[p. 616]
[Gedichten]
Muziek: Mikis Theodorakis
Nu een verre grammofoon Madame Hortense begraaft
op Hydra
weet ik mij langs de Wolga wandelen
dat is een zekerheid.
Mijn angst voor al wat noopt tot heroïek
vervluchtigt over wijdse boulevards.
Stalingrad natuurlijk –
niet de nachtmerrie natuurlijk –
maar waar de vrede wordt bewaard.
Dit is toch vreemd het landschap dat mij bergt zo
duidelijk
maar overschoven door een land
een atmosfeer
die ik nooit zag
maar maakt mij ooggetuige.
Werkt zo het hart?
Anders is het oog maar een rare makroskoop –
met traanimmersie.
Nu, desnoods een reisbureau
dat werklijkheid verduistert
verdonkeremaant
bij volle zon.
Toch las ik enkel een fragment van Olga Bergholz.
Marko Pondse
[p. 617]
Bélaja žut’+
Voor Nancy en Phyllis Major
Hij tooit zich met wat hij mooi vindt
exquis borduurwerk van bekochte stammen
ringen van betwijfelbare echtheid
maar toch heel fraaie namaak-alexanders
– wat voor hem telt is welving langs die neus
die lippen die wel uitgestorven leken
totdat een kellner in Salonika ze heeft –
en wordt zo mooier met het gaan der jaren
doorschijnend als zijn vader pas heel laat werd
in broosheid sterk.
Met altijd wel een strofe op de lippen
en met zijn voorkeur voor een wit kostuum
wáárom kuiste hij dan hun latrines
en braaksel van matrozen die hij de voeten wies
die zijn geleende of gekregen huisraad stalen?
Hij had zich nooit vergooid
hij kon zich weerloos maken
hij had de kleine vleugels van geluk
die groeien naar men meer te boven komt.
Vraag hem dus niet om durend te beminnen
zijn eenzaamheid is een gewonnen goed
ondeelbaar als het weinige verdriet
dat hem nog restte toen zijn wereld wit werd en
landkaart van een grensloon continent.
Marko Fonsdse
Hydra, lente 1965.
- +
- B?laja ?ut: witte angst. Gelicht uit een russisch gedicht van Lily Mack gericht aan M.F.