Jan Stavinoha
Terug naar de Urquell (slot)
De oogleden van fotograaf Jiří Stach zijn rood, alsof ze versleten zijn door het turen in de camera. Elk nieuw glaasje wijn grijpt hij met een resoluut gebaar vast, om het vervolgens met een overtuigende slok leeg te drinken. Wanneer hij zijn onafscheidelijke sigaret aansteekt, schieten bij elke streek van de Slowaakse lucifers de vonken in het rond, net als een kwart eeuw geleden.
Zijn gezondheid is puik, stelt hij me gerust, ondanks de nieroperatie die hij heeft ondergaan. Toen hij op een brancard op de narcotiseur lag te wachten, was hij van verveling in slaap gevallen en hadden ze hem letterlijk wakker moeten schudden. Na de operatie hadden de artsen gemeld dat ze weinig voor hem konden doen. Soms werken zijn nieren en soms weigeren ze dienst. In het laatste geval schakelt zijn lichaam over op een reserveprogramma, dat bij hem sterk ontwikkeld blijkt te zijn. Zijn laconieke kalmte heeft hij te danken aan het feit dat het bloed in zijn aderen niet goed gefilterd wordt. Er is dus niets aan de hand. Overigens zou hij het erg waarderen wanneer ik hem er niet voortdurend aan herinner dat het laat is en hij eigenlijk moet gaan slapen.
Vanaf het moment dat de Russen vaste voet in Praag hadden heeft de Tsjechslowaakse Veiligheidsdienst mijn vriend Jiří proberen te rekruteren. Niet alleen zijn beroep van fotograaf maar ook die kalmte, die hem zo vertrouwenwekkend maakt, bestempelde hem tot de ideale persoon om de strijdende arbeidersklasse bij te staan. Van infiltratiepogingen onder emigranten in het buitenland waren heel wat veiligheidsagenten beschadigd teruggekeerd, die door hun onopvallend gedrag direct waren opgevallen. Een van de methoden om hen onschadelijk te maken was een middeltje in hun drankje, dat hun huid een blauwachtige kleur gaf. Het duurde verscheidene dagen voordat zo’n speurneus zijn normale tint terugkreeg.
De noodzaak om Jiří binnen de rijen van het staatsbewakende personeel te halen werd nog sterker gevoeld, toen iemand daar ontdekt had dat Henry Fonda, de held van het witte doek, aan een hartafwijking leed en dat
die kwaal de oorzaak was van diens ontwapenende en charismatische uitstraling. Doch Jiří Stach en zijn nieren wisten alle verleidingen te weerstaan, ook al belegerde de geduldige Veiligheidsdienst hem jaren lang afwisselend met beloften en dreigementen.
De gegevens van elke buitenlander die bij hem op bezoek kwam werden zorgvuldig in een dossier ondergebracht. Het ontvangen van bezoek uit het Westen kon immers ofwel omgewerkt worden tot een tegen de Staat gerichte vijandelijke activiteit, òf men kon de bezoeker zelf benaderen, in de hoop een medestander aan de andere zijde te winnen. Na het vertrek van één bepaalde gast bracht een geheime contactpersoon Jiří krantenartikelen onder de aandacht, die het regime niet al te positief afschilderden en die door de betreffende bezoeker onder pseudoniem in de westerse pers waren gepubliceerd.
Met ontzetting zit ik te luisteren. Ik krijg enorme behoefte om ergens overtollig spuug te deponeren, bitter spuug dat door de gal uit het lichaam wordt geperst. Voor zover ik weet ben ik de enige die altijd op de hoogte was van de identiteit van Jiří’s bezoekers. Kennissen gaf ik immers zelf zijn adres door. Op grond van een logische redenatie zou ik dus degene geweest zijn, die aan de listige dienaren van het Tsjechoslowaakse gezag de ware identiteit van de schrijver van die krantenartikelen onthuld zou moeten hebben.
Jammer, dat je in een beschaafde samenleving niet op de vloer mag spuwen. Ik zwijg en probeer me als Henry Fonda te gedragen. Angstaanvallen en panische pogingen om je onschuld te bewijzen, dat is precies waar de toenmalige beschermers van de openbare orde op zaten te wachten. Zodra iemand beweerde onschuldig te zijn, werd hij gedwongen om die onschuld ook te bewijzen en in een dergelijke situatie bleek een handvol leugens machtiger te zijn dan zakken vol waarheid. Gespannen blader ik door de agenda van mijn geheugen, op zoek naar een potentiële kandidaat die een rol gespeeld kan hebben bij het uitlekken van het pseudoniem.
