Fysiologische Notities
door Hillenius
Nette mensen proberen altijd andere mensen ook net te maken. Slordige mensen bemoeien zich niet met de habitus van de anderen. Het woord net stamt uit de tijd van het eerste Christendom. De discipelen waren vissers van vissen en werden later vissers van mensen. De mensen werden ge-net (cf. gestrikt).
Er zijn geen overeenkomsten zonder reden: rijmende en alliterende woorden moeten een gemeenschappelijke basis hebben, waaruit ze door onbewuste associatieve hersenwerkzaamheden worden afgeleid. Zo komt men van netten tot:
wetten,
zetten (een plaats geven),
vetten (een dik mens is belemmerd in zijn bewegingen, cf. gezet),
sletten (een van de weinige bestaansvormen waaruit men niet licht meer tot andere komt),
metten (gezamenlijk gebed (!) waar men op gezette tijden toe wordt opgeroepen),
trompetten (muziekinstrumenten die een streng beperkt karakter aan samenspel geven, in tegenstelling tot b.v. violen. Vergelijk ook schetteren, de overtreffende trap zou men zeggen), dette (schuld = belemmering),
wetten (werkwoord: het bijzonder vereenzijdigen van een stuk ijzer tot een stilet of lancet),
alfabet (26 let-ters, wat een beperking als we aan de Chinezen denken), bet-weten (niets beperkters dan dat), skelet (niets beperkters dan dat), beletten,
ket-ting,
met (voegwoord, verbinden met iets,
waardoor de zelfstandigheid van het eerstgenoemde wordt opgeheven),
fret.
Laten we er een eind aan maken met pletten, vergrotende trap verpletteren en vandaar etteren.
Wat ik over rijm en alliteratie zei geldt ook voor beeldspraak. Het naast elkaar noemen van het ding zelf en zijn rijmwoord, alliteratie, of vergelijkend beeld, heeft de werking van het oproepen van het (meestal) niet nader te noemen gemeenschappelijke van die woorden. Laten we niet direct over archetypen spreken, dat glijdt naar metaphysica. Ik houd het zo lang mogelijk physisch: zowel rijm, alliteratie als beeld zijn menselijke eigenaardigheden van het mechaniek der hersenen. Bij een electronische rekenmachine zou men het fouten noemen, waarschijnlijk veroorzaakt door een slechte isolatie van de geheugencellen, waardoor naast elkaar liggende gebieden elkaar beïnvloeden en zelfs voor elkaar kunnen optreden. Een rekenmachine behoeft echter zijn geheugengebieden niet zelf te vullen. Als wij dit mankement niet aan onze hersenen bezaten zouden we geen taal hebben. (Behalve dan die woorden die men niet leert maar doet, smakken, grr, mama. Denk ook aan Aurora, afgeleid van het ur-ur der halfapen, wanneer ze ‘s morgens hun voorpootjes uitrekken in het licht der opgaande zon.)
Dit is ook de reden waarom de poëzie verarmt bij het ouder worden van de meeste dichters; hun groeiend bewustzijn ontdekt de isolatie-fouten. De beelden en rijmen worden van dan af aan bedacht. Daarom zijn er zo weinig intelligente mensen die poëzie van enige spankracht maken. Vestdijk is voor mij geen dichter. Bij Marsman ziet men een daling van de poëtische spanning naarmate de critische stukken beter worden.
Zie Goethe.
De experimentelen zijn over 5 jaar afgelopen.
Zie Kloos.