Kronieken
Jan Wolkers, Het volstrekte isolement
In het bestek van enkele jaren verschenen van Jan Wolkers twee verhalenbundels, Serpentina’s Petticoat en Gesponnen Suiker, en de roman Kort Amerikaans. Zeven van de in de bundels opgenomen verhalen beschrijven jeugdepisoden; de ik-figuur is meestal met de andere gezinsleden in een eng-begrensde ruimte samengebracht. Binnen die ruimte heerst een vergiftigde sfeer van wreedheid en dood. De milieu’s staan los van de omringende wereld en er dringt vrijwel geen licht of geluid van buiten in door. Deze vereenzelviging zet zich voort in het gezin zelf. Tussen de ouders en de kinderen ontbreekt het kontakt, en ook tussen de kinderen onderling bestaat geen verstandhouding, zelfs niet in het verzet tegen het veelal als onbegrijpelijk en misplaatst ervaren gedrag van de vader en de moeder. Iedereen is opgesloten in een fataal isolement. Uitwisseling van gedachten is onmogelijk; de ik-figuur tracht door dialogen met zichzelf tot inzicht te komen in de problemen die hem bezig houden. Tussen de ik in de verhalen en de ouders ligt alleen een dubbelspoor van haat en onbegrip. Voor het kind zijn de volwassenen gevaarlijke reuzen, die de trommel met de hagedissen sluiten, zodat de beesten sterven; ze gooien dode dieren, duiven en hagedissen, in de vuilnisbak in plaats van ze behoorlijk te begraven. Ze hebben de mond vol over God en missen de elementaire eerbied voor het leven.
Voor de jongen echter betekent de natuur de enige mogelijkheid om uit de eenzaamheid te ontsnappen. Telkens keren dieren en planten in de verhalen terug; niet als decor of vage stoffering, maar geïndividualiseerd en altijd met name aangeduid: atalanta’s, een hazelworm, de springbalsemien, sneeuwbessen. Een boom is nooit alleen maar een boom, maar wordt terstond herkend als eik of berk of vlier. Er is een graad van samenhorigheid tussen de jongen en de natuur, die hij niet met zijn broers of zusters, of met zijn ouders kan bereiken. Het treiteren is tussen mensen de enige vorm van gevoelsexpressie.
In het verhaal De Verschrikkelijke Sneeuwman liggen de motieven van het werk van Wolkers in één greep samengevat. Het is het enige jeugdverhaal dat in de derde persoon is geschreven, alsof de schrijver zijn stof heeft willen objektiveren. Herman drijft het
isolement zover, dat hij, hoewel niet gewond, zijn hoofd met verbandgaas omwikkelt en voorgeeft met blindheid geslagen te zijn. Door twee in de windsels uitgespaarde spleten wordt de omgeving geobserveerd. Op deze eenzame uitkijkpost brengt de jongen verslag aan zichzelf uit: Ze hebben nooit iets merkwaardigs gedaan, de volwassenen. Nooit hebben ze iets verricht dat voor een kind de moeite waard is om van te dromen op een zomeravond, als met het gele avondlicht de geur van vlieren binnenkomt… Wat kunnen ze een jeugd toch vergiftigen, dacht Herman. Als een schroef draaien ze je scheef in het hardste hout, en als het niet verder met de schroevendraaier gaat, slaan ze er met de hamer op.
