen. Een hele staf van regisseurs stond klaar om meer in natura te doen wat zelfs Bert Brecht slechts met toneelspelers heeft gewaagd: den Aufstand proben. Het werd een in de Amerikaanse show-geschiedenis niet onbelangrijke gebeurtenis, bekend geworden als The Pageant of the Paterson Strike. De volgende dag wisten de kranten van New York echter niet goed of zij het geval in de kunstrubriek moesten onderbrengen dan wel er een politiek hoofdartikel aan wijden. De New Yorkse politie had de dag daarvoor ook met de handen in het haar gezeten. Want in hoeverre had men het recht in te grijpen bij een revolutie die kennelijk slechts in een zaal plaats had, zij het met zo’n schrikbarend animo als men dat van de straat niet kende?
De New York Times citeerde een sheriff die het betreurde dat hij het zingen van de Marseillaise en de Internationale niet kon verbieden. Maar ‘one word of disrespect for the flag’ en hij zou wel geweten hebben ‘how to stop the show so quickly it will take their breath away’.
John Reed, de hoofdregisseur van alles, was met éen klap een begrip in New York. Het was eigenlijk ook wel een goede zaak waarvoor hij stond, vonden vele kranten. In elk geval werd de aandacht gevestigd op het lot van immigranten die nog geen plaats in de Amerikaanse samenleving hadden gevonden, er toen schandalig werden uitgebuit en zich met het volste recht konden afvragen of zij in het land dat zij met zulke hoge verwachtingen binnengekomen waren niet van de regen in de drop waren beland.
In Paterson, een stad die veel zijde produceerde, waren dat in de eerste plaats Italianen. Het was niet zonder betekenis voor het succes van de show. Hoe ellendig die er ook aan toe zijn, een show is aan hen nooit verloren. Bovendien kunnen zij prachtig zingen, en de ‘cheer leader’ Reed maakte daar dankbaar gebruik van.
Maar het was natuurlijk een onvruchtbare manier om in Amerika de revolutie te brengen, zoals Mabel Dodge het eerst merkte. Het afhuren van Madison Square Garden kwam haar op een gevoelig financieel verlies te staan. Oorspronkelijk was het de bedoeling geweest dat de show, waarvoor reclame was gemaakt, door de ‘ugly, ugly Americans’ zou worden betaald. Maar de meesten daarvan waren weggebleven, en zo had men te elfder ure de entréeprijzen drastisch verlaagd. De zaal werd er vol mee maar de rekening had niet meer geklopt.
John Reed was nu echter helemaal voor haar. De dag na de ‘pageant’ toen de stakers hun trieste werkelijkheid weer onder ogen moesten zien scheepten de twee zich voor een luxereis naar Europa in.
Elke herinnering aan deze toch wel voorname episode in het leven van John Reed ontbreekt in Warren Beatty’s film, al zou men zeggen dat het spektakel hem voor zijn eigen spektakelstuk bijzondere diensten had kunnen bewijzen. Waarschijnlijk hinderde hem de matriarch die toen Reeds leven in handen had genomen. Reed, die hij zelf speelt, is een geweldige he-man. Rood zijn betekende macho zijn.
Het wordt echter nog curieuzer. In 1913 vertrok Reed ook met Mabel Dodge naar de eerste echte revolutie van zijn leven, de Mexicaanse. Hij zou als journalist de daden van Pancho Villa gaan verslaan. In New York verscheen toen sinds enige tijd een blad, The Masses geheten, dat door een Nederlander, Piet Vlag, was gelanceerd om tegen de kosten van levensonderhoud in die stad te protesteren. Het was een stomvervelend blad, met als enige ideologie een braaf moralistisch pacifisme. Maar het viel Mabel Dodge op, enerzijds vanwege de naam en anderzijds omdat Piet Vlag er even autoritaire ideeën over een tot stand te brengen revolutie op nahield als zijzelf. Arbeiders hadden hem te volgen, ‘whether they want it or not’.
