[p. 231]
Jan Kuyper
De tombe van René Char
Je leven, alle levens overdoen –
het gaat vanzelf, je weet niet beter meer.
Eerst heerste de idee: je leeft maar één keer,
toen kreeg je het groene boek in je schoen
en wat je hebt beleefd beleef je weer,
al is het niet precies hetzelfde als toen
jezelf daar liep: het gras was vroeger groen
en voor zover je weet was je geen beer.
Nu hang je bang aan deze luchtballon
tussen de bijen en de stekeldorens.
Of de ballon paste in de honingpot,
zo leeg en stuk dat dat makkelijk kon.
Toch nog een mooi cadeau, maar niet alvorens
ik mij geschikt heb in mijn ezelslot.
[p. 232]
De tombe W.S. Graham
Taal ha daar heb je me dan. Tong bij nacht,
je vlam heb ik bij dag niet kunnen zien.
Beer, ben jij de Grote Berin? misschien
door begoocheling, of door toverkracht?
Om wat ik in dit vagevuur verdien
dans ik naar je pijpen – komt er een klacht
over mijn lippen, dan hoor ik een zacht
gebrom: bon jeu ah à mauvaise mine.
Pardon, ik was een ongelikte beer.
De pelikaan gaf mij haar hartebloed
en ik ben doodgeknuffeld door de apin.
De kop van de struisvogel daalt alweer,
de krokodil baadt in een tranenvloed
en mijn zwanezang past er ook nog in.
[p. 233]
De tombe van Guido Cavalcanti
Je bent zo duister en zo moeilijk, dood,
dat ik aan jou niet gauw voorbij zal streven.
Als goedendag ben je eenvoudig, en even
onbenaderbaar als een asymptoot.
Zo moet ik mij beperken tot het leven,
dus tot een kleine streep over een groot
gebied. Het vel is wit, de snee is rood –
die is het einde ervan, een eind voor even.
Mercator projecteerde sneeuw en ijs
op de plaats die ze toekomt. Overal
is wit op deze verticale band.
Of nee, er zit een vlekje op, grauw of grijs,
bij nader toezien blauw met een aantal
schimmige figuren. Mijn sprookjesland.
[p. 234]
De tombe van T.S. Eliot
Tussen de idee en de werkelijkheid
moet een verband bestaan. Maar welk verband?
wat is er in de lucht, wat in de hand,
of maken we liever een onderscheid
tussen twee ideeën: aan de ene kant
die binnen in ons, waartoe de eigenheid
gedistilleerd is uit realiteit,
en anderzijds, buiten de wereldwand,
de dingen die zich daarop projecteren?
Als ik afga op mijn gevoel voor jou
dragen wij uilen uilen naar Athene.
In Plato’s rijk, in Pythagoras’ sferen,
in mijn hart ben jij de absolute vrouw –
in jou versmelten wij tot het al-ene.