[Tirade juni 1961]
Tijdgenoten
Inleiding
Philip Toynbee, die velen als medewerker van de Observer zullen kennen, heeft een paar maanden geleden het glorieuze idee gehad mensen, die zich door het leven of de maatschappij tekort gedaan voelden, in de gelegenheid te stellen daarover hun hart te luchten. Hij deed dat door middel van een oproep in verschillende bladen. Het resultaat was overweldigend. Binnen veertien dagen ontving hij meer dan vijfhonderd antwoorden, een verbijsterende stroom klachten en grieven in verschillende toonaarden neergeschreven maar bijna altijd goed geformuleerd. Uit deze inzendingen koos hij er achttien die hij gebundeld heeft tot een boek, dat hij de titel ‘Underdogs’ gaf (Weidenfeld & Nicholson).
Daarin komen aan het woord de homosexueel, het op jonge leeftijd verkrachte meisje, de vrouw van een bruut, de man die door zijn suikerziekte geen baan kan krijgen, de criminele recidivist, de zoon van een dronkaard, de man die gebukt gaat onder een ontoereikende ontwikkeling etc. Ik koos ter kennismaking het relaas van de vrouw die naar mijn gevoel op een onvergetelijke manier schreef over de tragiek van haar schijnhuwelijk, dat haar het leven deed missen.
Men hoort vaak klagen over de schrielheid en onbenulligheid van hoorspelen, toneelstukken en romans. Welnu, hier is een boek vol scenario’s en romangegevens, rechtstreeks op de werkelijkheid betrokken, zonder uitzondering boeiend en a.h.w. schreeuwend om uitwerking.
In een uitvoeriger bespreking kom ik nog op dit indrukwekkende klachtenboek van Toynbee terug.
Echtgenote van een impotente man
Vera Vaughan
Vijftien jaar geleden, na een trouwplechtigheid waaraan wegens verschillende familieomstandigheden geen ruchtbaarheid was gegeven maar die voor alle betrokkenen bevredigend leek, gingen we op huwelijksreis.
Als ik aan het hotelletje in Cornwall denk dat op zee uitkeek, aan de inschikkelijke vriendelijkheid van de andere gasten en aan het schitterende lenteweer, word ik nog altijd verdrietig en verlegen. Want deze trouwerij die zo gewoon en bevredigend leek leidde tot geen enkel lichamelijk contact tussen ons beiden. Mijn echtgenoot vond het prettig mij bij zich te hebben en was op mijn gezelschap gesteld maar hij was absoluut niet tot een coïtus instaat en miste volstrekt die belangstelling voor mij, die een man voor een vrouw heeft op wie hij verliefd is. Gedurende de eindeloze nachten van die twee weken lag ik wakker en overdacht deze toestand, die me hoe langer hoe duidelijker werd naarmate de vacantie langzaam voorbij kroop. Maar ik probeerde mijzelf gerust te stellen met de gedachte dat het wel terecht zou komen of dat er anders wel iets aan gedaan kon worden.
We keerden naar Londen terug en begonnen ons huishouden. Ik maakte kennis met mijn nieuwe buren, kreeg kennissen in de wijk waar we woonden en speelde zo zorgvuldig mogelijk de rol van een pasgetrouwde vrouw, die zich inricht voor een burgermansleven. Soms dachten mensen dat we broer en zuster waren of zelfs wel vader en dochter, omdat mijn echtgenoot vijftien jaar ouder is, of men was verbaasd dat we pas zo kort getrouwd waren omdat we de indruk maakten van een stel dat al jarenlang getrouwd is. Over het algemeen echter moet ik mijn rol goed gespeeld hebben want we werden beschouwd als een gelukkig, pas getrouwd paar.
Gedurende bijna drie jaar schortte ik mijn oordeel over de werkelijke toestand op. Ik leefde in de onuitgesproken ver-
wachting dat aan de nachtmerrie een einde zou komen en dat dan pas echt het getrouwde leven voor ons zou beginnen. Van tijd tot tijd vroeg ik me af wat andere mensen in dergelijke omstandigheden deden. Ik was geneigd om te denken dat er maar erg weinig andere mensen in de geschiedenis waren, wie zoiets overkomen was omdat er zo weinig over bekend was. Later heb ik begrepen dat het een veel algemener verschijnsel is dan menigeen zich zou kunnen voorstellen maar dat er zo zelden openlijk over gesproken wordt dat men eigenlijk nauwelijks weet hoe mensen erop reageren.
Ik begon het geheimzinnige hoekje in onze plaatselijke bibliotheek af te grazen waar de boeken stonden over psychologie en sexualiteit, waarbij ik tersluiks achterom keek. Wanneer er iemand op mij afkwam die ik kende greep ik haastig een boek van een plank in de buurt en leek totaal verdiept in een boek over kookkunst of bergklimmen. De index van een boek over sexualiteit gaf meestal ongeveer de volgende aanwijzing: Impotentie. 45, 192.
