[p. 274]
God en de Grizzly. De Grizzly en god
op een bankje bij de lethe
zit een grizzly hersens te eten.
aan de overkant staat god,
wenkend met een honingpot.
maar de grizzly hapt onverstoord
uren, maanden, jaren voort.
als de bussen met pelgrims komen
doet god net of hij staat te dromen.
leunt tegen een oude kromme eik
en tuurt een tikje zorgelijk.
maar nauwelijks zijn ze weer opgekrast
of hij pakt zijn scheepstoeter weer en bast:
‘grizzly, kom! in je vaders woning
is een hele verdieping van louter honing.’
soms roept de grizzly, een half eeuwtje later,
in zijn beste engels over het water:
‘listen god, het interesseert me geen reet.’
dan gromt hij tevreden. en vreet. en vreet.
C. Buddingh’