[p. 83]
Jan Baeke
Gedichten
We weten genoeg van de wereld
We weten genoeg van de wereld
om te zien dat er iets niet klopt
zei de commentator die voor het beeld
was gaan staan, maar dat was het begin.
Het is een geluk dat we hem gevonden hebben.
Het is veelzeggend dat we hem begrijpen
in dat immense heelal van de straat
die zich niets aan ons gelegen laat liggen
de buurman die het zelf wil doen
met eigen muziek.
Ik zet het geluid soms uit om mij te trainen
van hem te genieten.
Ik zie heus wel dat alles naar hem toe trekt
dat zijn trekken allengs dichter bij
zijn ooms en tantes passen
en inmiddels bij de commentator
en de anderen van het achtuurjournaal.
Zijn smaak is een stille getuige
heet het boven de bank.
Alleen al avond aan avond te kunnen horen
hoe de wekker in zijn schedel doortikt
en die vreemde astma waarop het lichaam
[p. 84]
zich samenspant, zich met kogels vult
en ontploft in het bijzijn van gastjes
en jonge meiden, geschrokken materiaal
met doorgestikte lippen en lipjes.
[p. 85]
Drie jaar later was alles onherkenbaar veranderd
Stel er is een naar en onopvallend pluisje, een wratje
een drempel in de spijsvertering, in het denkend hoofd
de borsten, het amechtig hijgen dat ooit leven was
en ze vragen hoe je dat vindt, zo jong nog, nu
het je opvreet en kaal maakt en alles verbleekt.
Ineens was het uit met de wereld, alleen nog
hoe iemand onherroepelijk vergaat
en jouw hart met zich meesleurt.
Je zal er nooit gezeur van maken. Beloofd.
Het begin is een opdracht, maar een mooie. Volharding.
Eindelijk een echte grote roeping, een opoffering
die je niet moet denken maar doen.
Het begin wil niet smelten, verzet zich, geeft over, voelt moe
glimt tegen de dood op. Jij bent een dubbel lichaam
een goed geoliede machine met een hart als een handdoek
die alle bloed en tranen droogt, een engel
die nieuwe verbanden aanlegt
houdingen spalkt en insmeert met olie en zalf.
Maar de tijd werkt tegen, dag in en dag uit.
De uren zijn eender maar korter en alle energie
verdwijnt. Je kijkt in je navel en ziet niks.
Je trekt aan je vel om de bloedsomloop, de honger
te vinden, je valt samen met bijsluiters, gifstoffen
pillen, bloeiende diëten en schuld.
Je droogt alles opnieuw, ziet hoe ze uitgeveegd wordt
met haar lichaam, hoe haar hart op alles vloekt
niks meer kan velen tot de dag is vergeven
en alle onderdelen los in een zak van oude mensenvellen liggen.
[p. 86]
Alleen haar rillen, de dunne lichaamsdelen
het breken van iedere haar als een tak aan een
dode boom – haar ogen zijn even bruin
als de kleur van die vroege vakantie, dat noemen jij
en zij rood en dat klopt, als proberen jij en zij daarmee
de hoofdpijn van zijn pose te genezen.
Geen tijd om ergens buiten in de wind te gaan staan
je moet opnieuw en weer. En je wil wel verdwijnen, schrijft
naar de website voor meer informatie, meer informatie, meer praten.
Daar tegen iemand aangelopen die dezelfde dood bestreed
maar buiten het huilen wilde leven, omdat er recht op is
en alles lang niet meevalt. Is het gevoel dat eigen kapotte
niet even veel waard?
Zelfbewust en natuurlijk enorm aangedaan en in een blinde roes
koers je van dat vreemde brekende lichaam weg
de zon op de ruit en de lente op je gebruinde armen, klaar voor
de opluchting die je verdient.
Je voelt dat het hart klopt, als powered by God
en zo breed als hij is, maakt hij meer kloppend.
De wijde tintelende wereld van nu, de adem
en het zingende van de dag, maar ook in die eigen diepe schaduw
een zwijgende, bloeiende tumor, die jou snel
zal overnemen, nu nog een bijproduct, straks
een meerderheidsbelang, een winstverwachting
de overhand tenslotte, met krankzinnig en virtuoos
woekerende cellen, wil het iets duidelijk maken
dan slechts dit. In de herinnering aan die feestdagen als kind
komen de gebaren van je vader en je moeder door
zie je meteen dat jij je eigen opgave moest zijn.
