[p. 486]
George Moormann
Twee gedichten
IJsberen
Wederom zijn de geraniums dunner geworden,
Heb ik mijn tijd verdaan, ja met wat eigenlijk?
Gezeur en gedraal plus de prangende wetenschap
Dat ik er niet eens was, ik bedoel op die stoel
Bij dat raam aan de gracht, waar ik toch nog verrast,
Beurtelings koud en heet de beer z’n zweefduik zag.
[p. 487]
Wonder boven wonder
Een ijsbeer zien springen in een Haarlemse gracht?
Laten we de dingen vooral zien zoals ze zijn,
Zodat ik ook met mijn buren Han en Jan kan praten,
Over kraaien en kauwen, een spreeuw of een mees,
En nu wordt het al link, over de Turkse tortel of
Vette knipoog – over de baltsende fuut.
Maar als de deur dicht gaat zal ik trouw zijn aan
Mijn verre vriend, hij die na zo’n dag des oordeels,
Zijn sleutels kwijt, al door de brievenbus roept:
Jezus, wat stinkt het hier naar levertraan!