Vlak voor de fluwelen revolutie is Jiří nog het slachtoffer van intimidatie geweest. Het gebeurde vroeg in de ochtend, toen hij naar huis terugkeerde van zijn atelier waar hij de hele nacht gewerkt had aan een catalogus van Boheems glas. Toen hij de auto geparkeerd had en zijn camara en statief uit de kofferruimte wilde halen, sprongen een paar politieagenten op hem af, die voor zijn huis hadden staan wachten. Met hun hand op de nog warme motorkap eisten ze een blaastest. Toen Jiří weigerde, met het verweer dat hij geen auto meer bestuurde, werd hij voor een bloedproef meegenomen naar een ziekenhuis. Vanwege de speciale medicijn voor zijn nieren slaagde
men er pas na twee uur in het bloeden te stelpen. De geschrokken politie was razend, omdat Jiří niets over medicamenten had gezegd. Ze gaven hem een boete en namen zijn rijbewijs af. Dankzij de omwentelingen van November is de boete nooit betaald.
Incidenten van dat soort zijn nog wel te verteren. Heel wat ernstigers is Peter Zuber overkomen. Die heeft de laatste tijd echt pech gehad, vertelt Jiří. Zijn meest recente ex-echtgenote is onverwachts met zijn vader getrouwd. Niet alleen is zij eensklaps Peters moeder geworden, maar ook moet hij zijn dochter nu als zuster beschouwen.
Heel wat mensen in Praag beroemen zich op een moreel aandeel in de fluwelen revolutie. De gouden nachtegaal van het goed betaalde populaire lied, die gedurende het hele communistische tijdperk bereidwillig als een gewaardeerde culturele ambassadeur fungeerde, blijkt ervan overtuigd te zijn, dat zijn verontwaardiging over de gebeurtenissen op het Wenceslausplein in Januari 1989 de werkelijke aanzet vormde tot herbezinning binnen de regering. Nadat Havel zijn bloemen ter nagedachtenis aan Jan Palach had neergelegd en de politie de menigte in elkaar had geslagen, had de zanger op de Oostenrijkse televisie verklaard, dat hij zich ervoor schaamde een Tsjech te zijn. Dat gevoel was blijkbaar nooit eerder bij hem opgekomen.
Schrijvers, die nooit zijn opgepakt of in de gevangenis zijn beland, maken nu volop gebruik van de kersverse vrijheid van ondernemerschap en publiceren boeken over hun heimelijk lijden, toen zij het mensonterende beroep van straatveger uitoefenden. Ik acht enkelen van hen er zelfs toe in staat, om het bloed uit hun aambeien uit te roepen tot bloed dat voor de revolutie heeft gevloeid. Anderen eisen financiële genoegdoening voor het feit dat ze onder het vorige regime niet hebben kunnen studeren en ze dus geen dokter, ingenieur of professor zijn geworden. Martelaarschap is big business geworden.
Daarnaast heerst een tendens om personen, die niet vervolgd of opgesloten zijn geweest, als onvaderlandslievend te beschouwen. ‘Niemand heeft het land hoeven verlaten,’ heeft de huidige minister van buitenlandse zaken gezegd. ‘Havel en mij hebben ze ook zover niet gekregen.’
Niet alleen de bevolking is op hol geslagen. Ook emigranten maken een mentaliteitsverandering door. Een van de troubadours van Charta, die in de jaren zeventig naar ons land is gehaald, onthulde bij de terugkeer naar zijn geboortegrond in een interview, dat zijn verblijf in Nederland een zelfkwelling was en een beperking van zijn persoonlijke vrijheid. Nu
vraagt hij voor een optreden met zijn protestsongs vijftienduizend kronen per avond en komt hij, ondanks het eerste miljoen dat hij dankzij de revolutie heeft binnengehaald, met auto en chauffeur in Nederland zijn werkeloosheidsuitkering ophalen. Omdat hij in Praag officieel nog geen woning heeft gekregen, is hij van plan om over de burgemeester van Praag een pittige protestsong te schrijven.
Op het Jiri z Podebradplein baadt om vier uur ‘s ochtends de kerk nog steeds in het helle licht van schijnwerpers. De wijzerplaat van de klok ziet eruit als een enorme wekker. Een paar huizenblokken verder verrijst een moderne televisietoren: het symbool van de nieuwe geestelijkheid.
