[p. 722]
[Gedichten]
De burger spreekt
De brigadier wandelde vroeger
door mijn opgeruimde wereld,
een goedige wolk tussen regen en zon.
Verdoolden wees ik de weg.
Sterk was mijn arm, als ik ontstak
ontstak met mij in toorn de brigadier.
Steeds talrijker de tekens van verwarring,
zwevende sabels, spookschoten,
wat stond begint onduidelijk te dansen.
De avond valt en overal
smeult nu het glimleer van agenten:
dit jaar is er iets veranderd.
A. Nuis
[p. 723]
Tijd
De stad verandert weinig, wie er woont
is plotseling oud;
hij loopt een schooldeur voorbij, en een schram
van een oorlog die hij zich slecht herinnert.
Hij loopt langs oude en nieuwe kerk, paleis,
café’s en bomen en de eenden in de gracht.
Alles is ouder, jonger, sterker dan hij.
Ongemerkt verdwijnt hij om een hoek.
Na hem kwamen er meer huizen, meer auto’s
en eenmaal, voor hij werd geboren,
trokken kooiwitjes, miljoenen, in groepen
van honderd en meer, de hele dag over de stad.
A. Nuis