[p. 84]
[Gedichten]
Bloemetjes later
Mooie bloemen, mooie dood
gesneden bloemen, nog even
leven, nog even langdurig
geduldig gedragen verkleuren.
Altijd, dat is wat ze altijd
zegt. Ze denkt daarbij aan
niets bijzonders, niet aan
afscheid, iets vers of nabijs.
Nee, morgen liggen de weiden
misschien met omgevallen
gras, misschien met bloemen
bedekt. Zo is het altijd:
anders. En ze heeft het
geweten, steeds beter, steeds
vaker, hoe alles hetzelfde
zal blijven, later.
Rutger Kopland
[p. 85]
Stilleven
Zij kunnen niet worden los gemaakt.
Geheimen zijn ongeneeslijk,
de duisternis onder haar rokken
de armoedige broek bij haar dood
de knoop in zijn zakdoek, het
machteloos lid op zijn lijk.
Oude man levend met het portret
van een vrouw. Oude vrouw levend
met het portret van een man.
Toen zij lachten naar de lens.
Rutger Kopland
[p. 86]
A memory of whiteness
Lief lichaam, het leeft niet
het is niet dood, het ruikt
naar eau de cologne, zoiets
als jenever maar onschuldig.
Het is weer bevroren van-
nacht, het had geen kans
om warm te worden. Sneeuw
huilt weer
Hulpeloos stap voor stap.
Witte, nooit snijdende sporen
van een sleetje, van ooit
een beetje bij elkaar horen.
The memory of whiteness.
Daar moet ik het hardst
om lachen, om de hoop
dat men iets kan vergeten.
Rutger Kopland
‘and no whiteness (lost) is so white as the memory of whiteness.’
(William C. Williams, The Descent)
[p. 87]
Naar de vijver
Meubelen strobloemen
lijfjes
levend van porcelein
en zilverpapiertjes
over
met overblijfselen
brengen stap stap
oud
brood naar de vijver
anders liggen ze
morgen
met de pootjes omhoog.
Rutger Kopland
[p. 88]
Over de liefde
Het is dus gezien
alle voorgaande argumenten
onmogelijk zonder de liefde
Te kennen de liefde
te herkennen als
het over de liefde
Gaat tenminste
zijn wij zo verdomd
voorzichtig en toch nog
Staan koeien stom toe
te kijken als
je dan eindelijk
In het gras
ligt is het dus gezien
de menselijke
Natuur
onmogelijk
zonder.
Rutger Kopland