Dat blad wilde zij wel hebben als een soort verlengstuk van haar salon. En het kwam goed uit, Piet Vlag kon het toch nauwelijks boven water houden. Reed werd er de poëzieredacteur van, met Louis Untermeyer. In 1913 kreeg Mabel Dodge echter plotseling in haar hoofd dat Pancho Villa de man van haar komende revolutie was en Reed moest er met haar naar toe, als correspondent voor The Masses en een paar andere New Yorkse bladen die zij bewoog hem als zodanig aan te stellen. Per Pullmantrein ver-
trokken de twee in richting Mexico. Mabel Dodge bleef op comfortabele afstand van het revolutionaire gebeuren, Reed ging op zoek naar Pancho Villa. Het werd een zeer geslaagde ontmoeting, zij het dan niet naar Mabel Dodge’s intenties. Vrijwel voetstoots vond de Mexicaanse rebellenleider, een man die niet veel van Amerika wist, het schitterend dat iemand nu regelmatig over hem in een ‘populair’ Amerikaans blad wilde berichten. Reed kreeg permissie zich in zijn onmiddellijke nabijheid op te houden, hij mocht er zelfs bij zijn als ‘generaal’ Villa met zijn hoofdkwartier de krijgsplannen smeedde. Bovendien was de aanwezigheid van een Amerikaanse chroniqueur voor hem ook nog geen aanleiding zijn aard te onderdrukken. Dat zouden rebellenleiders, waar ook ter wereld, pas veel later leren doen als er een Amerikaan in de buurt was. Integendeel, Villa legde er nog een schepje bovenop om Reed vooral zoveel mogelijk bloed te laten zien. Deze moest er eerst wat aan wennen maar al spoedig kreeg hij ontzettend veel plezier in de omgang met zijn ‘wilde beest’. Aan hem voltrok zich wat in onze eeuw vervolgens zo typisch zou worden voor zoveel semi-intellectuelen van zijn slag: geweld als zodanig ging hem bekoren, en als vijgeblad diende dat het ‘immers’ voor een goede zaak was. Hoe meer hij als geprivilegieerd toeschouwer in het kamp van Villa getuige werd van dingen die absoluut niet door de beugel konden – gevangengenomen tegenstanders werden bij bosjes neergeschoten -, hoe meer hij zichzelf inprentte dat dat móést. Voor zijn kranten citeerde hij Villa’s simpele beschrijving van zijn positieve doelstellingen: ‘It would be fine, I think, to help make Mexico a happy place.’ Maar aan vrienden schreef hij dat hij in Mexico de tijd van zijn leven had. What pageant material! Ten slotte was hij ook pas 27 jaar, en een echt beroep had hij tot op dat moment nog niet gekozen. Ter plaatse besloot hij voortaan de revolutie wat anders op te vatten dan als de zaak die Mabel Dodge zo ter harte ging en waarom zij hem ook naar Mexico had gesleept: niet als iets abstracts waarvoor men moest werken maar als een gelegenheid om met mooie woeste figuren in aanraking te komen. Bovendien als een manier om uit ‘ugly, ugly America’ weg te komen. Met andere woorden, Reed wilde zijn ervaringen in Mexico bestendigen door zich als ‘foreign correspondent’ naar meer van zulke plaatsen te laten sturen waar het gewelddadig toeging. Hij had geluk. In Europa was inmiddels de
Eerste Wereldoorlog uitgebroken, en omdat hij met een boek over zijn periode bij Pancho Villa (Insurgent Mexico 1914) indruk had gemaakt kwam hij zonder meer voor een positie als oorlogscorrespondent in Europa in aanmerking.
In Mexico was het al tot een kleine breuk met Mabel Dodge gekomen omdat hij soms erg lang van haar wegbleef. Zij reisde dan ook terug. ‘Like any mother’, schrijft Reeds biograaf Robert Rosenstone, ‘she partially resented his growth and accomplishments, for if they made him more attractive as a man, they detractied from his dependence’. Nu kwam er definitief een einde aan de liaison met de oudere vrouw die hem had gecoached en bekend gemaakt.
Prachtig psychologisch materiaal voor een film, net als dat galopperen achter Pancho Villa aan voor Beatty eigenlijk gefundenes Fressen had moeten zijn. Maar hij verdonkeremaant alles om met een Reed naar zijn eigen hart van start te kunnen gaan. Dat loopt dan uit op wat Daniel Bell in een recente Partisan Review, die een beetje principieel op deze nogal vreemde filmaffaire is ingegaan (1982, 3), een ‘twice-told little red fairy tale’ heeft genoemd.