Van de andere kant is de verschrikkelijke ramp die hem getroffen heeft voor de huisgenoten alleen maar een vervelende komplikatie die hun sleurleven in de war stuurt. Geen eerlijk woord van medeleven komt over hun lippen. Wanneer Herman naar een beter gelegen kamer wil verhuizen, wordt hem die gunst geweigerd. Maar wat heb je nu aan een uitzicht? Het zolderkamertje is toch mooi genoeg, vooral in jouw situatie. Hij neemt de gedragingen van de volwassenen met mikroskopische nauwgezetheid waar en slaat ze met een meedogenloosheid, die aan het werk van W.F. Hermans doet denken, gade. Het menselijk bestaan is een eiland van haat op de onderstroom van de dood. Waar in de andere verhalen, die de vroege jeugd beschrijven, de natuur als bevrijdingsmiddel wordt beproefd, wordt in dit verhaal over een rijpere knaap voor het eerst de seksualiteit als zodanig geïntroduceerd. Maar het leven heeft geen mogelijkheden tot verlossing te bieden, ook de liefde faalt. Ogenschijnlijk geeft het meisje, waarmee hij omgaat, zich aan hem over, maar op een gegeven ogenblik merkt hij in bed dat ze haar van genot trillende lippen niet aan hem te danken heeft, maar aan de foto van een aan een strand poserende gebruinde bodybuilder, die over zijn eigen foto is geplakt. Niet alleen is geen toenadering tussen de mensen onderling mogelijk maar de desintegratie grijpt ook in het eigen leven van de mens in. Het persoonlijk verleden en de jeugd warden vernietigd. Het bestaan valt uiteen in op zichzelf staande ogenblikken en verliest kontinuïteit en samenhang. Ik pakte de zaag die halverwege de stam zat en zaagde verder in het vochtige hout. Er viel oranje zaagsel op het grind. – Ik zaag mijn herinneringen aan stukken, dacht ik. Het verleden wordt verbrand. Het is beter dat er niets van overblijft.
De motieven van het isolement en de haat worden elk in het bijzonder in twee verhalen tot in het absurde uitgewerkt. Het eerste in Laatste Kwartier, het verslag over een man die, eenzamer kan het niet, op een denkbeeldige planeet leeft, waarop nu en dan aardbewoners arriveren. Hij neemt ze onmiddellijk gevangen en onderwerpt ze aan de afschuwelijkste folteringen. Tenslotte ontmoet hij op deze wijze een vrouw en het heeft er even de schijn van dat hierdoor de ban van zijn eenzelvigheid verbroken
wordt. Maar wanneer hij een naam voor hun kind probeert te vinden vormt, niet eens hijzelf maar een onverbiddelijk ingrijpend noodlot, uit losgeknipte kranteletters het woord Kain; de liefde kan alleen maar verderf voortbrengen.
Een orgie van de wraak beschrijft Wolkers in het verhaal Gevederde Vrienden: een man houdt zijn vrouw veertien dagen lang opgesloten in een ijskast, ontleedt haar vervolgens onaandoenlijk, alsof ze een willekeurig voorwerp was, met bijl en mes en geeft haar lichaam tenslotte aan de meeuwen op het dak tot voer. Het is met grote bedrevenheid geschreven, maar zo ontmenselijkt en zo hermetisch in zijn amoraliteit, dat de tot het uiterste beleefde wraak niet meer tot de lezer doordringt, zoals ook te fijne trillingen aan het gehoor ontsnappen.
Verlossing heeft de mens alleen van de dood te verwachten. Het leven is uitzichtloos, de eenzame mens is van alle waardigheid en waarde verstoken. Hij is nauwelijks een individu. Alleen het lijden geeft hem zijn gelaatstrekken. In het verhaal ‘Langpootmuggen’ voert een man een gesprek met zijn gestorven vrouw. Hij grijpt de gipsen koppen van Mozart en Beethoven van de piano en zegt tegen haar: Je dacht, alle mannen zijn gelijk. Ze zijn allemaal in dezelfde mal gegoten. Ze hebben alleen verschillende namen. Maar zo is het niet… Het leven maakt alles verschillend. Het slaat de mensen met de koppen tegen elkaar. Hij grijpt de koppen bij het voetstuk vast en slaat ze woest tegen elkaar. – Zie je, nu zijn ze verschillend. Mozart met lupus en een barst van hier tot ginder. Beethoven met een in de soep gedraaid oog en een hazelip.
