Over dit hoofdstuk/artikel

Henk van Gelre

over Friedrich Nietzsche


1.
De antichrist, par. 39.
2.
Id., par. 39.
3.
Id., par. 27.
4.
Er bestaat onder hedendaagse bijbelonderzoekers nauwelijks meer verschil van mening over de opvatting dat Jezus door de Sanhedrin, de joodse Hoge Raad, die o.m. oordeelde over afwijkingen van de joodse leer en praktijk, aan de Romeinen werd uitgeleverd, omdat zijn prediking en handelwijze als een gevaar werden gezien voor de joodse cultusvroomheid (de uitleg van de wet en het juda?sche prestatiebeginsel op religieus gebied). Omdat hij echter alleen op grond van zware criminaliteit of oproer door de Romeinen gekruisigd kon worden, werd dit laatste motief aangegrepen om zich van hem te ontdoen.
5.
De antichrist, par. 28.
6.
Zie ?David Strausz, de belijder en de auteur?, Oneigentijdse beschouwingen.
7.
De antichrist, par. 28.
8.
Id., par. 29.
9.
Nietzsche toont in zijn laatste geschriften een voorkeur voor het gebruik van de benaming ?fysioloog?, waarmee hij een beschouwing van de totale mens, dus inclusief het lichaam, bedoelt. De fysioloog is daarmee bij uitstek geschikt om ook de instincten in zijn beoordeling te betrekken.
10.
De antichrist, par. 29.
11.
Der Fall Wagner, kgw vi/3, p. 37
12.
M. Dibelius ?Der psychologische Typus des Erl?sers bei Friedrich Nietzsche?, Deutsche Vierteljahresschrift f?r Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte 22, 1944, p. 66 e.v.
13.
De antichrist, par. 52.
14.
Id., par. 31.
15.
Zie brieven van 13 februari en 7 maart 1887 aan Heinrich K?selitz, Briefe von Nietzsche, kgb iii/5, p. 24 en 41, en van 12 en 23 februari 1887 aan Franz Overbeck, Briefe von Nietzsche, kgb iii/5, p. 21 en 27. K?selitz kende Dostojewski in het geheel niet, terwijl Overbeck alleen De vernederden en gekrenkten had gelezen, waarop hij Nietzsche’s aandacht vestigde.
16.
C.A. Miller ?Nietzsche’s Discovery of Dostojewski?, Nietzsche Studien, Bd. 2, 1973, p. 202-257.
17.
Briefe an Nietzsche, kgb iii/6, p. 353 (16 november 1888).
18.
Id., p. 363 (23 november 1888).
19.
Briefe von Nietzsche, kgb iii/5, p. 483 (20 november 1888).
20.
Zie uittreksels uit en commentaren op dit boek in Nachgelassene Fragmente, kgw viii/2, p. 383-395.
21.
Zie brief van 7 maart 1887 aan Heinrich K?selitz, Briefe von Nietzsche, kgb iii/5, p.41.
22.
Zie brief van 27 maart 1887 aan Heinrich K?selitz, Briefe von Nietzsche, kgb iii/5, p. 50.
23.
Opmerking van H. K?selitz in de Ausgabe der Briefe iv, 1908, p. 492. Zie ook de brief van 30 maart 1887 van K?selitz, Briefe an Nietzsche, kgb iii/6, p. 41.
24.
Zie brief van 27 maart 1887 aan Heinrich K?selitz, Briefe von Nietzsche, kgb iii/5, p. 50.
25.
Zie brief van 18 maart 1887 van Heinrich K?selitz, Briefe an Nietzsche, kgb iii/5, p. 35/36.
26.
Walter Kaufmann Nietzsche, Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt, 1982, p. 397.
26.
Walter Kaufmann Nietzsche, Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt, 1982, p. 397.
27.
De antichrist werd in september 1888 voor publikatie gereed gemaakt aan de hand van deels reeds eerder en deels nieuwe, onmiddellijk v??r de eindredaktie daarvan geschreven paragrafen.
