Jan Hanlo
Ik sloeg een kraai omdat hij stierf
De vorige zomer was er een maand waarin er dikwijls dode vogels in de tuin gevonden werden. Zij zullen gegeten hebben van (met ongeoorloofde middelen) bespoten landbouwgewassen in de buurt.
Kinderen stonden om een half verlamde kraai die in een modderige plas lag te slaan met zijn vleugels. Geen durfde hem oppakken. Hoewel ik het vervelend vond pakte ik hem op en legde hem in een doos met lappen. Hij was nog heel sterk en keek nog helder uit de ogen. Hij wilde maar vliegen, wegvliegen uit de doos naar de vertrouwde hoogten. Daarbij had hij maar een poot. Het stompje van de andere was genezen, maar veroorzaakte toch dat hij telkens op een akelige manier ombuitelde. Ik pakte hem in mijn handen en sprak hem rustig toe. Toen hij zijn hysterisch rukken met de vleugels voortzette, gaf ik hem met mijn wijsvinger een tik op zijn vleugelschild, om hem tot bezinning te brengen. Dat hielp. Het rukken hield nagenoeg op en hij scheen de situatie op te nemen. Ik gaf hem wat water en probeerde hem wat brood te voeren. Toen hij later weer met de vleugels ging rukken gaf ik hem weer een paar tikken, omdat dat goed geholpen had. Ook nu werd hij kalm. Hij deed zijn ontlasting met toewijding en lust. Hij keek plotseling helemaal genezen. Volkomen rustig en mooi in mijn handen. Hij was dood.
Moraal: sla liever geen kraaien, ook niet wanneer het voor hun bestwil is.