Blz. 45 gaf meestal een uiteenzetting van de oorzaken van impotentie. Contacten met ouders in de jeugd hadden een diepgewortelde angst voor alles wat met sexualiteit te maken heeft veroorzaakt en deze angst moest eerst verholpen worden voordat een normaal huwelijksleven kon plaats vinden. Maar ik kon nooit een van ons beiden in de beknopte patiëntenverslagen die gegeven werden, herkennen. Mijn schoonmoeder had veel te veel gevoel voor humor om te kunnen lijken op de dominerende moederfiguren. Mijn echtgenoot was veel te evenwichtig en normaal in alle dingen behalve dat ene en ik was misschien een beetje dwaas en onhandig maar ik voelde dat ik intelligenter was dan die stomme creaturen.
Blz. 192 was meestal het einde van een hoofdstuk over ‘moeilijkheden’. Als, zo werd me verteld, dit voorkwam, dan deed je er verstandig aan de dokter op de hoogte te brengen, die zou je dan naar een specialist doorsturen. Maar mijn dokter, een ouwe dokter die al jaren zijn huisartsenpraktijk deed, had ik al op de hoogte gebracht en hij had van geen enkele belangstelling doen blijken en had zeker niet hemel en aarde bewogen om ons naar een specialist te sturen. Allebei aarzelden we om hem in die richting te dwingen omdat we
voelden, misschien ten onrechte, dat de levensbevrediging die we trachtten te verkrijgen door het vinden van een modus vivendi heel gemakkelijk teniet gedaan kan worden door een eindeloze reeks bezoeken aan specialisten, zonder dat we enige garantie hadden, dat we er iets beters voor in de plaats zouden krijgen.
Op andere planken in de bibliotheek vond ik soms een roman of een toneelstuk over dit probleem. Ze waren op de vingers van een hand te tellen omdat literatuur over een sexueel onderwerp meestal over mensen ging die niet de minste moeite hadden met het aanknopen van sexuele relaties. Het ging er meestal om welke hoofdpersonen een verhouding hadden, hoe vaak ze met elkaar naar bed gingen, en of die verhouding normaal of abnormaal was. In de schaarse gevallen dat impotentie als onderwerp van een literair werk opdook schenen er maar twee mogelijkheden te zijn.
Ten eerste kon de vrouw een verhouding beginnen met de eerste de beste man, die ze tegen het lijf liep. Zo’n verhouding had pas echt succes als ze haar echtgenoot vernederde door hem van die hele verhouding getuige te laten zijn. Ten tweede kan de vrouw langzaam maar zeker in een neurotisch droefgeestigheid verzinken met als eindpunt de een of andere gevaarlijke waanzin.
Geen van beide mogelijkheden trokken me aan. Wat de eerste betreft, zelfs al had ik gewild, is het heus niet zo gemakkelijk voor een vrouw uit een burgerlijk milieu, die er helemaal niet bijzonder aantrekkelijk uitziet, die bovendien maar over beperkte middelen beschikt en niet van opwinding houdt, om een verhouding te beginnen met een van de kennissen die haar man en haar zelf komt bezoeken. Bovendien ben ik erg op mijn man gesteld en hoewel ik innerlijk misschien bitter gestemd ben geweest zou het me toch spijten als ik hem dat ooit duidelijk liet voelen en ik zou beslist niet in staat zijn een uitgestippeld plannetje uit te voeren, met het doel hem te vernederen en te kwetsen. En wat het wegzakken in de neurotische somberheid betreft, ik heb er nooit iets van gemerkt. Af en toe zal ik me wel ellendig gevoeld en ‘s nachts in mijn kussen gehuild hebben, maar ik heb er nooit minder om gegeten, ik had inspannend en veeleisend werk en voor een massa andere dingen belangstelling en met mijn verstan-
delijke vermogens leek niets bijzonders aan de hand. Maar al die tijd was ik mij bewust van een stroom van erotische levensbeschouwelijkheid die mij omgaf. Overal scheen men het als van zelfsprekend te beschouwen dat sexuele relaties heel belangrijk zijn. Daardoor werd het voor mij moeilijk om een reeks waarden te verwerven die voor mij noodzakelijk waren, wilde ik mijn situatie mijn hele leven aankunnen, dat werd me hoe langer hoe duidelijker. Ik moest proberen in te zien dat lichamelijke relatie tussen mannen en vrouwen niet van het grootste en enige belang waren. In de ene succesroman na de andere vielen mannen en vrouwen in en uit bed in verschillende combinaties. Films en toneelstukken draaien alleen maar om sexuele omgang, iets waartoe de anderen in mijn verbeelding zouden overgaan zodra ze thuis kwamen. Deze neiging trof ik tot mijn grootste verrassing ook aan in theologische geschriften. Ik was nieuwsgierig geworden naar de opvatting van de kerk over het huwelijk. We waren in de kerk getrouwd als gelovigen en ik vroeg me af of de kerk ons wel als onherroepelijk getrouwd beschouwde nu ons huwelijk niet lichamelijk voltrokken was. Ik dook in een doolhof van twee tradities, afkomstig van de eerste kerkvaders – de ene groep was van mening dat het huwelijk tot stand kwam door de vrijwillige toestemming van beide partijen, de andere groep stond op het standpunt dat er eerst een coïtus moest plaats vinden voordat men van een echt huwelijk kon spreken. Terwijl ik zo tot de slotsom kwam dat mijn huwelijk, technisch gesproken, wel nietig te verklaren maar niet nietig was, las ik een hele serie moderne theologische geschriften over het huwelijk. Maar ik vond hier dezelfde nadruk op het enorme belang van geslaagde en bevredigende sexuele omgang. Dat leek mij in zijn soort net zo onlogisch als de strenge veroordeling van sexueel genot door de kerkvaders.
