Jaap Goedegebuure
Intieme handelingen
2 September, 2010 (22:56) | Jaap Goedegebuure
Intieme handelingen, zo heet de tweede bundel van de zeer door mij bewonderde dichter Kees Ouwens. De titel slaat op het masturberen in de vrije natuur, een onderwerp dat Ouwens fascineerde, gelet op de frequentie waarmee hij er in zijn gedichten en romans op terugkwam.
Intieme handelingen zijn per definitie privé, anders zouden ze niet intiem zijn. Wanneer je er een ander als toeschouwer in betrekt, dan is die ander, al weer per definitie, een intimus. Masturberen ten aanschouwe van vreemden valt in de categorie exhibitionisme. Wie er zich mee bezighoudt, staat bekend als potloodventer en loopt de kans te worden beboet voor aanstootgevend gedrag. Doe je het op een theaterpodium, voor betalend publiek, dan heet het live-sex of cabaret. Maar openbare masturbatie kan ook een filosofisch statement zijn, zoals in het geval van Diogenes (vierde eeuw voor Christus), die Het zien hoe het door hem voorgestane cynisme in praktijk kon worden gebracht.
Veel van wat vroeger gold als intiem en dus geacht werd binnenshuis te blijven, is nu openbaar. Het blote en behaarde mannenbeen bijvoorbeeld bepaalt het Nederlandse straatbeeld ook nadat de temperatuur herfstige waarden heeft aangenomen. Het dragen van korte en driekwartsbroeken blijft al lang niet mee beperkt tot het toeristische kustplaatsje en de Amerikaanse universiteitscampus; ook de ambtenaren ten stadhuize lopen er vrijelijk in rond en koesteren zich aldus in de illusie dat ze permanent met vakantie of eeuwig student zijn.
Hoewel het officieel niet mag, zie je op het strand of in het park wel mensen seks hebben. Meestal ontrekken ze tijdens die verrichting de vitale lichaamsdelen aan de publieke blik door er een badlaken of een dekentje over te spreiden, maar hun bewegingen laten niets te raden.
Socioloog Cas Wouters spreekt in dit geval van ‘informalisering’. Wat een
halve eeuw geleden echt niet kon, is inmiddels aanvaard of op z’n minst passabel, zelfs nu er nog altijd mensen bestaan voor wie status en decorum ten nauwste met elkaar verbonden zijn. Maar de meerderheid weet van geen decorum, laat staan van decorumverlies. Zo valt het mij als dagelijks treinreiziger op dat jonge vrouwen die zich kennelijk in grote haast naar het station hebben begeven om op tijd bij het werk te arriveren, zich beginnen op te maken zodra ze hijgend in de coupé hebben plaatsgenomen. Hele beautykits worden dan leeggehaald, gezichten gemaquilleerd en bepoederd, wimpers met mascara besmeerd, wenkbrauwen bijgetekend en lippen geverfd. Ook worden er puistjes uitgeknepen en tanden ontdaan van achtergebleven onbijtresten.
Ik weet zeker dat de openbare lichaamsverzorging ooit not done was, minder not done dan publieke masturbatie of seks weliswaar, maar beslist taboe. ‘Vulgair’, dat was het woord. Nu lijkt het de gewoonste zaak van de wereld. Zo schrijdt de beschaving voort.
Arthur Japin, in wandtegels
8 September, 2010 (10:03) | Jaap Goedegebuure
Arthur Japin is een mooischrijver, van het soort dat net zo lang poetst en boent op zijn zinnen tot ze er uitzien als het pas opgewreven koper in een Hollandse burgermanswoning. Japins zinnen blinken en blikkeren, zeker als hij het zonnetje van zijn vernuft er op laat schijnen. ‘t Doet pijn aan je ogen. En dat terwijl een goede stijl van vertellen iets is waarvan je je als lezer pas bewust raakt als het verhaal je al een tijdje in de ban heeft.
Er is nog iets wat me hindert. In veel gevallen kunnen Japins zinnen zo op een wandtegel. Een kleine selectie uit zijn nieuwe roman Vaslav: ‘Er is niets wat een mens zo aanzet tot dromen als een beperkt zicht.’ ‘Oude vlammen doven het laatst.’ ‘Haat is een bedwelmend houvast.’
Af en toe heeft Japin een wandtegel ter grootte van een forse plavuis nodig: ‘Gaat een vrouw minder voor haar man voelen naarmate zijn zwakheden zich duidelijker voor haar aftekenen? Integendeel, eerder voedt het haar verlangen. Ze neemt haar verlies, registreert zijn feilen en zwijgt erover. Dit is wat liefde voor een vrouw betekent.’ Dat zijn zinnen die op me afkomen als een zelfhulpboek.
Dodepop
4 October, 2010 (15:55) | Jaap Goedegebuure
Gisteren wezen kijken naar de dubbeltentoonstelling van Louise Bourgeois en Hans Bellmer in het Haags Gemeentemuseum. Haar werk is vooral speels en frivool; het zijne beklemmend. Het fascinerendst vond ik de foto’s die hij maakte van de door hem gewrochte poppenlijven, voorzien van minder of juist meer ledematen dan de anatomie leert, dikwijls zonder hoofd, of met een kop die doet denken aan het gemummificeerde lijk uit Hitchcocks Psycho.
Bellmers poppenfoto’s dragen de sporen van seks, geweld en dood. Ze kusten een gedicht van de lust- en geweldsmaniak Achterberg in me wakker. Het heet ‘Standbeeld’ en gaat zo:
Céline pornograaf
9 October, 2010 (21:08) | Jaap Goedegebuure
Céline schreef zijn meesterwerk Mort à credit in de jaren dertig van de vorige eeuw. Ik denk dat de seksuele zeden en gewoonten toen niet sterk zullen hebben afgeweken van wat zo’n twee decennia later gold. Wie ervaring op wilde doen, moest de kunst afkijken, letterlijk. En dus werd er door mij en
mijn vriendjes flink wat afgeloerd en bespied. Netjes was dat niet, maar als nog niet volgroeide voyeur kwam je doorgaans weg met een paar scheldwoorden of hooguit een schop onder je kont.
Waarom ik Mort à credit hier noem? Wel, er is een tafereel in beschreven (te vinden op pagina 170-173 van de door Frans van Woerden vervaardigde en bij Meulenhoff uitgegeven vertaling) dat wat mij betreft het absolute hoogtepunt uitmaakt van de voyeursliteratuur, en dat niet alleen vanwege de hilarische sfeer, maar vooral omdat het een puntgave demonstratie bevat van de prikkeling die het erotische gluren eigen is. Samen met zijn maatje Robert staat verteller Ferdinand ongezien toe te kijken hoe knecht Antoine zijn bazin een flinke beurt geeft. Het is plat en ranzig, maar toch weet Ferdinands alter ego Céline je zo effectief te hypnotiseren dat je al lezende mee blijft kijken.
Anderen hebben geprobeerd Céline te evenaren, niet alleen in zijn hoedanigheid van rancuneuze kankerpit, maar ook als superieure pornograaf. Gerard Reve kwam in Op weg naar het einde, Nader tot U en Oud en eenzaam een heel eind in de richting. A.F.Th. van der Heijden deed in Advocaat van de hanen (pag. 229 en verder) een niet onverdienstelijke poging. Maar ze halen het niet bij Céline.