De enige uitweg die de mens naar de verlossing overblijft is de dood. De dood beheerst vrijwel alle verhalen. Hij roept panische angst op, maar eist onderwerping en verzoening, want alleen in en door de dood krijgt het leven betekenis. De mens wordt pas geadeld wanneer hij gestorven is. Voor me ligt het lijkje van een hazelworm… Ik denk er ineens aan dat hij nu pas op zijn latijnse naam lijkt, zoals hij daar ligt, breekbaar en een beetje ingedeukt: Anguis Fragilis. Alle dieren krijgen hun latijnse namen als ze dood zijn, denk ik. Een duizendpoot wordt een polydesmus, een fuut een podiceps cristatus. Wat is de latijnse naam van mijn broer, van een mens. Homo sapiens.
Ook in de roman spelen dezelfde lijnen door elkaar heen. Erik van Poelgeest is door zijn litteken tot eenzaamheid voorbestemd. De oorlog dwingt hem onder te duiken. Hij komt terecht in een schildersakademie, waar alleen een paar N.S.B.’ers werken. Wezenlijk kontakt is dus bij voorbaat uitgesloten; zij vormen integendeel een voortdurende bedreiging voor zijn veiligheid. Hij heeft verhoudingen met twee vrouwen, een braaf rooms meisje en een ondergedoken jodin. Hij hoopt, maar tegen beter weten in, zijn lot in de liefde te ontlopen. Erik bukte zich om de kaars op te rapen. Toen hij overeind kwam merkte hij pas dat hij een erectie had. Zou dat de enige mogelijkheid zijn om de sterren te bereiken,
dacht hij, terwijl hij de grote onhandige sleutel van de buitendeur uit zij zak haalde. Maar hij is dermate inwendig verbrokkeld, dat hij de liefde niet in zijn leven kan onderbrengen. Naar bed gaan met een vrouw is een formele handeling, waartoe een hem vreemd mechanisme hem dwingt en die alleen angst achterlaat. In iedere zaadcel zit een klein skeletje, dat je bij een vrouw naar binnen schuift. Liever dan tot een vrouw van vlees en bloed, neemt hij zijn toevlucht tot een tors die de schilders als model gebruiken. Ik hoef niet langer alleen te zijn, dacht hij. Eindelijk heb ik een vrouw gevonden voor wie ik mijn hoofd niet hoef af te wenden uit angst dat ze mijn geschonden gelaat zal zien, die me niet zal verlaten omdat ik haar van te voren al gezegd heb dat het onmogelijk is. Op het ogenblik dat het hem duidelijk gaat worden dat de verhouding met het joodse meisje kans van slagen heeft, overmeestert hem een blinde vemietigingsdrift. Hij verlaat het bed, waarin het liefdesspel hem niet gelukt is. In een opwelling om zijn verdoemdheid te manifesteren knipt hij voor een spiegel wat haar dat zijn litteken gedeeltelijk bedekt weg. Daarna liep hij naar de tors, knielde erbij neer en sloeg zijn armen er omheen. Ben je erg eenzaam geweest, vroeg hij fluisterend. Ik heb je lelijk in de steek gelaten, maar ik ben je niet ontrouw geworden. Hij tracht zich met de levenloze stof te vereenzelvigen; ook zijn isolement kan alleen maar in de vernietiging worden opgeheven. Ik word langzaam van gips als ik haar aanraak.
De roman vertoont opmerkelijk veel overeenkomst met De Donkere Kamer van Damocles van Hermans. Met de baardeloosheid van Osewoudt korrespondeert met het litteken van Van Poelgeest, beiden zijn onmiddellijk als verworpenen kenbaar; allebei de romans spelen zich af in het decor van de bezetting zonder echte oorlogsromans te zijn; zowel hier als daar treedt een joodse onderduikster op met een vrijwel identieke funktie. Bij Hermans en bij Wolkers het onvermogen tot zelfontstijging, dat het leven verminkt, en beide schrijvers veroordelen hun held tot de kogel. Al heeft m.i. de roman van Hermans model gestaan voor Kort Amerikaans, Wolkers ontwerpt zijn sujetten vanuit een volkomen eigen ervaringswereld, en zijn lenige inventie en zijn karakteristieke stijlmiddelen bewijzen een uitzonderlijk schrijverschap.
M. Verdaasdonk.