Het gaat hier om het belangrijkste feit uit John Reed’s leven: de toevallige aanwezigheid van deze ‘romantische revolutionair’ in St. Petersburg toen daar de oktoberrevolutie plaats had. Een paar maanden voordat de oktoberrevolutie begon vertrokken twee figuren naar St. Petersburg die niet meer van elkaar hadden kunnen verschillen maar althans éen ding met elkaar gemeen hadden: zij voelden zich beiden mislukt maar hadden beiden een vaag gevoel dat de februarirevolutie, eerder gebeurd, een wenk aan hun persoonlijk adres was geweest. Misschien viel alles tóch nog goed te maken.
De ene figuur was natuurlijk Lenin. Het is bekend dat de februarirevolutie hem volkomen verraste. Maar vervolgens nam hij zijn maatregelen, erg krom naar de omstandigheden, maar althans dienstig om hem bijna linea recta van Zürich naar het Finland-station van St. Petersburg te brengen.
De andere figuur was John Reed. Hij was op dat moment een mislukte oorlogscorrespondent. Hij had zijn positie als zodanig verbeurd daar in zijn
berichtgeving een betrekkelijk pro-Duitse instelling had doorgeklonken. Volgens hem was het in laatste instantie beter dat Duitsland de oorlog won want dit land en zijn bondgenoten waren minder door het kapitalisme verziekt dan de westelijke geallieerden. Dat kon ermee door zolang Amerika neutraal bleef. Maar toen het aan de geallieerde zijde mee ging doen was hij voor de kranten waarvoor hij schreef onhoudbaar geworden.
Het gaf hem een groot gevoel van frustratie want sinds zijn tijd met Pancho Villa was het voor hem bepaald een manie geworden ‘in the midst of things’ te willen zijn. Hij trok zich zeer teleurgesteld in Greenwich Village, de bohémienwijk van New York, terug. Het resultaat van zijn verblijf daar was onder andere een trieste terugblik op zijn nog maar kort en toch eigenlijk verre van oninteressant leven, Almost Thirty, vol lamentaties van het soort dat zijn omgeving hem niet begreep, dat men hem nooit een kans had gegeven zijn ware qualiteiten te tonen en wat dies meer zij. Maar een pessimist was hij niet. O nee, er zouden in de wereld nog prachtige revolutionaire dingen gebeuren om die ‘rijker, dapperder, vrijer, schitterender’ te maken.
Intussen was ook een tweede boek van hem uitgekomen, de vrucht van een tocht door de Balkan en naar het Russische front. Het was zeer lyrisch voor een oorlogscorrespondent en herinnert soms al wat aan de wijze waarop de bekendste Amerikaanse oorlogscorrespondent van de eeuw, Ernest Hemingway, zijn vak genoot. Het toonde ook dat de romanticus intussen zijn sympathieën van de Duitsers naar de Russen had verlegd.
‘In America, zo schreef Reed daarin na een kortstondige, maar hem enthousiasmerende kennismaking met het tsaristische Rusland, we are the possessors of a great empire – but we live as if this were a crowded island like England. We live in houses crushed up against one another, or in apartments, layer on layer; each family a little shut-in cell, self-centered and narrowly private. Russia is also a great empire; but there the people live as if they knew it were one. In Petrograd some streets are a quarter-mile broad and there are squares three-quarters of a mile across, and buildings whose façades run on uninterrupted for half a mile. Houses are always open; people are always visiting each other at all hours of the day and night. Food and tea and
conversation flow interminably; every one acts just as he feels like acting, and says just what he means to. There are no particular times for getting up or going to bed or eating dinner, and there is no conventional way of murdering a man, or of making love. The Russians are not restrained by the traditions and conventions that rule the social conduct of the rest of the world’ (The War in Eastern Europe, New York 1916.)
Het was in die romantische stemming dat hem in New York het bericht van de februarirevolutie bereikte. De Russen, die hij al zo om hun vrijheid bewonderde, trokken er dus nog meer consequenties uit; misschien waren zij wel van plan ‘eenzijdig’ hun oorlog met Duitsland op te zeggen! Hoe dat zij, het bericht maakte hem minstens zo nerveus als Lenin in Zürich. En zodra hij van een rijke dame 2000$ had weten te krijgen en een regeling met een obscuur blad had getroffen om in Petersburg als hun correspondent op te treden, nam hij een boot naar Europa en kwam net op tijd in Petersburg aan om daar de oktoberrevolutie van het begin tot het eind te kunnen meemaken. Zij sleepte hem volkomen mee, de pacifistische correspondent was niet gelukkiger dan wanneer hij met een geweer kon rondlopen waarmee hij Petersburgers kon bedreigen die naar zijn smaak niet enthousiast genoeg meededen, hij verloor elke verslaggeversdistantie tot de dramatische gebeurtenissen uit het oog.