Het moeilijkst te verteren waren de vrouwenblaadjes die ik zogenaamd verachtte maar die me op een afschuwelijke manier fascineerden. Ze zijn onvoorstelbaar keurig en fatsoenlijk, maar ze zijn van mening dat een vrouw maar één doel heeft in haar leven, nl. haar man te bekoren en als ze hem eenmaal heeft hem stevig vast te houden. Dit versterkte mijn toch al groeiende gevoel van minderwaardigheid als
vrouw. Niemand zou me dat gevoel bewust hebben kunnen geven omdat niemand van mijn toestand op de hoogte was. Mijn vrienden spraken niet over sexuele zaken behalve dat ze af en toe een mop vertelden. De toon waarop soms over oude vrijsters gesproken werd gaf me altijd een schok, omdat ik me bewust was dat ik de zaak bedroog doordat ik in feite in een toestand verkeerde waar getrouwde mensen op neerzien, terwijl ik uiterlijk een getrouwde vrouw was. Ik voelde me ook een beetje oneerlijk tegenover mijn ongetrouwde vriendinnen, die weliswaar over deze dingen niet praatten maar me toch met een zekere nieuwsgierigheid en afgunst zaten op te nemen omdat ik een ervaring had waarvan ik in feite geen weet had. Misschien was ik me sterker bewust van sexuele zaken als iets dat voortdurend op de achtergrond zweeft, dan de meeste mensen die ik ontmoette. Deze bewustzijnstoestand betekende voor mij een terugkeer naar de tijd dat ik zeventien was, enorm nieuwsgierig naar sexuele ervaring maar niet instaat om die te verkrijgen. Het feitelijke resultaat van deze gevoelens was, dat ik opzettelijk mijn kleding en uiterlijk verwaarloosde. Geen van beide was ooit mijn sterkste kant geweest, maar nu was volgens mij belangstelling voor uiterlijk en kleding een vorm van sexualiteit en ik probeerde dat allemaal te verachten alsof het voor mij niet belangrijk was. Ik werd stekelig en intellectueel. Ik herinner me dat ik sprak op een erg belangrijke vrouwenbijeenkomst en dat ik een slechtzittend eigengemaakt modderkleurig vest droeg waarmee ik in de ogen van aantrekkelijke knappe vrouwen trachtte te pronken als een symbool van mijn superioriteit in belangrijke zaken.
Toen ik acht jaar getrouwd was werd ik hiervan genezen omdat ik me lichamelijk voelde aangetrokken tot een man die met ons beiden bevriend raakte. Ik merkte dat ik mijn best deed er zo goed mogelijk uit te zien wanneer ik dacht hem te zullen ontmoeten. Er was nooit iets anders tussen ons dan hechte vriendschap, die nog steeds voortduurt, maar behalve dat ik belangrijk ging vinden hoe ik er uitzag om bij hem in de smaak te vallen kreeg ik ook belangstelling voor kleren en uiterlijk zonder bijbedoelingen. Ik kwam tot de ontdekking, dat de meeste vrouwen zich meestal voor andere vrouwen kleedden. Ik heb nu een gematigde belangstelling
voor wat ik draag en hoe ik er uit zie, met een matig succes, maar ik kan met genoegen naar andere vrouwen kijken die in dat opzicht gelukkiger zijn.
Ongeveer drie jaar nadat we trouwden bezocht ik een vrouwelijke specialist omdat ik een tijdje interne klachten had. Ze was innemend en hulpvaardig, hoewel ze tot het standpunt overhelde, dat als er niets aan mijn huwelijk te doen was, ik stappen moest ondernemen om mij van die situatie te ontdoen. Ze maakte voor ons een afspraak bij een ander soort specialist. We gingen er vele lange weken naar toe, soms ook apart. We moesten dat voorrecht duur betalen. Ik veronderstel, dat hij het goed bedoelde maar hij was beslist niet innemend of hulpvaardig. Hij liet ons zien hoe we met elkaar naar bed moesten gaan. Hij maakte ons de buitengewone betekenis van de sexualiteit in het leven duidelijk en gaf ons practische lessen in de coïtus.
