[p. 15]
Hannah van Binsbergen
Zeven gedichten
Naar Purmerend
ik heb een kathedraal gezien op weg naar Purmerend
ik zie altijd een buizerd op de weg naar Vloerzegem
een slaperige buizerd op een hekje
ik vroeg je hoe je dacht dat ik eruit zou zien als kerk
en was bij jou toen we iets zagen als een polder
en aan het einde van de weg
het huis waar je geboren bent
in Purmerend, in Purmerend
en met jou op de waterwinplaats van
de brandweer aan de Zaan
ik at met jou een boterham met kaas uit zilverfolie
ik was met jou op weg naar Purmerend waar je geboren bent
vroom geknield hebt voor de altaarstukken van de keuken
een dode kat gevist zag worden uit het Noord-Hollands kanaal
dat voor je deur liep waar je later
overheen moest met de pont
dat niet ontstaan is maar bedacht
zoals jij en je twee zusjes door je ouders zijn bedacht
vanwege het café naast jullie huis
dat heet Drie Zwaantjes.
[p. 16]
Het feest vergeet mij
veel lichter is vergeven leegte dan
het rijkgevulde krentenbrood de krantenkop
van mijn bezwaren
ik ben achttien jaar en niet in staat tot zoveel moois
met de russische resten van mijn eenvoud
begeef ik me in het publiek en zie al snel
mijn bondgenoten hier zijn vrienden van het kerkhof
ik dacht een feest dat mij vergeet zal mijn verwijten niet begrijpen
voor ik een overhaaste stap zet moet ik
uitgaan met een rel
de wat? hand op de baard, begrepen
de wat? de lezer als oase
gemene vlees in nieuwe hazennamen
ik draag u op handen, uw verhalen
doen mij denken aan mijn jeugd.
[p. 17]
Vroeger had ik iets
het was niet groot maar groot genoeg om niet verwacht te worden
het was taai en zorgde dat ik met een schoon geweten
die rooie op zijn bek kon slaan
niemand die het zag
hij zou het nooit vertellen en niemand zou mij ooit geloven
(zo onwaarschijnlijk was het niet, ik was een half hoofd groter
en duizend keer slechter opgevoed)
ik kies julia
ik kies ervoor om op te staan om 9 uur hoewel ik weet dat dat niet enkel in mijn handen ligt
mijn voorkeur hebben mannen die op apen lijken boven
mannen die op honden lijken
ik kies ervoor om terug te gaan naar voorhistorische debatten
ik kies de dood die mij voorspeld is door een sticker
te aanvaarden met een beetje waardigheid
ik kies ervoor om daarna op te staan om 9 uur hoewel ik weet dat dat niet enkel in mijn handen ligt
het was mijn eerste vuistgevecht
een dag tevoren had ik wel een jongen voor zijn scheen geschopt
ik was niet trots
nu wel
ik kijk hem aan – het is nu zes jaar later –
en zie dat hij het meer verdient dan ooit maar vroeger had ik iets
wat net buiten mijn handen lag en dingen voor me deed die niemand zag
[p. 18]
Dit zijn de regels voor een goed begin.
Kies je spel met zorg en zorg dat je maar één spel tegelijk speelt.
Laat menigten met rust; dit is voor jou alleen
en als het toch moet zoek de hulp van wat maar klein is
de zwakken en misvormden zijn je vrienden, dit begin.
Speel niet voor jezelf.
Speel niet uit liefde
en als het toch moet uit de wanhoop die ten slotte leidt tot liefde
van de anderen voor jou. Je vraagt je af: is het de angst? Is het de – BINGO – is het angst?
Ik ben niet bang toch, nooit geweest
voor de auto die je geld brengt
of de vogel die het wegkaapt
Bang om wat ik weten kan
en de angst wat moet ik doen!
En de ergste, in de overgave
wat mag ik alsjeblieft nog hopen.
Er is een schema om te kijken of je bang bent
voor iets wat ‘s avonds op je bed zit of iets wat je zelf doet
in de toekomst als je ouder bent en het niet meer dit begin is
of om ergens in te vallen en, echt zó stom, alles te verliezen
of eigenlijk zelf de idioot te zijn waarvoor je iedereen steeds uitmaakt
want je weet niets van natuur, bijvoorbeeld, en dat kan best nog eens belangrijk worden
in de toekomst als de samenleving stilvalt
en mensen dronken zijn van spijt, niet angst
wat doe je dan.