28.
Der Fall Wagner, epiloog, kgw vi/3, p.44.
29.
Nachgelassene Fragmente, Anfang 1888-Anfang Januar 1889, kgw viii/3, p. 203.
30.
Nachgelassene Fragmente, Herbst 1887-M?rtz 1888, kgw viii/2, p. 198.
31.
De antichrist, par. 39.
32.
Afgodenschemering, Zwerftochten van een oneigentijds mens, par. 45.
33.
De antichrist, par. 31.
34.
Id., par. 30.
35.
Id., par. 30.
36.
Id., par. 32.
37.
Id., par. 33.
38.
Id., par. 34.
39.
Id., par. 35.
40.
Nachgelassene Fragmente, Herbst 1887-M?rz 1888, kgw viii/2, p. 190.
41.
Aldus sprak Zarathoestra, eerste deel, ?Van de vrije dood?.
42.
De antichrist, par. 31.
43.
Nachgelassene Fragmente, Herbst 1887-M?rz 1888, kgw viii/2, p. 369.
44.
Id., p. 335-348. Het komt mij voor, dat Tolstoi Jezus ook eigen woorden in de mond legt, tenzij deze aan apocriefe evangeli?n ontleend zouden zijn.
45.
De antichrist, par. 34.
46.
Id., par. 29.
47.
Id., par. 34.
48.
Id., par. 32.
49.
Id., par. 29.
50.
Nachgelassene Fragmente, Herbst 1887-M?rz 1888, kgw viii/2, p. 345/346.
51.
Id., p. 172, 177, 240 en 247.
52.
Voorbij goed en kwaad, par. 164.
53.
Nachgelassene Fragmente, Herbst 188-Herbst 1887, kgw viii/1, p. 44.
54.
De farizee?n hadden in Jezus’ tijd nog niet het gezag dat hun in de evangeli?n wordt toegeschreven. Dat gezag verkregen zij pas in de jaren ’70, dus in de jaren waarin de evangeli?n zijn ontstaan.
56.
Jezus sprak Aramees, terwijl de evangeli?n, volgens de deskundigen, in een barbaars-slecht Grieks zijn geschreven.
Er bestaat geen origineel handschrift van het nt, noch eerste afschriften daarvan, doch slechts afschriften van afschriften. Van geen enkel boek van het nt is de oorspronkelijke woordelijke tekst behouden gebleven. De huidige versie is een synthese van verscheidene overleveringen: Griekse handschriften, oude vertalingen e.d. De oudste bewaard gebleven Griekse handschriften van het gehele nt stammen uit het midden van de 4de eeuw; deze zijn echter niet volledig en werden herhaaldelijk ?verbeterd?. Analyse hiervan heeft ten minste drie correctoren opgeleverd.
De eerste eeuwen zijn de evangeli?n niet als heilig en onaantastbaar beschouwd. Tot plm. het jaar 300 zijn ze herhaaldelijk met grote vrijmoedigheid aan de behoeften en smaak van de copi?sten of hun opdrachtgevers aangepast. Om aan deze heilloze verwildering een einde te maken kreeg de Dalmati?r Hieronymus in 383 opdracht om aan de hand van de diverse Latijnse bijbels, waarvan er niet twee met elkaar overeenstemden, een uniforme tekst samen te stellen, die op zijn beurt weer door de pauselijke secretaris op plm. 3500 plaatsen werd gewijzigd. Pas op de synoden van Rome (382), Hippo () en Carthago en 419) werd de eerste serieuze poging tot een definitieve samenstelling van het NT gedaan. Op de concilies van Florence (1442), Trente (1546) en het Vaticaans concilie (1870) werd de leer van de inspiratie door de heilige geest tot een geloofsdogma verklaard. Het dogma over de goddelijkheid van Jezus kreeg zijn uiteindelijke definitie tijdens het concilie van Chalcedon (451).