Gerrit Krol
Allochtonen
Norbert Elias noemde ze buitenstaanders, en ons noemde hij gevestigden. Een bioloog noemt het territorium. Elk dier heeft zijn territorium, dat hij tegen indringers verdedigt of, als hij zelf indringer is, op de oorspronkelijke bewoners bevecht. Een politicus is iemand die beide groepen, de gevestigden en de indringers, onder één dak wil brengen. De vreemdelingen gaan gastarbeiders heten. En omdat niet alle vreemdelingen arbeiders zijn of niet eens langer vreemdeling kunnen heten omdat ze al Nederlander zijn én omdat je niettemin kunt zien dat hun wortels elders liggen, worden ze allochtonen genoemd: van andere grond, en wij heten voor het eerst van ons leven autochtonen: van eigen grond, eigenheimers. Het voordeel van deze twee Griekse soortnamen is dat ze veel op elkaar lijken. Je moet altijd twee keer lezen voor je weet wat er staat. Dat kan geen kwaad. Uiteindelijk moet alles hetzelfde zijn. Eenheid in verscheidenheid. Verscheidenheid in eenheid. Een politicus moet alle kanten op kunnen.
Ik ben geen politicus en niet erg bedreven in het hanteren van deze toverformules. Ik ben geboren in Groningen, dus ik mag mij met recht Groninger noemen. Groningers hebben van tijd tot tijd een beetje hekel aan Friezen. Omdat mijn ouders Friezen waren, heb ik die primitieve tegenzin altijd goed kunnen plaatsen, en begrepen. Als Noorderling had ik op mijn beurt vaak een hekel aan Amsterdammers, ‘met hun grote mond’, ‘praatjesmakers’. Ik heb dat negatieve gevoel met succes kunnen bestrijden door een aantal jaren in Amsterdam te gaan wonen. Ook had ik een – hekel wil ik niet zeggen, maar een ongemakkelijk gevoel als ik met buitenlanders te maken kreeg. In het bijzonder had ik een hekel aan Amerikanen. Maar als je die mensen thuis opzoekt, heb ik ervaren, kunnen ze heel sympathiek en bescheiden zijn. Je hebt bescheiden Amerikanen – in Amerika. In het algemeen heb ik een hekel aan buitenlanders die in Nederland denken dat ze ongevraagd met Engels terecht kunnen. Dat zal wel liggen aan mijn verknochtheid aan de Nederlandse taal. Van vooroordelen heb ik evenwel geen last, want ik prijs mij gelukkig een aantal Engelse vrienden te hebben
die in ons land vloeiend Nederlands hebben leren spreken en die ik dan ook om die reden in mijn hart sluit.
Om diezelfde reden kan een allochtoon die de moeite heeft genomen goed Nederlands te leren spreken bij mij eigenlijk geen kwaad doen. Er zijn mensen die beweren dat Nederland te klein is en te vol. Dat is onzin. Je zou ‘s in Londen moeten kijken of in Parijs, dát is pas vol. Nee, iedereen die Nederlands spreekt mag van mij hier blijven. Liever heb ik als buurman een Turk die Nederlands spreekt dan een Engelsman die geen Nederlands spreekt, want dan moet ik in mijn eigen land Engels spreken en dat zou ik – op de lange duur – vernederend vinden. Iedereen die Nederlands spreekt beschouw ik als een landgenoot, met dezelfde rechten en dezelfde plichten – om de wereld maar even ideaal voor te stellen.
