[p. 74]
[Gedichaten]
Trip, trip
Voor Jan Emmens
Als ik hoor over gras over stikjes en trips
en het wondere wondere wegwillenwezen
en kleverig zweverig hierzijn toch
de professor die ging hitweek lezen
begrijpen en mooihoor vinden wat ervoor
lang zo mooihoor niet was –
Als ik hoor van bewustzijnsverruiming het fijne
komt het grote betekenen al op me af
mijn ogen gaan aan ik zie kieren met liefde
de plank en de lamp en de richels
de zinvolle damp op de aardige ramen
ik zie jou en mezelf en ook de professor
met de blik van een kind, vlees is dat beest?
ja heus beest geweest en zo gaaf en precies
elk foutje geplakt op de handigste plaats
en de blazende bobbels van op en van onder
de klodders het slot op de deur is just right
de verf en de spetters onleesbaar maar waar
onverwoestbaar diepzinnig de druipende letters doorlopend
doorlopend het gierende nieuws.
Judith Herzberg
[p. 75]
Een kinderspiegel
‘Als ik oud word neem ik blonde krullen
ik neem geen spataders, geen onderkin,
en als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben
dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond
alleen wat kraaiepootjes om mijn ogen.
Ik ga nooit liegen of bedriegen, waarom zou ik
en niemand gaat ooit liegen tegen mij.
Ik neem niet van die vieze vette
grijze pieken en ik ga zeker ook niet
stinken uit mijn mond.
Ik neem een hond drie poezen en een geit
die binnen mag, dat is gezellig,
de keutels kunnen mij niet schelen.
De poezen mogen in mijn bed
de hond gaat op het kleedje.
Ik neem ook hele leuke planten met veel bloemen
niet van die saaie sprieten en geen luis, of zoiets raars.
Ik neem een hele lieve man die tamelijk beroemd is
de hele dag en ook de hele nacht
blijven wij alsmaar bij elkaar.’
Judith Herzberg
[p. 76]
Midwinter elders, zuidelijker
Het is een hele overwintering voor hem
zo uit zijn auto tussen de corduroy
velden te stappen, sneeuw in de voren
bomen die zich in wittig licht te onderstrepen staan.
Wittig niet wit. Hier ligt April-licht in December
hij kent geen winters met dit licht het is zo opgelegd
niet echt, niet echt van hem. Altijd
de onverhuisbaarheid van het gevoel. Net
als zijn wonen in een langhuis op de grens;
de douanier die tussen in- en uitvoer
wacht houdt in de gang voelt met zijn vinger
op de bodem van elke kop soep
waarmee hij van de keuken naar de kamer moet.
Judith Herzberg
[p. 77]
Sommige plannen
We wilden een keuze van verzen
maken en bundelen omdat er
mooie zijn geschreven die niet zo zeer
worden gelezen.
Maar niet van een lijn of een leus voorzien
en ook geen voorwoord verzinnen.
De uitgever zei dat hij een berekening
ging maken en aan het eind van de week
liet weten. Dat is tien weken geleden.
De moeilijkheid was dat hij wèl
een lijn en een leuze wilde, liefst,
als het kon, een beweging, al was het maar
de Beweging van Niets of de Voorstanders
van de Stilstand.
Sommige plannen zijn moeilijk te verdedigen;
andere helemaal niet.
Judith Herzberg