H.W. Sandberg
Hoeveel hoop hangt er aan de das van Gorbatsjov?
Na Breznjev kregen we Andropov. Er waren toen in het goedgelovige Westen allerlei kenners die ons verzekerden dat het nu de goede kant uitging met de Sovjet-Unie. Die Andropov immers ‘hield van jazz’ en hij had zelfs wel eens een Engels boek gelezen. Wat wil je nog meer. Met zo’n prima kerel valt natuurlijk zaken te doen. En het advies luidde dan ook: vooral de nieuwe leider niet ruw aanpakken, maar juist heel behoedzaam en voorzichtig omgaan met dit lot uit de loterij. Daarbij dan wel even vergeten dat diezelfde vriend van het Westen ten tijde van de Hongaarse opstand Sovjetrussisch ambassadeur in Boedapest was en dat hij in die kwaliteit een niet helemaal te verwaarlozen rol had vervuld in het spel van bedrog en verraad dat de Sovjet-Unie toen met Imre Nagy, en anderen, speelde. Ook even vergeten dat Andropov jarenlang de opperbaas was geweest van de kgb, en dat die dienst onder zijn leiding het voornaamste instrument was geweest in een verwoede strijd van intimidatie en eliminatie tegen ‘dissidenten’. En vooral ook even vergeten dat een Sovjetleider sinds Stalin niet een éénmansregime voert, maar de exponent is van in macht georganiseerde stromingen in de partij, het militaire apparaat, de veiligheidsdiensten en het apparaat dat de buitenlandse politiek voert. Daarbinnen zijn af en toe wel verschuivingen, maar tegelijkertijd zijn er een aantal constanten. Vooral in de buitenlandse politiek overwegen de constanten.
Andropov probeerde wat veranderingen in de binnenlandse verhoudingen teweeg te brengen – wat minder corruptie, wat meer efficiency, het invoeren van economische prikkels. Door tegenwerking van de bureaucratie en door de snelle aantasting van zijn fysieke vermogens slaagde Andropov er niet in een aanwijsbaar nieuw stempel op de economische
politiek te drukken. Zijn al of niet bestaande liefde voor de jazz en mogelijk enkele Engelse boeken in de kast brachten niet de door sommigen voorspelde ommekeer in de betrekkingen met het Westen.
Na Andropov kregen we Tsjernenko. In strijd overigens met de voorspellingen van kenners dat na Andropov een jongere generatie aan de beurt zou komen, die met kracht de veranderingen ter hand zou nemen die Andropov wel had gewild maar noodgedwongen onafgemaakt had moeten laten liggen. Tsjernenko was bij uitstek de resultante van het labiele evenwicht tussen de belangrijkste machtscentra: partij, militairen, kgb en de beheerders van de buitenlandse politiek. Zijn beleid, voorzover daar sprake van was, had de conservatieve inslag van ‘zo weinig mogelijk bewegen, dan is de kans dat er iets omvalt ook het kleinst’. Stagnatie en verstarring typeerden zijn regeerperiode.
In het binnenland werden de op zichzelf al bescheiden aanzetten van Andropov tot verandering op sterk water gezet. Het buitenlands beleid werd goeddeels overgelaten aan Gromyko in het door hem niet beschaamde vertrouwen dat hij de constanten van wantrouwen tegenover het Westen en oninschikkelijkheid op het gebied van de bewapening, conventioneel en nucleair, als richtsnoer zou blijven hanteren.
Toen Tsjernenko aan ziekte en ouderdom bezweek verscheen dan eindelijk, in de persoon van Gorbatsjov, de nieuwe generatie van Sovjetleiders ten tonele. Al geruime tijd was hij, ook in het Westen, gedoodverfd als de nieuwe man. En zo werd hij, tijdens een bezoek aan Londen eind 1984, van alle kanten besnuffeld, bekeken en gewogen. Mevrouw Thatcher vond het best een aardige kerel, waarmee te zijner tijd wel zaken te doen zouden vallen. Media stelden met een zekere verbijstering, maar ook tot hun genoegen, vast dat de man allerlei gewone menselijke eigenschappen had: hij snoot af en toe zijn neus, er kon bij gelegenheid een lachje af, en je kon min of meer ‘gewoon’ met hem praten. Sterker nog: hij bleek een vrouw te hebben. Bij Andropov was men daar nooit zo zeker van geweest. En die vrouw was niet het prototype van een enigszins vormloze Russische boerin, maar iemand met een leuk hoofd en een goedzittend mantelpak. Een vindingrijke journalist noemde haar de ‘Bo Derek van de steppen’. Advies van een aantal media: nu nog even de tijd
uitzitten tot Tsjernenko het loodje legt, en dan wordt, met Gorbatsjov, alles anders. Dan kunnen we eindelijk aan de slag, als democraten onder elkaar.