Wat kan je doen behalve zeggen in de hoop dat het ook waar is
ik word beter? Ik heb ergens nog iets liggen wat je niet van mij verwacht
en ik kom langzaam af van mijn gevoeligheid voor onzin.
Ik word al beter in de zin dat ik steeds meer van mij geheim houd
dat ik de vaagheid word die nooit van mij gevraagd is
zodat uiteindelijk haast alles komt als een verrassing.
[p. 19]
Een huis staat onder water
een ding vertelt me wat ik zag
en vouwt me open een verleden dag
en zegt me wat ik zag.
ik zeg: dit is orakeltaal
maar volg het door de kast de kamer
waar de meisjes emmers dragen
waar zo wreed veel water is
het toont me kijk, hier lag de la, de lepel
hier de bronzen waterkraan
en dit is onderaan de trap en dit is
bovenaan de trap
en sinds de wereld is begonnen
is dit altijd onze nis geweest
en waren wij veel langer dan de weg
van wildernis naar werkbaarheid
want dit is woud en dit is vlees geweest
maar ik heb in dit huis geslapen
bij het krieken van de dag gebeefd
de deur geopend en gebeefd
[p. 20]
Nu is ook nu
ik weet nog niet waar ik aan werk
ik hoop dat het iets nuttigs is.
soms wed ik op honden
en mijn werk is mijn leven
u vraagt me wat vrijheid is? vakantie.
soms komt het voor dat dieren mensen blijken
en jaren in een dierentuin zich voegen naar hun rol
– iemand weet het, rost ze ‘s avonds af en brengt ze in verwarring
totdat ze langzaam gaan geloven in hun leven als gorilla.
ik weet nu dat door een uitval, echte wassen kaarsen
of de plastic novenen van mijn jeugd we gaan geloven
dat alles mogelijk is
je zou bijvoorbeeld nu je vingers kunnen steken
tussen de ventilator van je leven
in de supermarkt gaan werken en dan jong en mooi je graf in rollen
je kan voorgoed het bos in rennen
een leven onder de waterval
als Caspar David Friedrich
terwijl je eigenlijk nooit vrijer bent dan op een goed gelukte foto
een duidelijk moment met helder weer en hoge bomen
soms valt er iets te winnen
(ik hoop dat het iets nuttigs is)
soms laat ik mensen proeven van mijn zweet
[p. 21]
Arbeidstrilogie
I. Nieuw Handboek
je loopt geen gevaar meer voor dichte deuren
een gebod dat zich niet vormt naar scholing
kier of geen kier is hier niet wat van belang is
je stelt je geen zeer grote voorwerpen voor
de tijgers achter je slaapkamerramen
ontken je
je zet je aan de zaken
aan je centraal geplaatste tafel
het valt nog niet mee, fred
en jij zegt: nee
het valt nog niet mee, annehilde
maar achter je griekse gordijnen wat
voltrekt zich daar
alsnog schrikbarend verticaal
wat richt zich op wie zegt het
gek was je dus niet toen je vorige week
een sarcofaag in de salon zag staan
en je gezicht geschilderd op de gevel
van een fabriek voor schrootverwerking
zo zou jij jezelf niet geschilderd hebben
maar toch o god
publieke werken
hoe kun je jezelf een weg voorleggen
die nog waarschijnlijker is dan deze
II. In de stijl
u hoopt zich te ontwikkelen
veel verder in de lege richting
die zo stijlvast is waarin moord en dood
gevleugeld zijn
hebt nooit een zwak verlangen in uzelf verpleegd
of stil gebeden in het lamplicht om een opening in de sequentie
of het nu gebouwen zijn of vruchten in een marktkraam
niet veel anders dan een rijm
[p. 22]
omdat alle chinezen zo op elkaar lijken
omdat u uw huis niet terug kan vinden
in een oogopslag een ander leven
in een traphoek of een dicht portiek
III. dit is redelijk serieus.
wat ik diep in mijn gedachten weet
als ik ophoud steeds aan die vulkaan te denken
aan degene die geen naam mag hebben
ik kan verhulling niet verhelpen, geen uitdrukking
bedenken zonder me onsterfelijk
belachelijk te maken.
ik heb een smakelijke lijst gevonden spullen aangelegd
je kan het pluis van mijn gedachten kloppen en het nog
met winst verkopen ook
ik overdrijf niet
je verpleegt een kleinverdriet-plantage
wat je hebt aan wereld is perfect
het respecteert je
en als er dan een honderdste oneigen als een kogel
slechts een splijtsel van je zegt
‘dit is de wereld niet’
geloof het niet zoek
lachend naar een uitvlucht