[p. 234]
Jacobus Bos
De scène herhaald
De rivier wikkelt zijn water
steeds strakker rond de man
die maar niet wil verdrinken.
Hij zweeft. Hij daalt. Breekt
dan weer dwars door allebei
de zijden van de spiegel heen.
Daar blijft hij drijven.
Water dat stil is als ijs.
Een cadeau dat niets anders
is dan zijn verpakking.
[p. 235]
Een wolk kraaien dicht langs
het raam. In de hemel een gat
dat blauwe wolken en licht dat
van goud is naar de zee gooit.
De man en de hond rennend langs
het water tussen boot en kade.
Het water dat naar de zee gaat.
De scène. Herhaald. Daar
drijft hij voorbij in
zijn regenjas van water.