Plotseling vonden we alle twee, dat het genoeg was geweest en we trokken ons terug om onze wonden te likken. Op de een of andere manier deed ons dat goed. De zinloosheid van een leven dat zijn betekenis uitsluitend aan de erotiek ontleent, werd zo scherp belicht dat ik erdoor werd aangemoedigd mijn eigen sexuele obsessie een minder belangrijke, normalere vorm te geven. Dat is een voortdurende strijd. Ik loop voortdurend de kans overweldigd te worden door een hevig verlangen naar een man, die werkelijk met me naar bed gaat, een verlangen dat waarschijnlijk van lichamelijke aard is en dat me achterlaat in een moeras van zelfbeklag of in onbenullige dromen over ontmoetingen met een man die ik toevallig tegen het lijf liep of met de een of andere denkbeeldige mannenfiguur. Zowel mijn zelfbeklag als mijn fantasieën laten een nare smaak bij mij achter en een gevoel van onoverkomelijke moeheid, maar vaak kan ik er plotseling weer bovenop zijn als ik denk aan die kleine man met zijn bestudeerde houding en zijn onhebbelijke aanpak in zijn duur uitgeruste spreekkamer.
Een paar jaar na deze ervaring veranderden wij van dokter en vonden een intelligente, sympathieke, jongere man, met wie we al heel gauw bevriend raakten zoals de meeste van zijn patiënten. Hij pakte ons probleem heel anders aan. Hij heeft een grote belangstelling voor gezinnen en kinderen en
vindt het zichtbaar vervelend voor ons, dat wij zoveel moeten missen van wat hij zo belangrijk vindt in het leven. Hij is er zeker van dat het soort impotentie van mijn man niet te verhelpen is. Omdat ik blijkbaar het meest van deze gedwongen onthouding te lijden heb vindt hij dat ik mijn leven moet vullen met belangstelling voor zoveel mogelijk dingen zodat ik bezig blijf en geen gelegenheid krijg om te piekeren.
In zekere zin begrijp ik zijn standpunt maar het is werkelijk een slechte raad voor iemand met mijn temperament. Want wat hij adviseerde had ik instinctief al gedaan, toen het me duidelijk werd dat de situatie van blijvende aard zou zijn. Ik dook onder in allerlei activiteiten. In mijn baan werkte ik uren langer dan van mij werd verwacht. De rest van de tijd vulde ik met liefdadig werk of met politieke karweitjes en stond erop zelf mijn huishouden te doen. Ik heb een natuurlijke neiging om te blijven werken, een neiging die mij ingeprent werd door een strenge Yorkshire-opvoeding waarbij het als een misdaad beschouwd wordt om een boek te zitten lezen voordat de avond al lang gevallen is, en dan nog. Voeg daarbij de enorme hoeveelheid nerveuze energie van een vrouw met normale sexuele behoeften maar die haar sexuele energie niet lichamelijk kan ontladen. Voeg daarbij nog de omstandigheid, dat ik me er altijd van weerhield te gaan zitten denken hoe miserabel ik me voelde en waarschijnlijk zou blijven voelen en men zal begrijpen dat ik al spoedig het stadium bereikte dat ik hoe dan ook zestien uur per dag in touw was met het gevolg dat ik zo uitgeput in bed plofte, dat ik meteen in een diepe slaap viel. Dit leek mij de beste manier om te leven, omdat het alternatief wakker naast mijn man te liggen, die diep en rustig sliep, ondragelijk voor me was.
Zelfs de vacantie, die we namen werd er door beïnvloed. Ik drong er bij mijn man op aan hele dagen te wandelen, in wat voor weer dan ook, in een onherbergzaam berglandschap. Ik zal tot de laatste snik volhouden dat zulke vacanties veel beter zijn dan een reis naar Rome of op een zondoorstoofd strand in Spanje te liggen. Maar toen we hiermee begonnen, werd ik onbewust gedreven door de behoefte om te vermijden dat ik ‘s avonds thuis zou komen, klaar wakker en vol sexuele verlangens.
Er zijn wel zoveel jaren voorbijgegaan, dat ik nu die gewoonte om altijd met iets bezig te zijn betreur. Ik heb niet alleen veel te veel verplichtingen om rustig te gaan zitten maar ik heb zolang in een krankzinnig tempo geleefd, dat ik gewoonweg niet kan ophouden met werken zolang ik niet in slaap val. Mijn enige hoop is dat ik met het klimmen der jaren instaat zal zijn iets kalmer aan te doen en dat ik oud zal worden zonder krampachtigheid en teleurstelling, maar ik zou nu gelukkiger zijn en waarschijnlijk ook in de toekomst, als ik van begin af aan gewoon de harde realiteit van een leven zonder vervulling geaccepteerd had, zoals men pleegt te zeggen, en me niet had verbeeld, dat ik die vervulling kon vinden in het alsmaar opknappen van het een of ander karweitje. Ik ben er een beetje laat achter gekomen dat het op zichzelf belangrijk is om een vrouw te zijn zelfs al maakt niemand van mij als vrouw gebruik en dat ik mijn bestaan niet hoef te rechtvaardigen of moet bewijzen hoe goed ik me er door heen sla met mijn bezigheden.
