Gesignaleerd
Over het innen van abonnementsgelden…
Elk literair tijdschrift in Nederland werkt met verlies. Behalve dan wellicht de Revisor en het Hollands Maandblad die ook tot de serieuze literaire tijdschriften worden gerekend. Het verlies op de exploitatie van Tirade is jaarlijks niet onaanzienlijk, ondanks het feit dat crm de literaire tijdschriften subsidiëert.
De abonnementsprijs van Tirade is laag. De abonné’s krijgen tien keer per jaar voor f 52,50, franco huis een nummer per post bezorgd. De abonnementsprijs moet bij vooruitbetaling worden voldaan. Van onze 1500 abonné’s is er jaarlijks een tiental die hieraan voldoet. Om het sturen van rekeningen te voorkomen, hetgeen een zeer kostbare geschiedenis is, vraag ik in de eerste nummers van elke nieuwe jaargang op beleefde toon of de abonné zijn girobiljetje even in wil vullen. Heden, 1 april 1979 hebben aan dit verzoek 250 van de 1500 abonné’s voldaan. Ik ben dus gedwongen vele honderden facturen te gaan tikken, vele honderden enveloppen te adresseren en vele honderden malen deze enveloppen met een postzegel van 55 cent te frankeren om te trachten het abonnementsgeld binnen te krijgen. Er zijn dan weer enkele honderden abonné’s zo bereidwillig en fatsoenlijk om de gezonden factuur te betalen. Na een half jaar moeten enkele honderden abonné’s voor de tweede en derde keer worden aangemaand om aan hun verplichtingen te voldoen. En op het einde van de jaargang blijken er dan telkens weer meer dan honderd abonné’s zich niets aan te trekken van mijn herhaalde aanmaningen.
Ik kan nauwelijks de behoefte onderdrukken om eens een keer over te gaan tot het publiceren van al de namen en adressen diergenen die zich als een dief gedragen. Men zou er nog raar van opkijken om welke wanbetalers het hier gaat. Ach, ze worden na de gratis geaccepteerde jaargang wel als abonné afgevoerd, maar ik heb mij nu toch voorgenomen mijn vorderingen aan de deurwaarder uit handen te geven. Al deze moeite en al dit bedrog gaat mij vervelen.
v.o.
Ik probeer mijn pen…
Het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag bestaat binnen niet al te lange tijd 25 jaar. Ter gelegenheid daarvan is men op een idee gekomen. Ja, ja…
Ik ontving een brief van drs. Anton Korteweg, de hoofd conservator, waarin werd meegedeeld dat men naar aanleiding van het jubileum een Atlas van de Nederlandse Letterkunde in voorbereiding had. Wie vormt van die Atlas de redactie: natuurlijk Fernand Lodewick en Wam de Moor. Ik weet nauwelijks wie Fernand Lodewick is, maar ik weet wel dat Wam de Moor een criticus is die alles wat zich als literatuur aanbiedt en in druk verschijnt met de nodige waardering en aanmoediging bespreekt. De Atlas zal in de handel gebracht worden door, natuurlijk, Uitgeverij Bert Bakker, die zich steeds specialiseert in het uitgeven van bestsellers. De Atlas zal dan ook als boek van de maand door de cpnb worden geaccepteerd. De heer Korteweg deelt mij mede dat in de Atlas acht à negen-honderd illustraties zullen verschijnen, t.w. portretten, documenten, manuscripten, brieven, etcetera.
Wijlen Victor V. van Vriesland is beroemd geworden door het feit dat hij een Spiegel der Nederlandse Poëzie in drie dikke delen heeft laten verschijnen, waarin geen enkel persoon die ooit een aantal zinnen onder elkaar op rijm had gezet, vergeten was. Van deze onleesbare, nutteloze, vulgaire Spiegel krijgen we dus nu een complement in de vorm van een Atlas. Vele honderden schrijvers en dichters willen er natuurlijk in en het wordt dus een driftig gedrang voor het huis van Lodewick en de Moor. Ik garandeer dat geen enkel portret, document manuscript of brief, zal worden geweigerd. Het wordt dus een plaatjesboek, een prentenboek, zonder enige werkelijke betekenis voor de literatuur. Het wordt bovendien een vals, een oneerlijk boek, want het wekt bij het grote publiek, dat voor veel geld zich dit boek gaat aanschaffen, de indruk alsof dit boek een bijdrage zou leveren tot de kennis van onze nederlandse literatuur en dat alle daarin geportretteerde schrijvers en dichters ook maar iets van betekenis zouden hebben geschreven. Deze door het Letterkundig Museum geplande uitgave zal in geen enkel opzicht iets anders zijn dan bijvoorbeeld een Atlas van de nederlandse aardappelboeren of veehouders of spoorwegmachinisten. Ik wens het Museum en Bert Bakker en de cpnb van harte geluk met dit wanprodukt.
Bij verschijning zal ik het boek ter hand nemen om na te gaan welke schrijvers en dichters de eer aan zichzelf hebben gehouden en voor de uitnodiging hebben bedankt.
Men is blijkbaar verder van mening dat men een originele titel heeft gevonden, die als vlag moet dienen om een vulgaire lading te dekken.
‘Ik probeer mijn pen…’ Het klinkt als een uitnodiging aan het hele nederlandse volk om ook maar eens een poging te wagen iets literairs in elkaar te knutselen. Bij een herdruk van de Atlas kan men dan het getal van acht à negenhonderd illustraties verdubbelen.
v.o.