Hoe hij het vlees liet verbranden
om naar de pijn van je moeder te luisteren
pijn en vlees afweegt
en honger krijgt.
[p. 87]
En je merkt hoe het zich herhaalt
hoe je lichaam verandert
met jou erin. (Robert Creeley)
[p. 88]
Tableau
Held komt op. Een emmer in een hoek van de kamer.
Een lampje aan het plafond
dat een stoel en een tafel verlicht.
In de kamer een man
met een jasje aan, hand in de zak
en de andere hand tegen zijn voorhoofd.
Gedachten gaan uit naar de rest van het beeld
het uitgeteerde stemmetje van de neurotische geliefde.
Iedereen kent haar leed in het echt
haar langzame versterven
al stond het niet in de tekst
al had de auteur geen mensen in gedachten
alleen rollen
blijft de hoofdpersoon hangen in een stapel foto’s
talmen tussen de vierde en de vijfde.
Hij zoekt wat hij al weet
wat hij hoorbaar moet uitspreken
om het publiek te laten denken
over een eigen afkeer
die het chagrijn van zijn rol
mooi kan laten werken
door het in andere aanwijzingen besloten verhaal
met veel omhaal uit te beelden.
Held oefent een eerste gebaar.
Het gebaar gaat de kijker voor zich winnen.
Het komt te weinig voor dat plezier alles wint.
Nakijken of die bewust volgehouden, gedragen
zelfs mopperende toon
de oplossing gaat brengen – het lukt!
Wat een mooie en overrompelende rol.
Het huwelijk, de moord, de eindeloze taal
waarin de koning geldig wordt.
[p. 89]
Er voor de eerste keer naar kijken
en alles voor de eerste keer lezen.
Of voor het eerst mooi uitgelicht
een hand laten slaan
het volle gewicht waarmee je haar
tegen de grond houdt
en kwelt en neemt en neukt
een held voor deze eeuw en de volgende.
Hoeveel ontevreden en bloederige jaren
er ook volgen
het bewijs zijn de foto’s, de gesprekken en de wraak
die daar op volgt
om de grootheid van het regime te bewijzen
dan het prachtige van verdriet doortrokken gebaar
van de held aan het eind.
Een hond die het plein afloopt
het plein in zichzelf
een modderig binnenplaatsje, drie plassen water, dun zand.
[p. 90]
Help ons uit deze tijd
We willen ze altijd bij ons hebben
de ledematen
waar het leed het leven kruist
Svankbergen, Pears Avenue, Detmold.
In de ochtend hadden de mannen
tot het gewei gebeden
hun geweren geladen
waren opgewekt naar kantoor gereden.
‘s Avonds kwamen ze thuis
met nieuwe strijdige overtuigingen
maar over de ledematen waren ze het eens.
Zenuwachtig boven hun geweren
de ziel en de behoefte er iets aan te doen
ging de avond op aan strelen.
Zacht huilend vielen ze in slaap
met een donzig hertje
en warme melk binnen handbereik.
De zuster was een moeder
was een vrouw met warme handen.
De zuster was een foto een hand die instopt
een stem die de melk voor morgenochtend
klaarzet en de mannen
voor de kou de regen waarschuwt.
Het was een mooie film die dag
en net iets voor hen
de mannen die buiten kantoortijd
hun geweren leegschoten.
[p. 91]
Als die zuster hoorden de anderen te zijn
de vrouwen aan de ontbijttafel de secretaresses
van de afdeling financiën
en niet als de conducteur de bakker
de bewaker van afdeling 3b.
Het kan een drukke dag worden
veel rekeningen en lastige klanten.
Opgemaakt en met de tranen van het vlees
nog aan hun handen klevend
lopen de mannen de vergaderzalen binnen.
En later om te pissen die stille hokjes
uit een vloek gevouwen
en met speeksel aan elkaar geplakt.
Dan is de rest van de wereld
er nog niet eens bij gaan staan.
We willen rust bij de warmte van de zuster.
Toe zuster, help ons uit deze tijd.