Een paar jaar na mijn trouwdag werd het mijn vrienden en kennissen duidelijk dat niets er bij mij op wees, dat ik kinderen zou krijgen. Sommigen gaven duidelijk blijk van hun nieuwsgierigheid. Ik merkte dat ik mijn vertrouwde vrienden goed had gekozen omdat ze deze omstandigheid zonder meer accepteerden als iets dat bij me hoorde en dat ze net zo onbewogen op de koop toenamen als mijn uiterlijk of mijn manier van praten. Mijn echtgenoot is niet het type om met iemand dikke vrienden te worden hoewel hij over het algemeen mijn vrienden met gelijkmoedigheid accepteert. Te oordelen naar het weinige dat hij schijnt te weten van de gezinnen van zijn collega’s veronderstel ik dat voor deze mensen het feit dat hij geen kinderen heeft, als ze het ooit te weten komen, van even ondergeschikt en bijkomstig belang is als de kleur van zijn ogen of dat hij een televisietoestel heeft of niet. De mannen die we bij ons thuis met hun gezinnen ontmoeten beginnen gewoonlijk vanzelf de gebruikelijke mannengesprekken met hem over treinen, het weer, tuinieren, vennootschapswetgeving of de regering. Het schijnt hem gemakkelijk te vallen met iedereen persoonlijke gesprekken te vermijden. De enige keer dat mij in zijn aanwezigheid door een vrouw in de trein de les werd gelezen
over mijn kinderloze toestand was hij perplex van verbazing. Hij redde me handig uit deze situatie toen hij van de schrik bekomen was, hoewel ik bij hem enige spijt meende te voelen dat hij nu nooit zou te weten komen wat die dame nog had willen zeggen.
Deze persoonlijke aanvallen komen meestal van vrouwen, die ik toevallig ontmoet en die trots zijn op hun eigen positie als moeders van gezinnen, al hebben ze maar een vrouwelijk schaap geproduceerd. Zij doen, tegenover zichzelf evenzeer als tegenover mij, alsof ze worden bewogen door een sterke behoefte om mij te helpen dat geluk ook deelachtig te worden. Een poosje na de ontmoeting beginnen ze te vragen: ‘Hoeveel kinderen hebt u?’ ‘Ik heb geen kinderen,’ zeg ik dan. Daarna beginnen ze te vissen en ik probeer het gesprek op een ander onderwerp te brengen. Maar ze vinden bijna altijd de zwakke plek in mijn verdediging door te opperen dat ik een beter of makkelijker leventje heb, omdat ik mij geen zorgen hoef te maken over een gezin. Dan protesteer ik en zeg dat ik veel liever kinderen gehad zou hebben en dat alles wat ik ook maar zou kunnen doen niet opweegt tegen het bezit van kinderen.
Als we zover gekomen zijn, kunnen de ongelofelijkste dingen gebeuren. Vrouwen, die je pas vijf minuten kent schuiven hun stoelen aan en beginnen een vloed van vragen en raadgevingen over je uit te storten. Methoden om de kans op zwangerschap te vergroten variëren van ouwewijvenverhaaltjes die misschien wel een zekere mate van aannemelijkheid bezitten tot ontstellende excessen, die men zou verwachten in een anthropologisch handboek over achterlijke stammen in de wildernis. Zo’n gesprek zou heel boeiend en amusant zijn als het niet begeleid werd door de stereotype vraag: ‘Hebt u dat geprobeerd?’ waarop dan een antwoord verwacht wordt.
