Glenn Gould
Domenico Scarlatti
De werken van Domenico Scarlatti werden oorspronkelijk natuurlijk niet voor piano geschreven; toch zijn er maar weinig componisten die met zo’n opmerkelijke flair voor piano hebben gecomponeerd – Liszt en Prokofiev zijn wellicht de enige serieuze mededingers van Scarlatti als het gaat om ‘een maximum aan effect in ruil voor een minimum aan inspanning’. En dankzij Scarlatti’s uitgekiende tastgevoel kunnen zijn ruim 600 sonates op eigentijdse instrumenten worden overgebracht zonder in het minst afbreuk te doen aan de aan de klavecimbel ontleende methodologie, en bovendien komen ze dan zeer tot hun recht terwijl de minst stijlbewuste pianistische trucs zijn toegepast.
Toch geldt het hier niet een stil bewijs van een verborgen potentieel aan ‘Augenmusik’ – het soort ‘schrijf het werkelijk goed en zelfs een tuba kwartet kan het niet verprutsen’ aanpak die laten we zeggen voor Bach opgaat – maar veeleer een eerbewijs aan een buitengewoon vooruitziend gebruik van de mogelijkheden van het toetsinstrument.
Dit is des te opmerkelijker omdat, ondanks de vele tegenmaatse kunstjes, Scarlatti’s sonates verre van clichématig zijn. Het merendeel bestaat uit een op-volle-kracht-vooruit deel, neemt de onvermijdelijke tweedelige toonsoortwisseling in acht, en cultiveert die enigszins ademloze virtuositeit – op een paar uitzonderingen na – door een kabbelende tweestemmige structuur, waardoor Scarlatti in staat gesteld wordt ondanks verdubbelde octaven en opgevulde drieklanken het toetsenbord te bespelen met een handigheid en een manuele excentriciteit, ongeëvenaard door zijn tijdgenoten.
Scarlatti ontwikkelt geen ideeën op die uitgebreide, wijdlopige manier kenmerkend voor zijn generatie. Hij lijkt bijna in verlegenheid gebracht
als hij betrapt wordt met een fugato onder handen of terwijl hij overhoop ligt met een stretto imitatie hoe kort ook. De contrapuntische technieken die de indrukwekkende verklaringen van Bach en Händel mogelijk maken zijn voor het merendeel enkel barokke impedimenten voor Scarlatti. Hij voelt zich het prettigst, en is op zijn best, wanneer hij vlotjes van de ene sprankelende sequens in de andere overgaat, van het ene octaaf in het andere, en wanneer hij de nu aanvaarde avant-garde truc toepast, waarbij marginale uitersten in een snelle opeenvolging worden gezet, en het resultaat van dit alles is dat zijn muziek een hogere quotiënt aan eigenzinnigheid bezit dan bij welke vergelijkbare figuur dan ook.
Er kleeft een voorspelbare onsamenhangendheid aan Scarlatti, en, ook al is zijn werk niet gedenkwaardig in conventionele zin, ook al dringt zijn fantastische melodieënstroom zich niet op aan het geheugen van de luisteraar, de onbedwingbare levendigheid en welwillendheid van deze muziek staan er voor in dat onverschillig welk stuk van de 600 wordt gekozen, het een van die onverwoestbare muzikale verrukkingen zal blijken op te leveren.
Vertaling: Relinde Nefkens
bron: The Glenn Gould Reader, edited and with an introduction by Tim Page, Alfred A. Knopf, publisher, New York, 1984. Copyright ©C 1984 by the Estate of Glenn Gould and Glenn Gould Limited, Toronto, Canada.