Wouter staat binnen op de lift te wachten, terwijl ik overweeg om, zoals ik twintig jaar geleden bij elke veilige thuiskomst placht te doen, op een verlaten muur met urine een adelaar te tekenen. Soms beschikte ik, dankzij de Tsjechische Urquell, over zo veel vocht dat ik gemakkelijk een Habsburgse tweekoppige adelaar kon maken, maar vanavond ervaar ik dat er na het drinken van wijn weinig valt te creëren.
Vanuit het trappenhuis hoor ik Wouter met iemand praten. In het licht van de open lift staat een jongen. Uit zijn verhaal maak ik op, dat hij hier thuishoort, maar niet naar binnen kan. Nee, zijn sleutels heeft hij niet verloren en het aanbod van Wouter om zijn huisdeur te forceren slaat hij haastig af. Hij slaapt wel in de kelder. Daar is het bij de buizen van de centrale verwarming warm. Wouter had hij alleen aangesproken omdat hij hem voor iemand anders hield.
Ik begrijp de situatie en probeer Wouter de zaak uit te leggen. Wanneer in zo’n piepklein flatje een familielid een nacht met iemand alleen wil zijn, moeten jongere verwanten de straat op. Ook ik ben wel eens midden in de nacht door mijn broer uit huis gezet, omdat hij een relatie met een balletdanseres wilde uitproberen. In het geval dat je in de kelder niet voldoende nachtrust kreeg, kon je ‘s ochtends vroeg in de Hvezdabioscoop, waar een non-stop-programma draaide, je slaap inhalen.
Wouter stelt voor om de jongen die nacht in ons appartement onder te brengen. De persoon in kwestie begrijpt geen woord van wat wij zeggen en verdwijnt in de richting van de kelder. Het valt me op dat iets in zijn verhaal niet klopt. De jongen heeft een Zuidboheems accent en bovendien zou hij, gezien zij leeftijd, nooit samen met zijn broer een eigen appartement kunnen bewonen. In Praag sta je gemiddeld vijftien jaar op een wachtlijst voordat je een woning krijgt.
Maar Wouter slaat mijn waarschuwing in de wind. Nu hij weet dat iemand onder hetzelfde dak zich als een zwerfhond in de kelder rolt, zou hij geen oog dicht kunnen doen. De lift daalt naar beneden en voert de verbaasde jongen vervolgens mee naar onze flat.
Terwijl Wouter van het vloerkleed en kussens van een fauteuil een humane slaapgelegenheid creëert, vertelt de jongen dat hij Marko heet. Als bewijs haalt hij zijn persoonsbewijs te voorschijn. Hoewel ik nieuwsgierig ben, vind ik het gênant om als een controleur zijn papieren te bestuderen. Op mijn vraag geeft hij toe dat hij uit Ceske Budejovice komt.
Wouter en ik zitten in zaken, in bedrukt papier, onthul ik. Terwijl Wouter driftig in een Tsjechisch woordenboekje zit te bladeren, merkt hij plotseling de weemoedig verlangende blikken op die Marko in de richting van de bananen op tafel werpt. Als toppunt van lekkers haalt Wouter uit de koelkast nog een tablet Hollandse chocola te voorschijn. Maar voor alle zekerheid steek ik voor het slapen gaan mijn paspoort onder mijn kussen. Op de zwarte markt is zo’n document nog steeds een fortuin waard.
Wanneer ik wakker word zit onze gast aan tafel en heeft hij zijn slaaphol al opgeruimd. Wouter probeert hem uit te leggen, dat de pillen die hij Marko aanbiedt geen drugs zijn maar vitaminen. Onze gast geeft echter de voorkeur aan de andere helft van de chocola.
Aan beide kanten verdwijnt nu de laatste achterdocht. Marko vertrouwt ons toe, dat hij het tijdens de Novembergebeurtenissen thuis niet meer kon uithouden en naar de hoofdstad wilde, ondanks de waarschuwing van zijn ouders dat onlusten levensgevaarlijk konden zijn. In Českè Budĕjovice was het moeilijk om erachter te komen wat zich in Praag afspeelde. Soms werd, vóór de nieuwsuitzending van acht uur, de electriciteit van het stadje uitgeschakeld, zodat niemand naar de tv kon kijken. Daarom was hij weggelopen en had hij bij zijn halfbroer onderdak gezocht. Hij paste ervoor om te leven zoals zijn ouders. Die durfden vast niet rond te vertellen dat hij ‘m stiekem was gesmeerd.