Vervolgens komen eventueel de operaties, onderzoeken, voorbeelden en klinieken aan de beurt. De vragenstelster is meestal een dame, wier kennis beslist op horenzeggen berust. Er schijnen zich onvoorstelbare dingen af te spelen achter de gesloten deuren van ziekenhuizen en spreekkamers of misschien lijkt dat maar zo, omdat ik het desbetreffende vocabulair, dat zulke vrouwen ontwikkeld hebben om fysieke functies en organen te omschrijven niet begrijp. Ik probeer
gewoonlijk veiliger grond onder de voeten te krijgen door het vertellen van patiëntengeschiedenissen: ‘Weet u, ik ken een vrouw, die…’ Als ik een beetje geluk heb, kan ik dat spelletje spelen. ‘Ja, ik had een vriendin, die…’ Onbenullige dingen misschien. Maar het is verbazingwekkend hoe ze kunnen blijven steken. Hoe meer mijn ondervraagster ervan overtuigd is dat moederschap iets belangrijks is en dat elke vrouw tegenwoordig kinderen kan krijgen, des te duidelijker voel ik hoe zeer ik te kort schiet. Ik heb geleden onder het onderzoek en de ondervragingen van specialisten en ik ben niet van plan weer oude wonden open te rijten tegenover iemand, die ik toevallig ontmoet heb. Niet alleen wordt het hierdoor moeilijk voor mij deze rechtstreekse vragen te beantwoorden, maar ik vind, dat als ik weer aan deze pijnlijke kwestie herinnerd word, ik zelf, zonder tussenkomst van een ander een oplossing daarvoor moet vinden. Ik heb een afkeer van de glans in de ogen van sommige van die vrouwen, welke glans kan wijzen op een grote bezorgdheid voor mijn geluk maar die op een griezelige manier op gewone geilheid lijkt. Wat het belangrijkste is, de hele kwestie gaat twee mensen aan. Soms heb ik toegegeven aan de verleiding om de oorzaak van mijn kinderloze toestand ronduit te vertellen, maar meteen daarna voelde ik hevige spijt, omdat ik het gevoel had dat ik het vertrouwen van mijn echtgenoot in mijn loyaliteit en discretie beschaamd had. Zulke bekentenissen zijn bovendien altijd een slag in de lucht omdat degeen, aan wie ik mijn geschiedenis vertel, niet instaat is te begrijpen, dat voor sommige mensen sexuele omgang helemaal niet mogelijk is. Ze raakt dan in verlegenheid, haar gezicht drukt ongeloof uit en ze maakt haastig een eind aan het gesprek. Ik kan me dan voorstellen dat ze ‘s avonds in bed haar man heel wat te vertellen zal hebben en ik blijf dan zitten, onbevredigd en met het gevoel dat de relatie met mijn echtgenoot, die zich vóór deze ontmoeting bevredigend leek te ontwikkelen weer op losse schroeven is komen te staan.
Het is moeilijk om vast te stellen in hoeverre de gevoelens van ontevredenheid en rusteloosheid die me bekruipen moeten worden toegeschreven aan zuivere lichamelijke frustratie en in hoeverre aan datgene, wat vrouwen tegenwoordig van het huwelijk verwachten. Het algemeen verspreide ideaal is,
dat vrouwen lichamelijk evenveel van de sexuele omgang moeten genieten als mannen en dat ze gelijkwaardige partners zijn, terwijl ze heel charmant lippendienst bewijzen aan de dominerende rol van de man. Ik veronderstel dat als vrouwen bemerken, dat hun huwelijk van dat ideaal afwijkt, ze geneigd zijn dat te verzwijgen om hun gezicht te redden, omdat men dan wel eens zou kunnen denken dat hun sexuele vaardigheid te kort schiet of dat er iets aan hun vrouwelijke bekoring ontbreekt.
De impotente man is van oudsher een voorwerp van spot, wat waarschijnlijk met zich mee brengt dat iedere man, die impotent is daarover zwijgt. Maar de vrouw die erbij betrokken is zal waarschijnlijk als ze niet bereid is haar echtgenoot ook uit te lachen, behalve een gevoel van persoonlijk gemis ook nog gevoel van wrok krijgen, omdat ze zelf een voorwerp van spot wordt. Ik vind dat sommige ontberingen tragisch zijn, sommige leiden tot heldenmoed, zoals wanneer iemand een lichamelijk gebrek overwint, maar dit gemis wekt, als het gesprek er op komt, altijd hilariteit en daardoor wordt het een zware last die in het geheim en zonder een zweem van heldhaftigheid gedragen moet worden.
Ik geloof dat dit de oorzaak ervan is, dat ik soms vervuld ben van een redeloze wrok tegen de omstandigheid dat ik een last met me rondsleep, waarover ik tegen de omstanders vrijwel een absoluut stilzwijgen moet bewaren. Zelfs als men ervan op de hoogte was, zou het me geloof ik helemaal niet als verdienste worden aangerekend dat ik die last ben blijven dragen. Helaas kan ik er geen aanspraak op maken, dat ik haar erg opgewekt of intelligent gedragen heb, maar ik vind wel dat het me tot eer strekt dat ik er niet de brui aan heb gegeven. Ik voel me op een onzinnige en akelige manier geirriteerd, wanneer mijn vrienden mij gelukwensen met mijn aardige man. ‘Zo innemend, zo vriendelijk, zo verstandig.’ Inplaats van blij te zijn met zulke opmerkingen, heb ik bijna altijd de neiging me tegen hen te keren. ‘Als je eens wist, wat ik al die jaren heb moeten dulden.’ Natuurlijk kan ik godzijdank niets dergelijks zeggen. Tenslotte houd ik liever wat ik heb dan dat ik helemaal niet met hem getrouwd zou zijn. Ik denk dat mijn reactie veeleer een bewijs is van mijn egoïstische behoefte om voor een heldin door te gaan dan
iets anders. De balans van mijn leven geeft niet louter verlies te zien en ik bereik nu langzamerhand een fase in de geschiedenis van mijn leven dat ik in heldere ogenblikken dat zelf begin te begrijpen.
