Herman Pieter de Boer
Brief
Aan het Bestuur van de Kring der Kunstminnenden
Rozengaard 24
2457 AG Maershoven
Geachte Bestuursleden,
Ik richt mij tot u met een wellicht ongebruikelijk verzoek, ik ben enigszins beschroomd maar toch ook vastbesloten om me te uiten. Het betreft een dierbare vriend van mij, wiens naam u zeker bekend zal voorkomen, een persoon waarvan u misschien wel eens gedacht hebt: hoe gaat het met die kunstenaar.
Het betreft beeldend kunstenaar Sjarel Beentjens, u wellicht beter bekend onder zijn kunstenaarsnaam Deef Dendermonde.
Natuurlijk kent u wel werken van deze, mijn vriend, Deef. Hij heeft tijden meegemaakt van hoge roem. Hoe opzienbarend was het niet, dat hij middenin de Beemster een tien meter hoge vogel vervaardigde en plaatste, een geblokte ooievaar die helaas na twee weken in de beruchte oktoberstorm van 1973 omwoei, waarbij de Renault 6 van burgemeester Loppersma van de weg geveegd werd. Het nieuws haalde natuurlijk alle kranten en Deef Dendermonde verscheen vanzelfsprekend op de televisie – hij weende, niet zozeer om de verfrommelde auto, meer om de reuzenvogel waar hij een jaar aan gewerkt had.
‘Hoe moet ik nu verder?’ vroeg hij aan mij. Ik had met hem te doen en nam hem een weekje mee naar Brussel om hem in een sfeer van kunst en ontspanning tot zichzelf te doen komen. Dat leek te lukken. Maar nu gebeurde er weer iets anders. Tot dan toe was Deef, voortgedreven door de kunst, een verstokte vrijgezel geweest. Soms had hij een vriendinnetje, maar dat was alleen in zo’n tussenpoosje als een kunstwerk net klaar was en hij nog niet doende was met een nieuw project. Maar nu deed zich een vrouw voor die alles deed omtuimelen. Ik begreep dat wel. Zij, deze
Poupette Vandenbossche, 27 jaar jong, blank als een lelie, met ravenzwart haar en intensgroene ogen, was zo allemachtig mooi dat je ervan schrok bij de eerste ontmoeting, jaren geleden had ik dat zelf ondervonden. Ik had Poupette toen graag in mijn auto gestopt en meegenomen naar Nederland, maar ze was ongrijpbaar, altijd onderweg naar een of andere modemanifestatie, meestal als topmodel.
Ik was erbij toen Deef voor het eerst met haar geconfronteerd werd, in brasserie L’Aventure in Brussel.
‘Mag ik je voorstellen,’ kon ik nog zeggen, ‘Poupette…’
Hij sprong op, nam met zijn knieën de tafel mee omhoog, waardoor soep, vaatwerk en glazen rondgeslingerd werden. Hij zag wit, zijn handen beefden.
‘Maar, maar…’
‘Rustig, Deef!’ zei ik, en tegen Poupette: ‘Neem hem niet kwalijk, hij is kunstenaar, je schoonheid was hem even teveel.’
Poupette glimlachte, het was hem vergeven.
Deef was onthutst, wanhopig verliefd, liep rond met grote verschrikte ogen, wilde altijd en eeuwig bij Poupette zijn, naar haar kijken, haar aanraken, een keer viel hij midden op straat op zijn knieën voor haar, handen geheven.
Poupette vond dat ongeveer twee dagen grappig, toen maakte ze dat ze wegkwam. Deef belde haar op, stond voor haar deur, ze moest zich verschansen om van de wanhopige man af te komen.
Nu ging het werkelijk mis met de arme Deef. Hij sloot zich op in zijn atelier, dronk en dronk en probeerde haar op het doek te zetten, dat lukte niet, hij kreeg visioenen en spookbeelden, er kwam niets meer uit zijn handen.
