[p. 482]
Huiswaarts
Huiswaarts,
de wind als het scherp van een mes
in mijn nek.
Zesentwintig jaar op mijn kerfstok.
Het licht op een kier
naar de donkere kamer van de avond
waar zulke geheimzinnige foto’s
ontwikkeld worden.
Bv. gemaakt op een morgen
toen ik alleen wakker werd
en in het gras grote zwarte vogels
zaten of er een nonnenklooster
uitgebroken was.
En in de verte uit een schoorsteen
een magere man van rook kroop
die steeds groter werd alsof hij
met zijn lichaam als een onweer
de hele stad wilde bedekken.
H. Mesterom