Toch werd die merkwaardige conjunctie van een man die in de eerste plaats op persoonlijke belevenissen uit was, op ‘colour and terror and grandeur’ naar zijn eigen woorden, met een kleurloze beroepsrevolutionair die ook midden in de grootste emoties abstract wilde blijven denken, van groot gewicht voor de wereld. Tezamen zorgden zij namelijk voor een constellatie die Orwell later als de ergste omstandigheid in zijn toekomstmaatschappij zou beschrijven: Waarheid en onwaarheid zijn er niet meer uit elkaar te houden. De reële oktoberrevolutie werd vrijwel onmiddellijk na gebeurd te zijn een fictie, door het journalistiek-meeslepende maar politiek-ignorante boek dat John Reed er in 1918, even terug in New York, over schreef (Ten Days That Shook the World). Het werd al gauw een wereldsucces. Van alle niet-Russen die getuige waren van de oktoberrevolutie en daarvan een interpretatie beproefden zou dit boek van een
onverbeterlijke egotist nu juist de opinie van de wereld buiten Rusland het meest beïnvloeden. Wat ‘men’ daar van die revolutie vond werd min of meer aan zijn verhalen daaromtrent ontleend.
Hier hadden elkaar om zo te zeggen twee factoren ontmoet die het grootste vertrouwen moesten inboezemen: een onwenteling in Rusland die een regime wegveegde waarover niemand ooit veel goeds had gehoord, en een reporter uit het vrijste land van de wereld die met zijn neus klaarblijkelijk op de feiten had gelegen.
Dat laatste was ongetwijfeld waar. John Reed bevond zich zelfs al in het Winterpaleis voordat de Rode Garden daar de aanval op inzetten, of, meer historisch, dat onverdedigde gebouw via een achterdeur binnendrongen. Ook de eerste berichten die hij naar Amerika zond muntten uit door een duidelijker begrip van Lenins geslaagde actie dan die van alle anderen, diplomaten zowel als correspondenten, die de zeer verwarde toestand sinds 7 november trachtten te beschrijven. ‘Lenin Losing Control’, luidde nog op 12 november, toen hij al vast in het zadel zat, een kop in de Londense Times. Maar Ten Days That Shook the World was helaas éen grote romantische fictie. Het boek kan, ondanks uittreksels uit de partijpers die Reed, bij zijn reconstructie in New York, niet versmaadde om het vertrouwen in het documentaire karakter van zijn werk te verhogen, in wezen als een kerstverhaal over de oktoberrevolutie worden opgevat. Soms letterlijk want wanneer hij bijvoorbeeld het aanbreken van de grote dag van de bolsjewistische machtsovername schildert komt er een echte nacht van Bethlehem-sfeer in zijn verhaal. ‘On that night not a single holdup occurred, not a single robbery.’
De ‘verlosser’ Lenin was tot zijn volk gekomen. Maar dan wel als een zuivere volkskoning. Reed laat hem geen stap doen zonder dat een hosannaroepend Petersburgs’ volk hem daartoe noodt, en men raakt nooit de verdenking kwijt dat Reed eigenlijk nog Pancho Villa in zijn hoofd heeft als hij ons over Lenin vertelt. Nu, waarom zouden ook slechts generaals hun vorige oorlogen overdoen? Met reporters is het immers niet anders gesteld. Elke reporter doet wel eens zijn goede greep. Het wordt dan moeilijk de wereld niet in het licht van dat eerste grote succes te zien. Bovendien had Pancho Villa Reed over zijn schuchterheid heengeholpen, een andere
reden om in het turbulente Petersburg van de oktoberrevolutie dankbaar aan hem te denken.
Al met al, onder de handen van Reed werd de oktoberrevolutie een magnifiek populistisch fresco, en een wereld die wel wat over die revolutie wilde weten vergaapte zich aan die allerprettigste manier om over een zaak die heel andere aspecten had ‘informatie te krijgen’.