‘Hoe smaakt het brood in Nederland?’ vraagt hij opeens.
Ik beken dat het vier jaar geduurd heeft voordat ik aan het Hollandse brood was gewend.
Marko kijkt tevreden. Zijn broer heeft voor hem een baan in een bakkerij gevonden. Maar voordat hij daar aan de slag gaat wil hij nog van zijn pas verworven vrijheid genieten.
Tenslotte heeft hij nog één verzoek: mag hij misschien even onder de motorkap van Wouters auto kijken?
Op straat legt Wouter onder de bewonderende jongensblikken de autoorganen bloot. Bij het afscheid zegt Marko spijtig, dat de paar woorden Engels, die hij school heeft geleerd, helemaal zijn weggezakt. In heel Praag is geen leerboek voor vreemde talen meer te krijgen. Sommige boekwinkels hebben een bordje op de deur met ‘Niet in voorraad’ en iedereen begrijpt op welk soort boeken dat slaat.
Voor Jiří Vít is het pas het tweede vrije weekend sinds November. Daarom kan hij deze zondag met zijn gezin rustig aan tafel gaan en zelfs gasten ontvangen. Zijn recente baan was een kwestie van één telefoontje. Van juridisch ambtenaar bij Bouw en Woningtoezicht is hij plotseling de derde man van het land geworden, voorzitter van de presidentiële kanselarij. Nu is deze stille man verantwoordelijk voor de wetgeving die persvrijheid moet garanderen.
Bij onze aankomst hangt hij aan gymnastiekringen, die aan het plafond van de hoge gang van het ruime Jugenstil-appartement zijn bevestigd. Op deze manier pleegt hij de vermoeidheid van lange besprekingen op de Burcht weg te werken. De tijden dat hij in het weekend naar zijn buitenhuisje ging om de dagelijkse uitzichtloosheid te vergeten, in de tuin werkte of met zijn kano op de rivier peddelde, zijn voorlopig voorbij. Er moet krankzinnig veel werk verzet worden. Als een hond heeft het land al die jaren op een commando zitten wachten. Eindelijk is het mogelijk om iets te doen.
Onder het serveren van Martini’s merkt hij op, dat de gevangenschap van Havel tot de politieke traditie van Tsjechoslowakije behoort. Alle eerdere presidenten waren, voordat ze het ambt bekleedden, vervolgd of gevangen gezet. Husak zelf is een klassiek slachtoffer van het Stalinisme. Ook de schoonvader van Jiří Vít is in het begin van de jaren vijftig als minister van economie in de gevangenis beland. Misschien kwam dat door diens achternaam, Outrata, grapt Vít, een naam die letterlijk ‘verspiller’ betekent.
De schoonmoeder in haar rolstoel, omringd door haar kleinkinderen als op een sociaal-realistisch schilderij, vraagt ons gretig uit over Nederland. Ik vertel haar, dat de permanente, kritische ontevredenheid, die de onderdanen van deze constitutionele monarchie aan de dag leggen, een teken is van werkelijke democratie. Zelfs een kamerlid kan gestraft worden, wanneer hij zijn koeien verwaarloost. Naar mijn mening is in Nederland bereikt wat de communisten sinds 1917 beloofd hebben en wat daarginds geen centimeter dichterbij gekomen is. Bovendien is Nederland een volk
van kooplieden, die op grond van hun ervaring als ondernemer menselijke behoeften weten in te schatten. Maar ook voor Nederland geldt, dat niet iedereen die gekozen is automatisch weet hoe een land bestuurd moet worden.
Voor Wouter is het een raadsel hoe iemand als Jiří Vít, die nog nooit in het Westen is geweest, zulke perfecte Martinicocktails kan bereiden. Ook de andere gasten, een echtpaar uit Engeland, bevestigen het compliment. Aan tafel wordt Wouter neergezet naast de vrouw van de Engelse jurist, een Russische emigrante, en maakt hij voor het eerste mee hoe moeizaam het is je zelf te ontplooien in de nabijheid van Slavisch bloed. Ook zijn mededeling dat zijn uitgeverij de Russische Bibliotheek uitgeeft heeft geen invloed op het despotische spraakwater van zijn tafeldame.
