[p. 457]
J.C. van Schagen
Gedicht
o!
Ik weet niet meer zo goed, hoe alles moet
niet, dat het er nog iets toe doet
Je bent een ouwe koffer met wat resten etiketten
waar zal je nu zo’n ding nog zinnig zetten?
De namenwereld gaat stil-aan meer krimpen
wat kan het schelen – al dat vage glimpen
Wat hoef je eigenlijk ook alles zo te weten?
Wat moet j’ermee – straks is het weer vergeten
Je doet maar zo wat en zegt hoogstens ‘Zó!’
En ‘Och’ komt ook wel uit – soms gaat ook: ‘O!’
Of zeg eens: ‘Dàg!’ – dan heb je meest wel prijs
en raak je ook zo gauw niet van de wijs
Láát ze, daar in de verte, al die knullen
die dikke kranten met tralarie moeten vullen
Zeg maar ‘O, ja?’ en laat ze mumbelen
Wat zal je met hun warrewarren stumbelen –
[p. 458]
Het is toch immers alsmaar klisklasklanderen
aldoor hetzelfde lied – wou jìj dat nu veranderen?
Het is vijf uur nog maar – zo zalig vroeg
de merel preludeert – soms niet genoeg?