Het was stellig niet de opvatting die Lenin van het gebeurde had, integendeel. Een revolutionair die onder de indruk van de spontaniteit van het volk kwam was volgens deze een ‘slaaf’. Maar iedereen komt in deze wereld nu eenmaal de Amerikaanse newspaper man tegen die toevallig ter plaatse is, en in feite had Lenin het niet eens zo slecht getroffen. Reed zat hem althans in éen opzicht als gegoten. Met diens idee dat hij in Petersburg een warme revolutie meemaakte (en geen koele, berekende staatsgreep, wat zij eerder was) kon men meteen de aanval openen op alle ‘nuttige idioten’ in de wereld.
Theoretisch waren in oktober 1917 in Petersburg ook andere Amerikaanse correspondenten denkbaar geweest. Dat slag mensen dook toen al overal op, door de Eerste Wereldoorlog tot uit de ergste uithoeken van de Amerikaanse provincie te voorschijn gehaald. Theoretisch ware zelfs denkbaar geweest dat Ernest Hemingway, die het type ten slotte het meest geldig zou samenvatten, in plaats van Reed Lenin had ‘verslagen’. Ook hij was, hoewel iets jonger, al zeer mobiel. Maar pas in de Spaanse burgeroorlog zou hij de kans krijgen om, net als Reed in 1917 in Petersburg, een grote indruk te maken door een speciale Amerikaanse manier om Europese revoluties te beleven.
In Petersburg was op het interessantste moment nu echter John Reed, vastbesloten daar de dingen ‘rijker, dapperder, vrijer, schitterender’ te zien worden en van zijn leven toch nog een succes te maken. En zo bracht hij in de oktoberrevolutie, alsof zij hoofdzakelijk moest dienen om een wat verfomfaaide Amerikaan weer hoop te geven, precies die accenten aan die Lenin voor de overbrenging van zijn boodschap naar een liberaal, sceptisch maar ook erg romantisch Westen uitstekend kon gebruiken. Hij schreef dan ook een voorwoord voor Ten Days That Shook the World, zonder met Reed’s populisme in polemiek te treden.
Lenin wist tevens wat hij deed toen hij de auteur aan de Kremlinmuur zijn laatste rustplaats gaf toen deze hem in 1920 bovendien nog het propagandistische genoegen deed in Rusland aan tyfus te sterven. Geen buitenlander heeft sindsdien ooit meer de eer van dat Sovjet-mausoleum gekregen, wat hij ook voor het Russische communisme mocht hebben gedaan.
Toch schijnt die dood van Reed in Rusland net op tijd te zijn gekomen om het Russische communisme te bewaren voor de blamage dat ook zijn eerste enthousiaste beschrijver uit het Westen tot het inzicht kwam dat zijn romantiek misplaatst was geweest. Angelica Balabanow, weer zo’n oudere vrouw die in het leven van deze politieke baby ingreep, heeft ten minste in haar lange, onder Italiaanse socialisten besloten carriere als een van de bekendste revolutionaire vrouwen van deze eeuw steeds weer herhaald dat Reed net als zijzelf in 1920 al een volledig teleurgestelde was, zinnend op het beste middel om zich uit zijn ontarming door de Sovjets vrij te maken. En zij kon daarover oordelen want Lenin had haar tot de eerste secretaris van zijn Komintern gemaakt, de internationale organisatie die zijn coup als collectieve prestatie van het Russische proletariaat in het buitenland aannemelijk moest maken, en voor het Amerikaanse proletariaat had de Harvard-alumnus Reed zitting in dat lichaam.
De trieste affaire leek overwonnen. Maar dan komt er, vele jaren na dato, zo’n film als die van Beatty en dan blijkt dat een eeuwige politieke romantiek zich niets van zulke dingen aantrekt en weer vrolijk het sprookje boven de historische waarheid laat prevaleren. Dan kan men zo’n sprookje zelfs verkopen aan een Amerikaanse president die soms wel erg de indruk kan maken dat hij ten aanzien van Rusland een hyperrealist wil zijn. Maar men weet niet goed waar zo’n ex-hollywoodiaan dat realisme in laatste instantie vandaan heeft. Het kan ook een op de kop gezette vorm van romantiek zijn. In elk geval getuigt het niet van veel begrip voor de wortels van de contemporaine geschiedenis als Ronald Reagan zijn steentje bijdraagt om de Amerikanen in de war te brengen ten aanzien van een figuur die de Sovjets heus niet voor niets aan de Kremlinmuur zijn laatste rustplaats hebben gegeven.
