[p. 746]
[Gedichten van Rutger Kopland]
Wandeling met B.
Ze zegt dat is de wind
en ze wijst naar het wuivende gras
en van een lichte plek op de weg
zegt ze dit is de zon
alsof ze de schepping begon
maar als ik met mijn eigen ogen
kijk waar de zon en de wind waren
zie ik dat ze niet verder komt
dan mijn knieën
onuitputtelijk groeit dagelijks
uit mijn voeten de reus
uit mijn eigen verhaal
dat langzaam doorzichtig wordt
als een morgen in de nevel
zevenmijlslaarzen schuiven mee
gaandeweg over sporen
die ik verloren waande
de kleine harde kiezelstenen
van kleinduimpje.
Rutger Kopland
[p. 747]
Het paard
Zij draagt de zware vleespartijen
moe door de schemerige weiden
tot ze verdwijnt grijs in grijs
tussen hemel en aarde
uitgediend amen
maar in een nacht heb ik gezien
dat ze rolde door het gras snuivend
alsof ze door de duivel bestegen
trappend zich trachtte te bevrijden
en ‘s morgens slecht geslapen aan het hek
de kop boven de haverbak
kruimels om de bek
de manen verward
de oogleden halverwege
bolle beslagen ruiten.
Rutger Kopland
[p. 748]
Eden
Vanaf de dijk met een glas bier
kijkend in de tuinen van het gehucht
wist ik weer dat het ongeveer als hier
was als toen de zon hoog in een even
nevelige lucht stond en ook in deze
populieren was geen wind en rood
glanzend en afgerond vielen appels
met zachte ploffen uit de bomen
in het gras tussen de doodstille grove
hemden de enige tekenen van leven.
Rutger Kopland
[p. 749]
De kalkoenen
De kalkoenen geven de tuin
van onze buren waar zij
de feestdagen van december
komen doorbrengen de allure
van een oude engelse gravure
hoewel grijze dames met bestorven
rode tranen van een zeer voornaam verdriet
aan hun hoofd zijn zij nog nieuwsgieriger
dan de kippen waarover zij elkaar
omzichtig stappend over de paden
voortdurend lijken te vermanen: remember
you’r a turkey dear.
Rutger Kopland