[p. 358]
Godvruchtig drinklied
O, Heer als wij ’beschonken zijn,
Wil ons dit kwaad niet tellen;
Aanzie den diepen flonkerschijn
Der rijpe muscadellen
En van den rooden wijn.
De straf van uwen watervloed
Kon Noë niet vergeten,
Doch, Noë’s Heer, Gij waart zoo goed
Een middel te doen weten,
Dat altijd haten moet.
Wil dus, als wij beschonken zijn,
Om ‘t goed dit kwaad niet tellen;
Aanzie den diepen flonkerschijn
Der rijpe museadellen
En van den rooden wijn.
ANTON VAN DUINKERKEN