What makes the film corrupt, aldus Daniel Bell, is that it perpetuates the ‘legend’ of John Reed, the romantic revolutionary who suppor-
ted a just cause and wrote a book that, like the imprinting of a grey gosling by a spurious mother, forever stamped an image onto History.
Toch hebben maar weinig Amerikaanse filmcritici het nodig gevonden op dit aspect van die merkwaardige rehabilitatie te wijzen. Maar wellicht zijn zij er niet eens toe in staat, net zo min als Beatty ertoe in staat bleek zijn hoofdfiguur te onttrekken aan een penetrante Amerikaanse vooringenomenheid. Zij betreft het vreemde vertrouwen dat Amerikanen in het werk van hun ‘foreign correspondents’ hebben. John Reed heeft zich in Petersburg totaal vergist en zich in feite door Lenin laten corrumperen. Hij is ook zeker niet de enige gebleven die een massa desinformatie in de wereld heeft gezet. Maar op de een of andere manier wordt aangenomen dat een vrije Amerikaanse ‘foreign correspondent’, als hij ontspoort, dat altijd uit hoofde van zijn zogenaamd idealisme heeft gedaan.
In werkelijkheid echter stichten ‘foreign correspondents’ die ongeprepareerd en wel op een stuk buitenland worden losgelaten waar zij geen benul van hebben ontzettend veel kwaad. Waarschijnlijk zou het er nu met de wereld beter voorstaan als een aantal Amerikaanse buitenlandse correspondenten in de stadsverslaggeverij was gebleven, zich daar eventueel zelfs had laten corrumperen, in plaats van uitgezonden te worden. Want het geval Reed is geenszins op zichzelf blijven staan. Behalve in de Russische staatspers zijn later nergens zulke positieve verhalen over Stalin verschenen als in de vrije Amerikaanse pers.
De geschiedenis van de 20ste eeuw heeft wel getoond dat een simpele Amerikaanse naïeveling opweegt tegen de ergste subversieveling elders, d.w.z. nog meer kan doen om de dingen in deze wereld de verkeerde kant uit te sturen. Het is nog maar de vraag waar de meeste ellende van de naoorlogse wereld vandaan is gekomen: van de Russen die wisten wat ze deden of van de Amerikanen die niet wisten wat ze deden.
Nu kan men natuurlijk al die politieke romantiek die Beatty in zijn film heeft verpakt afdoen als iets voor verlate liefhebbers: ‘ragtime for the epigones’ (Bell). Maar of het ons troosten kan?
We weten intussen dat men politieke romantiek niet de wereld kan uithelpen door te zeggen dat iets ‘zuivere’ politieke romantiek is. Het pro-
bleem is juist dat het artikel, hoe het dan ook beschreven wordt, desondanks zo gewild is. En in een tijd waarin de romantiek van de eenzijdige ontwapening Europa heeft geïnundeerd, zouden we toch niet moeten vergeten dat, wat periodiek afglijden in de wereldvreemdheid aangaat, de Amerikanen het totnutoe glansrijk van de Europeanen hebben gewonnen.
Komt zo’n moment weer dichterbij? Benjamin Barber, een Amerikaanse professor of political science, ziet de reactie op Ronald Reagan al komen.
‘Reagan’s tinsel charisma is fading like the late-night television movies in which he can still be seen playing the assorted cowboys and good guys on whom his Presidency is fashioned, and the people are growing restless, casting around once again for that elusive midnight rider who, astride a great white horse, will take them charging into a new dawn.’
Laten de Europeanen in ieder geval niet denken dat zij de Amerikanen straffeloos lessen in ‘idealisme’ kunnen geven. Zoiets ergert idealistische Amerikanen grenzeloos, en hier ligt bij hen altijd zo’n immens terrein braak dat Europeanen, met hun reputatie, de Amerikanen op dit stuk maar beter niet kunnen provoceren. Eventueel kunnen die dan, zuiver uit idealisme, op hun beurt rochades uithalen die geen Europeaan meer voor mogelijk houdt.