Over dit hoofdstuk/artikel

H.F. Cohen


1.
Zie Hollands Maandblad 414 (mei 1982) voor een indrukwekkende lezing over parapsychologie uit 1971, getiteld ?De remmende functie?, of zijn zeer stimulerende bespreking in nrc/Handelsblad (6-3-1982) van hetzelfde boek dat hier aan de orde is.
2.
Over de herkomst van de bioritmiek, waarvan Buurman in hetzelfde interview verklaart geen flauw benul te hebben waar die vandaan komt, staat ook een met name voor Freudianen nogal schokkend hoofdstuk in Gardners boek, getiteld ?Fliess, Freud, and biorythm? (hfdst. ii).
3.
Kousbroeks aanval zit handig in elkaar: hij erkent dat ?het waar [is] dat daarvoor [nl. voor de inzichten van Brouwer of Burnier] geen bloedbaden zijn aangericht?, maar vervolgt toch onmiddellijk ?maar in beginsel zijn alle aan zulke waarheden ontleende ideologie?n totalitair, en wel juist precies doordat strijdige openbaringen niet met elkaar kunnen worden verzoend? zonder in te zien dat, in afwezigheid van de bereidheid tot gebruik van geweld, van een totalitaire ideologie niet kan worden gesproken.
4.
Wie wil weten hoe de vader van het falsifieerbaarheidscriterium zelf denkt over de status van (in zijn terminologie) ?metafysische? uitspraken in de natuurwetenschap kan nu terecht bij de ?Metaphysical Epilogue? in Poppers Quantum theory and the schism in physics (London, 1982), ch. 4.
5.
Bij Reve denk ik hier niet zozeer aan zijn kijk op de mens Swiebel of de mens Polak (Het Parool, 15-1-1983), maar meer aan passages uit de Brieven aan Josine M., of hele stukken uit Moeder en zoon. Voor wat betreft Burnier doel ik bovenal op deel iii van Dessaurs De droom der rede (in Tirade 282/3 besproken door P.F.H. Lauxtermann).
6.
B. Bettelheim, Het nut van sprookjes (Amsterdam, 1980; vertaling van The uses of enchantment), hfdst. ?De behoefte van het kind aan magie?, in het bijzonder p. 66. Wat daar staat over de latere neiging tot occultisme van wie ?op jeugdige leeftijd al gedwongen [zijn] geweest de realiteit op een volwassen wijze onder ogen te zien? doet natuurlijk onweerstaanbaar denken aan de schrijfster van de naar eigen zeggen in hoge mate autobiografische roman Het jongensuur; over de betekenis die Reves communistische jeugd voor hem heeft gehad hoop ik later eens in Tirade te schrijven.
7.
Maar, zal menigeen zeggen die overigens van het paranormale niets moet hebben, hoe zit het dan met Gerard Croiset? Zijn helderziendheid is toch boven elke twijfel verheven geweest en gebleven? Wie de feiten bijeen wil zien die deze onderstelling op zijn minst dubieus maken, leze twee artikelen van Piet Hein Hoebens, resp. getiteld ?Gerard Croiset: Investigation of the Mozart of ?psychic sleuths? – Part 1?, en ?Croiset and Professor Tenhaeff: Discrepancies in claims of clairvoyance?, in: The Skeptical Inquirer, vol. 6, 1/2 (een door Gardner zeer aanbevolen blad dat hier te lande nauwelijks valt op te sporen; het adres is: Box 229, Central Park Station; Buffalo, NY 14125).