Ik had ontzettend met hem te doen. Ik heb nog gesproken met Poupette, maar ze voelde niets meer voor ‘die malloot’, zoals ze de gevoelige kunstenaar betitelde.
Ik moest op reis. Voor ik in de trein naar Düsseldorf stapte, belde ik hem nog even op.
‘Hoe gaat het nou, Deef?’
Zijn stem was zacht, er klonk een soort gelatenheid in door. Dat leek me wel goed.
‘Ik moet mezelf zoeken,’ zei hij.
‘Ja Deef,’ zei ik, ‘dat begrijp ik toch?’
‘Ben jij mijn vriend?’
‘Ja Deef, ik ben jouw vriend.’
Toen ik terugkwam uit Düsseldorf nam ik meteen een taxi naar zijn atelier. Bleek en mager stond hij in de deuropening.
‘Herman,’ zei hij.
‘Deef,’ zei ik.
We gingen binnen tegenover elkaar zitten.
‘Ik ben helemaal niets meer,’ zei hij.
‘Verklaar je nader,’ zei ik.
Hij wees achter zich, op de ezel. Er stond een leeg doek op.
‘Je houdt toch niet op met schilderen? Of dingen bedenken? Kunst?’
Hij spreidde met een treurig gezicht zijn handen. ‘Geen moed, en ook geen geld, ik heb geen cent meer. Ik wil wel weer iets, maar ik besef dat ik…’
Deef zocht naar woorden. ‘Ik, ik… na de Beemstervogel heb ik niks meer gemaakt, ik was… het leek of ikzelf ook was omgewaaid. En Poupette heeft mijn wanhoop voltooid. Nu ben ik moe, leeggelopen. Er zit wel een plan in mijn hoofd rond te loeren, maar ik heb geen geld…’
Hij was echt akelig mager geworden, holle wangen…
‘Kom op, Deef, je moet wat eten.’
Ik nam hem mee naar café Scheltema en bestelde biefstukken. Deef keek er met grote ogen naar, toen ze ter tafel kwamen. Toen ging hij dankbaar zitten schransen. Er kwam warempel wat kleur in zijn gezicht.
‘Deef,’ zei ik, ‘je weet toch dat er van jou in het Stedelijk een extreem mooi Landschap Met Vrouw hangt?’
Hij knikte.
‘Je weet toch dat je de Kabouterkapel bedacht hebt? Dat je de Limburgse Eenhoorn geschilderd hebt?’
Hij knikte. ‘Ik wil wel weer werken, maar het is heel groot en ik heb geen geld meer.’
‘Hoe groot, hoe groot?’ vroeg ik.
‘Groot, grooooot! Ik heb heel veel materiaal nodig. Honderden meters dunne stof, grote spanringen om haar taille aan te geven, haar boezem, textielverven in zachte kleuren…’
‘Maar, maar,’ riep ik, ‘wat moet dat worden dan? Een vrouwengestalte?’
‘Natuurlijk!’ riep Deef, stond op en gebaarde grote rondingen, ‘het is de droomgestalte, een luchtballon in de vorm van de godin Poupette, zwevend over weiden en wouden, toegejuicht door duizenden mensen op de pleinen, en in de ballonkorf, onder Poupette, zweven wij mee…’
Nu, geachte bestuursleden van de Kring der Kunstminnenden, kom ik aan bij dat waarom ik u schrijf. U bent als ik kunstminnend, u geeft derhalve ook om de mensen die zich scheppend inspannen voor ons. Ik vraag u om dat wat Deef Dendermonde nu niet heeft en dat wat onze Kring wel heeft, geld, een bedrag om de kunstenaar weer op zijn benen te zetten, om hem weer moed en materiaal te geven.
Geef hem, geachte Bestuursleden, een eervolle, fatsoenlijke en fikse lening, ik dacht aan 25.000 gulden, terug te betalen binnen twee jaar na lancering van luchtballon Poupette.
Ik hoop van harte op een positief bericht van u.
Kunstminnende groeten van