Gemma Nefkens
In de vele jaren die ik bij Van Oorschot werk, heb ik helaas niet mogen meemaken dat er een nieuwe bundel gedichten van Hanny Michaelis verscheen. Haar laatste bundel Wegdraven naar een nieuw Utopia was in 1971 verschenen, vlak voor mijn komst. Wel ben ik getuige geweest van de vele pogingen die Geert van Oorschot deed om haar alsnog nieuwe gedichten te ontfutselen.
Die pogingen vonden in mijn herinnering vooral plaats bij de naarmate ze minder produceerde steeds schaarser wordende bezoeken van Hanny aan het kantoor op de Herengracht. Geert achter zijn bureau, Hanny staande ernaast en al schaterlachend nog voordat Geert nog maar één woord gesproken had, omdat ze wist hoe ze gepest zou gaan worden met de verspilling van haar tijd aan kunstzakennota’s en vakbondswerk. ‘Ik blijf maar even, want jullie moeten werken en dat oude wijf met al haar geklets en zonder nieuwe gedichten, leidt jullie maar af.’ Maar op ieders aandringen ging ze zitten, bleef veel langer dan haar bedoeling was en na haar vertrek kon Geert verzuchten dat hij zo moe werd van al dat gekakel.
Ook per brief bleef Geert aandringen: ‘Zeg mij toch hoe ik je zou kunnen inspireren.’ ‘Draag dan een gedicht aan mij op.’ ‘Enfin, je bent een lief en eigenwijs schepsel en dus zul je je intelligentie en werkkracht wel blijven verspillen aan, nou, ja, aan wat. Vul het zelf maar in.’ ‘Elk nummer van Tirade dat zonder jou verschijnt is niet af. Kom je weer eens buurten? Ik heb soms zo’n behoefte weer eens te lachen.’ En in een brief uit 1977: ‘Het wordt tijd, lieve meid, dat er weer eens een nieuwe bundel van jou het licht ziet. Begin maar met een paar gedichten die je thans, naar mij in een droom werd gezegd, gereed hebt liggen voor publicatie in Tirade toe te zenden.’ Hierop antwoordde Hanny prompt met: ‘Opperbeste Geert, helaas bevatte je droom een valse profetie, want mijn poëtische productie bevindt zich op de tegenwoordig zo actuele nullijn. Dat spijt me voor jou en zo mogelijk nog meer voor mezelf, want een verstopte dichtader voelt aan als permanente kiespijn waarmee men – nog zo’n actuele gemeenplaats – “moet leren
leven”. Dat lukt me heel aardig, maar toch… Ik heb het sterke vermoeden dat de stroom ambtelijk proza die ik voor mijn broodwinning moet afscheiden, mogelijk wordt gemaakt door dezelfde concentratie en energie die nodig zijn om het z.g. literaire vormgevingsproces gaande te houden, en dat ik bezig ben roofbouw op mezelf te plegen.’ Hanny, en ook Geert, wisten heel goed dat ze zich daarmee troostte, maar dat het niet de waarheid was. In haar afscheidsbrief aan hem van 4 december 1987, twee weken voor zijn dood, schrijft ze: ‘Op mijn beurt voel ik de behoefte je te danken voor alles wat je voor me hebt gedaan, voor je hartelijkheid, de genereuze overtuiging waarmee je mijn werk de wereld in bleef sturen, je onvermoeibare aanmoediging, de vele goede herinneringen die ik heb overgehouden aan al die jaren dat we met elkaar zijn omgegaan en niet in de laatste plaats voor je laatste brief die ik als iets kostbaars zal bewaren.’
Wouter van Oorschot en ik hebben het aanmoedigingsstokje overgenomen – Hanny was één van de eersten die na Geerts dood haar vertrouwen in ons uitsprak – maar desondanks was het een grote verrassing toen ze mij bij een bezoek aan haar in 2000 die vier laatste gedichten meegaf, waarover ze wel al gesproken had maar die onvindbaar waren, want in een niet meer open te krijgen lade bleken te huizen. Ze werden gepubliceerd in Tirade van mei 2000. Haar optreden datzelfde jaar in de Nacht van de Poëzie werd een overdonderend succes. Ze schold op dergelijke bijeenkomsten, was er door haar grote relativeringsvermogen en vermeende gebrek aan kwaliteit van haar gedichten zenuwachtig voor, maar genoot uiteindelijk van alle aandacht zowel in de zaal als achter de coulissen, al viel het niet mee in de plooi te blijven, als ze over collega-dichters voor iedereen verstaanbaar ouderwets meedogenloze opmerkingen maakte.
In mei 2003 reed ik met haar naar Gerard Reve, na een telefoontje van Joop Schafthuizen over Reves voortschrijdende alzheimer. Hoewel ze het jaar daarvoor al afscheid had genomen van Gerard en ze nauwelijks nog de deur uitkwam, wilde ze de reis naar Genk maken. De begroeting was buitengewoon hartelijk, al betwijfelde ik of Gerard, die door Joop heel goed op het bezoek was voorbereid, Hanny in eerste instantie herkende. Gerard kletste honderduit, grammaticaal juiste zinnen, maar de betekenis was niet in alle gevallen duidelijk. Het deerde Hanny niet en om bijna alles wat Gerard zei werd hartelijk gelachen. Ze probeerde het gesprek een aantal keer op zijn ouders te brengen, maar Reve had alleen oog en oor voor zijn poes, wier doen en laten hij nauwkeurig volgde en tot Hanny’s grote genoegen van precies commentaar voorzag. Op de bijna vier uur durende terugreis
in verschrikkelijke regenbuien babbelde ze honderduit en het enige wat ze naar aanleiding van het bezoek een aantal keren zei was dat ze zo blij was dat Joop zo goed voor Gerard zorgde en ze zich daarover gelukkig niet ongerust hoefde te maken.
In 2002 was dankzij Nop Maas, die de laatste jaren zo veel voor haar gedaan heeft, Verst verleden verschenen, haar jeugdherinneringen, waarin ze sedertdien steeds meer is gaan wonen, na haar val en vertrek van de Reguliersgracht weigerend om nog op haar benen te staan. Nieuwe details schoten haar soms te binnen als ze voor de zoveelste keer een anekdote over haar kindertijd vertelde. Haar geweldige lach, waarmee ze met zoveel kracht en vitaliteit haar lot had bezworen, verflauwde en haar tranen stroomden, niet alleen als ze alleen was. ‘Ze zorgen hier goed voor me, maar ik denk alleen nog maar aan vroeger, aan mijn ouders, aan hoe lastig ik voor ze geweest ben, en dan moet ik steeds janken, vooral ‘s nachts.’
Maar wee je gebeente als ze ook maar iets van deernis in je blik ontwaarde. ‘Wat kijk je me nu geschrokken aan, ik ben er nog hoor.’ Ze was er nog, maar hoopte elke nacht dat ze de volgende dag niet meer wakker zou worden.
Ook toen leven tot een minimum beperkt was geraakt, bleef ze vasthouden. Dat was ze immers aan haar geschiedenis verplicht.