De begrafenis van Tsjernenko was een mooie gelegenheid, in het bijzonder ook voor de grootste westelijke bondgenoot de Verenigde Staten, om die Gorbatsjov nog eens wat nader te bekijken. Onstuimige lieden pleitten er zelfs voor dat president Reagan zelf de begrafenisplechtigheden maar zou bijwonen: dat zou niet alleen een belangrijk gebaar van wellevendheid en goede wil zijn – het zou hem ook de gelegenheid geven meteen met de nieuwe Sovjetleider een basis van wederzijds vertrouwen te leggen waar op dan in de naaste toekomst verder kon worden voortgeborduurd. Wijselijk ging Reagan op die suggesties niet in, op grond van de overweging dat op die manier geen serieuze internationale politiek kan worden bedreven. Wel stuurden de Verenigde Staten vice-president Bush naar Moskou. Hij was een specialist in Sovjet-begrafenissen, want hij had ook de plechtigheden voor Breznjev en Andropov meegemaakt. Hij had dus mooi vergelijkingsmateriaal bij de hand. Bovendien werd hij, als ex-hoofd van de Amerikaanse inlichtingendienst cia, geacht te beschikken over de eigenschap om zo ongeveer dwars door zijn gesprekspartners te kunnen heenzien. Waar let zo’n Bush dan op? Het oogcontact is belangrijk – hoe kijkt de gesprekspartner je aan. En verder: geeft hij blijk van gevoel voor humor, maakt hij een intelligente indruk, bezit hij intellectuele souplesse, straalt hij zelfvertrouwen en vitaliteit uit, wat voor soort handen heeft hij, hoe zit zijn pak en van wat voor kwaliteit is de stof ervan, wat voor overhemd draagt hij, hoe is de snit van de boord, draagt hij een acceptabele das, wat voor kleur haar heeft hij, en wat is de algemene indruk.
Wat Bush precies gerapporteerd heeft is niet bekend, maar tegenover de pers verklaarde hij dat Gorbatsjov op hem een zelfverzekerde en levendige indruk had gemaakt – een man die wist wat hij wilde en waarover hij het had.
Nu is het natuurlijk prachtig om te weten wat voor een soort man de nieuwe Sovjetleider is. Temeer ook omdat hij, als de natuur of de politiek niet tussenbeide komen, een redelijke kans lijkt te hebben geruime tijd aan
het roer te blijven – langer in ieder geval dan zijn drie recente voorgangers. Maar tegelijkertijd is de persoon alleen maar van belang in relatie met het beleid, de politiek die hij vertegenwoordigt. ‘Waarnemers’ in het Westen, in de politiek en in de media, die zichzelf er op getraind hebben om alleen af te gaan op de buitenkant van de dingen, zijn snel geneigd om de verpakking voor de inhoud aan te zien. Als Gorbatsjov zo intelligent en vitaal is als hij er uitziet, zal hij dús ook wel zo verstandig zijn om te doen wat we zo graag willen: een soepele en welwillende houding aannemen tegenover het Westen, zodat we eindelijk eens kunnen beginnen met de definitieve organisatie van de vrede, op basis van de gedachte dat alle redelijke mensen, inclusief de politici, in Oost en West toch eigenlijk hetzelfde willen.
De politieke werkelijkheid is anders en weerbarstiger. Ook Gorbatsjov is het product van een systeem dat berust op een combinatie van macht en ideologie, dat bijeengehouden wordt door een totalitaire hiërarchie. Dat systeem leeft van een vrijwel onveranderbare interpretatie van wat het vitale belang van de Sovjet-Unie is, en van een even onveranderlijke en leerstellige formulering van de doelstellingen op langere termijn. Als dat klopt dan lijkt het eerder waarschijnlijk dat, als Gorbatsjov inderdaad de vitale en scherpzinnige figuur is waarvoor hij wordt gehouden, we te maken krijgen met een tegenstander van aanzienlijk meer allure dan Breznjev, Andropov en Tsjernenko bij elkaar opgeteld.