- J. de Kadt Veelzijdig falen Na de verkiezingsnederlaag
- W.A. Wilmink De moeheid in een bootje
- Hanny Michaelis Drie gedichten
- De poppetjes-art van Albert Blitz
- H.L. Lefflaar Dichter zonder moedertaal Een gesprek met Prof. mr. G.J. Resink
- [Gedichten]
- H. Drion Kunstwerk en rechtsbeslissing Een kwestie van evenwicht
- Rutger Kopland Drie gedichten
- Gerrit Krol Spelenderwijs
- Rectificatie
- R. Waskowsky Vijf gedichten
- J. de Kadt Zuid-Vietnam in de wereldpolitiek Politiek zonder tranen?
[p. 236]
Zijn naam alleen al brengt kinderen en vele volwassenen
in moeilijkheden: augustus is nauwelijks in ‘t land
of men hoort op terrasjes, in parken, vertwijfeld: ‘Daar komt weer
zo’n smerige wesp!’
Hinderlijk ja, bovenal; misschien wel uitsluitend:
geen frisdrank is veilig voor hem, hij stort zich erop
als een eigele stuka: daar helpt krant noch zakdoek, ook hij weet(?):
de aanhouder wint.
Toch niet slim: een bromvlieg verdwaald in een kamer, snort
na twee, drie pogingen alweer naar buiten; hij
stoot, suffig, verdwaasd, keer op keer zijn kop, kruipt na uren
nog traag over ‘t raam.
Venijnige angeldrager: dr. Pont
had destijds een verhaal van een jongen die in zijn keel
werd gestoken en stikte (heel smakelijk verteld); de moraal
lijkt ook hier: mondje dicht.
Hoewel: Gerrit Marchal die zijn hand – uit een weddenschap –
met honing insmeerde, liet er doodrustig een paar
honderd over krioelen, tot ze hem schoongesnoept hadden,
en toucheerde zijn knaak.
Hun aanwezigheid hier lijkt volmaakt overbodig; toch sla ik
er nooit een dood; alleen als mijn zoons klagen, vang
ik hem in een handdoek of lucifersdoosje en laat hem
weer vrij op ‘t balkon.
Als larven gevoed met een brij van gekauwde insekten,
dol op pepermunt niettemin: laat ergens een rol
buiten liggen en in een dag of wat boren ze er een
mooi tunneltje in.
Het zal wel iets zijn uit mijn jeugd: nog pas dwars door mijn sok
zó gestoken dat ik met mijn wreef naar de dokter toe kon,
zou zonder hun snorkend gegons voor mij toch de zomer
de zomer niet zijn.
C. Buddingh’
[p. 237]
Slechts tweemaal vermeld in de poëzie, voor zover
ik kon nagaan: een versje van mrs. Erward Carter
vertelt hoe hij heel gelukkig was, tot een pad
hem vroeg in welke volgorde hij zijn poten
nu eigenlijk neerzette, en Theo van Baaren zal nooit
vergeten hoe hij Händels Largo floot,
(maar die doceert dan ook fenomenologie van de godsdienst
in Groningen); de enigen die echt ontzag
voor hem koesteren zijn kinderen: duizend! voor hen het magisch
getal. Toch zal geen jongen ooit roepen: ‘Moeder,
kom eens kijken, vlug, naar mijn mooie duizendpoot!’
Gevangenen sluiten soms vriendschap met een spin,
en dat kan men begrijpen, maar hij in een cel, met een man
alleen, zou enkel weerzin of ergernis wekken.
Moeder Noach zelfs, stelt men zich voor, moet dolblij zijn geweest
toen ze hem eindelijk de ark af zag glibberen. Hij is
en blijft een van die verworpenen der aarde,
die nooit ontwaken zal. Soms, als men een steen
optilt, schiet er ijlings een weg; men denkt: ‘Een geluk
dat die niet tienmaal zo groot is,’ pakt zijn zakdoek,
veegt haastig zijn handen af en gaat zijns weegs.
(Voor mijn zoons: als je negenhonderdnegenennegentig keer
tik hoort en één keer tak, wat is dat dan?
Precies: een duizendpoot met een houten been.)
C. Buddingh’
Lees de Tirade Blog
De poëzie een woningzoekende
Het idee kwam tot me per toeval, zoals de meeste goede ideeën. Ik had een lang en ingewikkeld soort-van liefdesgedicht geschreven voor mijn toenmalige vriendin M. Het was in de stijl van Rilkes Duineser Elegien,die ik ooit was gaan bestuderen omdat ik had gelezen dat Lucebert in zijn jonge dichtersjaren ze als dagelijkse kost verslond....
Lees verderIets ontastbaars – over muziek
Larousse 5 In de meeslepende actiefilm Baby driver timet de chauffeur van een groep bankrovers zijn acties nauwkeurig met liedjes die hij op zijn koptelefoon afspeelt: binnen 2.45 min. moet de buit binnen zijn. Dan komt de politie. Jarenlang timede ik mijn hardlooprondjes met symfonieën van Mahler. Ik liep afstanden die goed binnen de range van...
Lees verderGelukszoekers, zijn we dat niet allemaal?
Op de kade achter de betonnen zeewering zitten ze, met rode sjaals over hun hoofd, half slapend, soms pratend. Een rij van meer dan honderd mannen uit Afrika, bootvluchtelingen in uniformen van het Rode Kruis. Ze staren naar de honderden touwen van onze driemaster, wat gaat er in hen om? Onze bemanning maakt zich ondertussen...
Lees verder
Blog archief