Het is goed om een hechte en oprechte vriendschap met een man te sluiten en dat is goed of er nu sprake is van een sexuele verhouding of niet. Juist de beperkingen en teleurstelling van onze situatie droegen er toe bij dat onze levens zich verstrengelden. Misschien hebben wij meer verdraagzaamheid geleerd. Omdat we niet instaat waren hevige ruzies op bevredigende wijze bij te leggen, hebben we hevige ruzies vermeden. Omdat ons huwelijk zich moest ontwikkelen zonder lichamelijk genot hebben we waarschijnlijk geleerd sommige goede dingen te waarderen die andere echtparen niet zien of die ze vanzelfsprekend vinden.
Ik zou goede vriendschappen met andere mannen als een geweldig voordeel willen beschouwen. Ik heb al verteld dat ik, toen ik acht jaar getrouwd was, de ervaring opdeed van wat men ‘verliefd worden’ noemt. Ik zet die uitdrukking in gedachten tussen aanhalingstekens omdat de ervaring mij heeft geleerd, dat liefde tussen mannen en vrouwen niet afhankelijk is van lichamelijke aantrekkingskracht. Als mij gevraagd zou worden of ik van mijn man hield, zou ik niet aarzelen om te zeggen dat ik inderdaad van hem houd en dat ik veel meer van hem houd dan ik van welke andere man dan ook zou kunnen houden. De lichamelijke liefdeshandeling is de uitdrukking van iets, dat zonder deze liefde kan bestaan, hoewel de lichamelijke liefde blijkbaar gemakkelijker in stand te houden is met die liefde dan waar deze ontbreekt. Elke andere opvatting van liefde zou logischerwijze leiden tot het verschijnsel dat iedere man zijn eigen vrouw voor een jongere vrouw laat zitten, als ze zo oud geworden is dat sexuele omgang voor haar minder belangrijk wordt dan vroeger.
Ik zou dus eigenlijk moeten zeggen dat ik me sexueel tot een man aangetrokken voelde. Toen ik me bewust werd wat er aan de hand was schrok ik. Iets in mij fluisterde dat ik nu misschien de kans zou krijgen om te ervaren wat het allemaal had te betekenen, om eindelijk de gloed van de passie te ondergaan, om te worden gestreeld en geliefkoosd op een manier die ik mocht verwachten. Maar afgezien van de mo-
rele kant van de zaak, die een enorme plaats in mijn bewustzijn innam (onder mijn omstandigheden zou het een gemene streek geweest zijn en ook onrechtvaardig) had dat hele gedoe voor mij niets aanlokkelijks met geheime ontmoetingen, waarbij we ervoor zouden moeten oppassen op heterdaad betrapt te worden en met elkaar naar bed zouden moeten als de gelegenheid zich voordeed en niet als we dat zelf zouden willen.
Mijn intuïtie zei me het hele geval te laten schieten, zelfs als dat zou leiden tot dramatische gesprekken, over de wenselijkheid elkaar nooit meer te ontmoeten, hoewel het in werkelijkheid erg moeilijk geweest zou zijn om dat te regelen.
Het bleek dat ik een juiste beslissing had genomen, want het zou onmogelijk geweest zijn om met deze man zo’n spel te spelen. Ik denk niet, dat ik ooit zal weten, of hij er een idee van had, wat er gebeurd was. Ik ben er vrij zeker van, dat hij niet meer dan oppervlakkige belangstelling voor mij had als vrouw. Maar hij mocht ons allebei graag en we ontmoetten elkaar vrij vaak. Hij bleef me gewoon als zijn vriendin beschouwen, onbewogen door de bezorgdheid van mijn haat-liefdeverhouding met hem.
Sindsdien heb ik nog een paar keer vriendschap gesloten met mannen, wat een speciale spanning voor mij heeft omdat ik mij meer van hun mannelijkheid bewust ben dan een sexueel bevredigde vrouw. Het is bijna net alsof ik energie over heb om te genieten van mannengezelschap en alsof ik bewerk dat ze het fijn vinden om een man te zijn, als ik hen gezelschap houd.
De gevaren zijn niet zo groot als men zou denken, want de voortdurende omgang met mijn echtgenoot heeft me niet doen uitzien naar vriendschap voor een man die een vrouw het hof maakt, omdat de gelegenheid zich toevallig voordoet. Deze mannen vinden het altijd prettig als ze mijn man ontmoeten en ik sta op zeer goede voet met hun vrouwen.
Ik heb het vaak betreurd dat vrouwen, die wel normale relaties met hun mannen hebben zo vaak niet in staat schijnen om onschuldige vriendschapsrelaties met andere mannen aan te knopen, waarschijnlijk waren het juist mijn abnormale omstandigheden, die mij bewezen, dat dat mogelijk was.
