[p. 365]
Hans van de Waarsenburg
zoutelandse zichten
1.
Zuidelijker dan dit vergezicht
had het nooit gevroren;
De in laken verpakte tijdsbeelden
versleept – zo dicht bij de zon –
Loopt de zee te meten, centimeters
stijgend boven het gescheurde licht
van dood (duinzand)
Tot bij de vloedlijn vreemd beeld
van water dat terug roept beeld
van water dat rijmt op het thijm
van de dood.
2.
Nog te dicht licht het schip
binnen handbereik;
bij eb reikt het oog de naam,
de vlag;
[p. 366]
Tijd schuift over tijd, het
horizontale licht, de vergeten
naam, de décors:
Anders werd de dag bekeken, het
lichaam van het strand, door vloed
verdwenen voetstappen
Bij eb nog soms (tijd verschuift)
de schaduw van een naam, een vlag
nog binnen handbereik, de reis terug.
3.
(.)
Rondt hij het nog af?
Mensenzee met onbeperkte bestemming
Beeldverhaal, dat trillend staat
– een woelig netvlies –
– een schaamte van kijken –
(..)
Bij stil tij zie ik je
door de regels, roepend
De mensen die je niet bent
platvloers over alles gelegd
het gorsige geluid van onder hun tong
[p. 367]
(…)
Rimpelloos legt het licht zich
vredig op het water
(dit is een schilderij zonder oorlog)
Walchers Domein van warmte waar
Krakende B.B.C. iedere koningin redde
(….)
Je blijft de aangespoelde film
van eb en vloed
Herhalende sequentie van oorlogszaad
in de Ichtus der tijden
leprose in het scheldende vlies (van tijd)
(…..)
De kolenkachel in de winter
de zwijgzame denkt (duin), de gebedsrol
van zijn Oidipuskomplex openend
Het water van de Aa, gekleurd
als het textiel van Nederlands-Indië
(……)
Zenith vol koeie-ogen; eb van het
eeuwige laagland, andere fotoos die
naar je kijken (begrafenissen, eeuwig
durend strand), Zoutelands Zicht,
zee beweegt de hand.