Na de soep laat Vít me de documenten zien die de legalisatie van een reeks kranten en tijdschriften bekrachtigen. Voor dezelfde eisen, die nu zwart op wit zijn ingewilligd, werden tot voor kort pittige gevangenisstraffen uitgedeeld. Van een halve eeuw ergernis heeft het volk veel geleerd. Ook al komen nu kranten in omloop die zo de kattebak in kunnen, duidelijk is dat méér moet worden teruggegeven dan in het verleden is afgepakt. In een staat, waar de regering heerste zonder te dienen, was het individu er moeilijk van te overtuigen, dat wetten gehoorzaamd moeten worden. Het is geen wonder dat er nu een soort chaos heerst.
De positie van Havel lijkt op die van een ongediplomeerde arts, die een zware zieke moet opereren zonder dat hij ooit een operatiekamer van binnen heeft gezien. Niemand anders in het land kan op zo’n integriteit als Havel bogen. Toch houd ik mijn hart vast. Havel is geheel afhankelijk van het oordeel van anderen. Omringd door kennissen en vrienden luistert hij bij voorkeur liefst naar personen die ook in de gevangenis hebben gezeten.
Tevergeefs probeer ik een kritische discussie te ontlokken. Het land zit in de problemen en kan zich niet de luxe permitteren van het koketteren met een Platonische staatsmoraal. In het buitenland heeft men er geen idee van hoe vervuild het industriële Noorden is en hoe bejaard de hele infrastructuur. Zo heeft Praag uit Zweden een moderne drukkerspers voor kranten gekregen, maar men is er nog niet in geslaagd om voor het meters hoge mirakel een geschikte ruimte te vinden, zodat de machinerie nog steeds onuitgepakt in een pakhuis staat.
‘De oude nomenklatoera is moeilijk weg te krijgen,’ mengt Lydia, de vrouw van Vít, zich in het gesprek. Zij werkt in de universiteitsbibliotheek en is lid van Burgerforum. Van huis uit politiek geschoold, moest ze tijdens
de omwentelingen het bibliotheekpersoneel telkens weer uitleggen wat onder democratische verhoudingen wordt verstaan. Nadat de corruptie van de directeur van de bibliotheek was onthuld, eiste de personeelsraad zijn vertrek. De afgelopen zomer had deze directeur nog een kostbaar handschrift van een Dvořák-symfonie uit de verzameling als persoonlijk geschenk aan de vrouw van een Bulgaarse politicus gegeven, omdat hij gehoord had dat zij piano speelde. Op deze beschuldiging riep de directeur zijn personeel op het matje en verweet hen die partituur waardeloos gemaakt te hebben door er met blauw potlood aantekeningen op te maken. Beschadiging van staatseigendom en ontering van de nalatenschap van een Tsjechisch genie was zijn aanklacht. Het verweer van de musicologen, dat die blauwe notities van de hand van Dvořák zelf waren, werd genegeerd.
Toen dankzij de fluwelen revolutie het vertrek van de directeur onvermijdelijk leek, gooide de man zijn aktetas uit het raam van de zesde verdieping, stak één been uit het venster en wachtte vervolgens tot iemand de directiekamer binnenkwam om zijn wanhoopsdaad te verijdelen. Omdat de minister van cultuur een vroegere klasgenoot van hem was, besloot deze om de directeur tot zijn pensionering elders in de bibliotheek te handhaven.
We lopen over het Oudestadsplein. Het is een vochtige lentedag. Twee straatvegers peuteren met een speciaal daarvoor ontworpen stok tussen de klinkers sigarettepeuken los. Dankzij dit soort activiteiten heeft het land onder de vorige wereldverbeteraars geen werkeloosheid gekend. Wouter zou de mannen hun baan niet willen ontnemen, maar voelt toch meer voor een grote, efficiëntere schoonmaak. Het achterstallige zelfrespect van deze prachtige stad, waar de muzen je op elke straathoek toezingen, zou, volgens hem, het beste gediend zijn met een schone technologie.
Nog voordat ik de deur van de flat opendoe om daar de laatste nacht door te brengen, haal ik in het licht van de schijnwerpers het minuscule, opvouwbare fotoboekje te voorschijn dat ik als souvenir voor mijn dochter heb gekocht. Het leren bandje doet met zijn folkloristische ornamenten zeer Slavisch aan. Maar als ik het bandje openmaak blijkt de inhoud, die uit een harmonika van kleine fotootjes zou moeten bestaan, te ontbreken.
Om mijn verblijf in Praag niet met een teleurstelling te laten eindigen, besluit ik om de volgende morgen, vóór mijn afreis naar het Westen, wat worsten te kopen. Tsjechische worst heeft me altijd in een goed humeur gebracht. Je weet niet wat er in zit, maar onbeantwoorde vragen zijn de meest intrigerende.