Tenslotte moet ik echter wel bekennen dat ondanks het vele goede, dat de situatie mij gebracht heeft, het voor een vrouw geen pretje is om aan een huwelijk zonder sexuele omgang te beginnen, vooral niet in de tijd waarin wij leven. Ik ben er nooit met zekerheid achter kunnen komen, hoevaak deze situatie zich voordoet, hoewel ik wel weet dat vele gevallen van impotentie door een psychiatrische behandeling genezen kunnen worden. Het probleem van de ongeneeslijken blijft bestaan en als ik terugkijk op mijn eigen ervaringen, dan vind ik dat er een paar dingen zijn, die me waarschijnlijk geholpen hadden om zulk een wanhopig verdriet te vermijden.
Ten eerste, hoewel ik uiterlijk sexualiteit als de gewoonste zaak van de wereld beschouw (je moet tegenwoordig wel, als je überhaupt in beschaafde kringen geaccepteerd wilt worden) moet ik zeggen, dat ik een veel vollediger en zakelijker opvatting van wat er allemaal bij komt kijken, goed had kunnen gebruiken. De levensrealiteit omvat niet alleen biologische voorlichting, maar ook zulke zaken als fatsoen tegenover een ander menselijk wezen. In een geval als het mijne kan een vrouw die zich hiervan bewust is waarschijnlijk heel wat doen om een man bij te staan, die zich afschuwelijk te kort gedaan en hulpeloos moet voelen. Ze kan in ieder geval vermijden hem dodelijk te krenken door de indruk te wekken dat zij het hele huwelijk opvat als iets dat bedoeld is om haar vaak te prikkelen en vervolgens sexueel te bevredigen.
Ten tweede moest ik een beschermend pantser leren ontwikkelen tegen de advertentiemethodes en kunstvormen die hun slachtoffers schijnen aan te sporen tot meer en doeltreffender sexuele aantrekkelijkheid. Het is vanzelfsprekend noodzakelijk dat kunstenaars zo duidelijk en krachtig mogelijk hun kennis van het eeuwenoude sexuele thema moeten uitdrukken, maar de indruk wordt gewekt, dat men op tirannieke wijze ertoe geprikkeld en aangezet wordt zich uitsluitend met dit ene aspect van menselijke activiteit bezig te houden. Op de een of andere wijze speelt het een rol in het grootste deel van het leven, maar het is niet zo dat men slechts leeft terwille van de sexualiteit.
Verder schijnen er erg weinig mensen te zijn die dit pro-
bleem eerlijk onder ogen durven zien en dat is voor mij erg moeilijk geweest. Verscheidene keren bereikte ik een stadium waarin ik wist dat ik mijn huwelijke wilde voortzetten, maar er toch naar verlangde erover te praten met een verstandige luisteraar of in ieder geval met iemand die me in de gelegenheid zou stellen mijn hart te luchten. Hoewel ik, naar ik aanneem, slechts met de grootst mogelijke voorzichtigheid te werk wenste te gaan bij de keuze van zo iemand, omdat ik niet iedereen deelgenoot wilde maken van de intimiteiten van mijn man, voelde ik mij toch slechts een enkele keer instaat om deze dingen zo openhartig en objectief te bespreken, als ik dat wenste. Natuurlijk is het niet te vermijden dat het een zeer enkele keer wel eens ter sprake gekomen is met mensen, die ons goed kennen. Maar zelfs met deze mensen, hoewel het me niets kan schelen dat ze het moeten weten, wens ik er helemaal niet over te spreken of zelfs het onderwerp maar aan te roeren. Mijn enige gezegende en onmisbare veiligheidsklep is een ongetrouwde dame, een vriendin van me, die een nuchter en gezond verstand heeft en de zeldzame gave om iedereen te nemen, zoals hij is. Wat de rest betreft ben ik bang dat ze van mijn echtgenoot minder zouden gaan denken als man, hoewel ze veel moeite zouden doen om aardig voor hem te zijn.
Misschien is tenslotte wel het meest verbazingwekkende aan de hele zaak, hoe weinig verschil dit hele probleem maakt, tenzij we eraan toegeven. Het is net zo eenvoudig om voortdurend bezig te zijn met een gebrek aan sexuele relaties als met de instandhouding ervan. De belangrijkste dagelijkse problemen hebben met sexualiteit niets te maken. Mijn man en ik werken samen, evenzeer een team vormend als menig ander echtpaar, in wat wij de juiste benadering van religieuze, politieke en sociale problemen vinden. We kunnen samen van muziek genieten, van boeken en schoonheid in de natuur. We kunnen samen lachen. Misschien zegt het ons allemaal een beetje meer omdat… maar ik merk dat ik nu in het andere uiterste verval en een gevoel van superioriteit t.o.v. minder gelukkige stervelingen begin te ontwikkelen, wat slechts de keerzijde is van een besef van minderwaardigheid.