De werkelijkheid trekt dit beeld evenwel onmiddellijk scheef. Een maatschappij is de plaats waar mensen die in principe allemaal gelijke rechten hebben door hun functies die allemaal verschillend zijn al snel allemaal verschillende rechten krijgen. Zo is het leven. Die verschillen zijn vaak nog extra benadrukt en zelfs geïnstitutionaliseerd door de cultuur van een volk. Daardoor verschillen culturen. Wat de ene cultuur voorschrijft is in een andere cultuur verboden. Het zijn weer de politici die, in hun pogingen van de mensheid één broederschap te maken, denken dat culturen genormaliseerd kunnen worden, ‘de scherpste kantjes eraf’. Ze hebben het daarbij vaak over ‘kruisbestuiving’. Een witte en een paarse distel zouden, kruisbestoven, een lila distel opleveren. Maar van mijn biologielessen herinner ik me dat wederzijdse kennismaking nieuwe spierwitte en dieppaarse distels oplevert.
Cultuur is een spel dat, ernstig gespeeld, resulteert in uitersten van verfijning. Wie die cultuur belijdt, ontleent er zijn waarde aan. Een cultuur is meestal niet het resultaat van een compromis, maar van een doorgevoerde specialisatie: heb je eenmaal gekozen voor het een of ander, dan wil je het zo goed en zo streng mogelijk doen. Culturen zijn als bomen die, te dicht bij elkaar, elkaar in de weg staan. Zo zou ik me niet goed kunnen voorstellen dat ik, zeg geologie studerend, me daarbij zou laten kruisbestuiven door het scheppingsverhaal. Misschien nog wel als me dat een suggestie opleverde, maar niet als het me een andere suggestie zou verbieden. Geïnspireerd door de idee dat de hele wereld voor me openstaat en dat het mij is toegestaan te schrijven en te denken wat mij goed dunkt, moet ik er niet aan denken dat delen daarvan verboden zouden zijn. En dat geldt voor alles wat aan het papier kan worden toevertrouwd. Persvrijheid is in het Wes-
ten meer dan een ideaal, ze is een glorieuze verworvenheid.
Onze allochtonen staat wat dit betreft een heel ander, meestal door de profeet geïnspireerd ideaal voor ogen. Als ik me voorstel dat ik in hun cultuur zou moeten leven, en denken, dan lijkt me dat geen lolletje. Het lijkt me eerlijk gezegd erger dan de hel. Ik heb geen enkele reden om te hopen dat voor hen m.m. niet hetzelfde geldt. We hebben dus erg veel medelijden met elkaar, en ook niet veel achting – vrees ik. Het kan dus geen kwaad te zeggen wat ik van ze vind, dat bevordert de samenwerking. Welnu. Ik vind van allochtonen dat ze veel te weinig geven om wetenschap, om boeken in het algemeen. Ik vind dat ze, populair gezegd, weinig verstand hebben van vrouwen. En ten derde, ik vind dat ze in het algemeen een verouderd geloof belijden. Al die drie bezwaren hebben met elkaar te maken: het ene neemt het andere met zich mee. Zij, van hun kant, zullen ons verwijten dat wij niet genoeg op onze vrouwen passen en voorts dat we, wat het geloof betreft, niet eens een religie hebben. Dat laatste is waar; in de middeleeuwse zin van het woord hebben de meesten van ons geen religie en zelfs geen geloof meer, en geen persoonlijke God. Maar de God die we wel hebben: geld, goederen, gezondheid, is vele keren machtiger dan hun God, anders waren ze niet hier heen getrokken. Deze almacht, van de Westerse God, heeft – het laat zich raden – zijn tegenwicht in de wraak en de rare onverdraagzaamheid van allerlei andere godsdiensten. Zo heeft de emancipatie van de vrouw, dwz. haar vrijheid vrouw en niet-vrouw te zijn, zijn tegenwicht in het ressentiment van de nog steeds niet vrije man. Dat de allochtone man, gemiddeld gesproken, een verkeerd en overspannen beeld heeft van de vrouw, komt omdat hij een overspannen beeld heeft van zichzelf, als man. Om hem van dit ongerief af te helpen, zou ik de allochtone man willen aanraden wat ik ook mezelf nog steeds aanraad: de goede boeken lezen, de juiste vrienden kiezen en – vooral – de juiste vriendinnen.